Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God allen overgebleven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God allen overgebleven

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot U riep ik, o Heere! ik zeide: ij zift mijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden. Psalm 142 : 6

II.

Op de wereld kon David niet terecht, maar in de hemel mocht hij gehoor vinden. Op de wereld was er voor het gevoel van David niemand, die hem kende, maar in die ogenblikken mocht hij geloven, dat er toch nog Eén was. Die zijn pad kende. En tot Hem, de Heere zijn God, riep hij.

Het is Gods gewone weg om Zijn volk door kruis en druk te oefenen en hun hart en mond nog eens open te breken. Want och, wanneer het alles zo voor de wind gaat, dan kunnen wij God wel aan Zijn plaats laten. Wanneer er geen dadelijke nood is, dan kunnen wij God wel missen. De praktijk van ons leven leert het wel, dat wij naar God geslagen en gebeukt moeten wprden. In ons gewone leven roepen wij niet veel. O, wat een sleur en gewoonte is menigmaal ons bidden, hoewel het dan met de naam van bidden niet genoemd kan worden. De meeste Hjd zijn het maar woorden, die niet verder dan onze lippen komen. En nu is het ook waar, dat de nood op zichzelf ons niet doet bidden. Het wordt zo menigmaal lichtvaardig en ondoordacht uitgedrukt, want wanneer de Heere Zelf 'in de nood niet meekomt, dan komt er meer vijandschap naar voren dan dat er behoefte is om de Naam des Heeren aan te roepen. Toch behaagt het de Heere soms om de nood te gebruiken om Zijn volk tot Hem te doen roepen.

Die, door de nood gedreven, Zich tot Hem om troost begeeft. Psalm 146 : 3

Toen niemand meer voor Davids ziel zorgde, riep hij tot de Heere.

De Baaipriesters hebben ook geroepen, maar zij riepen tot een god, die niet bestond. Maar dat was bij David zo geheel anders. Hij riep in zijn benauwdheid en in zijn eenzaamheid tot de levende God. Tot die God, Die voor David geen vreemde en geen onbekende was.

Wanneer Gods volk op de wereld niet meer terecht kan, dan is de weg tot de hemel nog open. Christus heeft door Zijn bloed en gerechtigheid die weg voor al Zijn volk geopend, en doof Gods Geest mogen zij er gebruik van maken. Gods troon en hart staan voor dat arme volk steeds open. Hij zegt Zelf: „Roep tot Mij, en Ik zal u antwoorden en Ik zal u bekend maken grote en vaste dingen, die gij niet weet".

Reeds als kind had David God leren kennen. Het had God behaagd Zichzelf aan en in David te openbaren door de tussenkomst van de beloofde Messias. Hij had Hem leren kennen als een heilig en rechtvaardig God, maar ook als een God, Die vol is van genade, barmhartig, goedertieren, genadig en weldadig. Hij had Hem leren kennen als de Jehova, de God des eeds en des verbonds, de Almachtige, maar ook de Getrouwe en de Onveranderlijke. Hij had Hem leren kennen als zijn God voor tijd en eeuvdgheid. En hoe jammervol en treurvol nu ook uitwendig zijn omstandigheden waren, inwendig bezat David de grootste schat en de grootste rijkdom. Hij zat nu in een spelonk, maar die God verwaardigde hem om tot de Heere te mogen roepen. David had het in zijn leven wel geleerd, dat alles van boven komen moet. Gods volk beleeft tijden, dat het uit-en inwendig zo bang is. maar dat ze ook nog niet roepen kunnen. Er zijn tijden, dat God Zijn aangezicht verbergt, en dat ook de toegang tot de hemel zo versperd is. Dat God Zich als met een wolk bedekt, zodat er geen gebed door kwam. Klaag]. 3 ; 44. De meeste tijd maken onze zonden een scheiding tusfere en onze ziel. O, wat zijn 5en^kWK|re da^^^^Btiji ajden om te nÉHfen doorleven^BB^du 'rven we nie^^H^en, maar ook gebeurt het, dat vidj JRwülen roepen, omdat de vijand ons zo bespot, of omdat wij zo lusteloos en biddeloos zijn. Maar hier in deze tekst mocht David tot de Heere roepen. En dat was wel allereerst een bewijs, dat die getrouwe Jehova aan Zijn kind dacht in al zijn verdriet en in al zijn smart. God Zelf legt door Zijn Geest het gebed in de harten van Zijn volk. Van zichzelf, och dan zouden zij nooit naar boven kijken, maar God trekt de harten van Zijn gunstgenoten tot Zich, en Hij verwaardigt hen op grond van de gerechtigheid Christi hun mond tot God open te doen. En dat geeft lucht en verademing.

Toen Saul bij God niet meer terecht kon, maakte hij een eind aan zijn leven, maar God verwaardigde David om in zijn grote nood tot God ie roepen. En van de zijde van David kunnen we opmerken, dat het geloof in oefening was, dat de hoop niet was vergaan en dat de liefde niet was verteerd.

In de wedergeboorte hebben al Gods kinderen drie levensgezellen gekregen: geloof, hoop en liefde. En steeds zullen zij dat volk vergezellen. Christus bidt, dat hun geloof nooit zal ophouden. God onderhoudt de hoop in de harten Zijner gunstgenoten, en de Heilige Geest houdt het vuur der liefde brandende in hun zielen. God staat voor Zijn eigen werk in. O neen, wat God in de harten van Zijn» volk gewerkt en geschonken heeft in de ure der wedergeboorte, dat kan geen duivel uit de hel, geen vijand op de wereld, en geen zonde of ongeloof in ons eigen hart wegnemen. Het kan voor een tijd wel als stil liggen, en zo zeer bedekt zijn, maar weg is het nooit.

En vooral in banden en gevangenissen wil God Zijn eigen werk openbaren en verlevendigen. God laat nooit varen de werken Zijner handen, en Hij laat ook Zijn volk nooit omkomen in de bangste wegen.

Gij heft mijn hoofd omhoog En doet m' Uw gunst aanschouwen.

En wanneer God dan de hemel opent en ons hart en onze mond opent, dan krijgen wij ook zulk een ootmoedige vrijmoedigheid. Dat blijkt zo duidelijk in deze tekst.

De Naam des Heeren is een sterke toren, de rechtvaardige zal er henenvlieden en in een hoog vertrek gesteld worden. David mocht daar in die spelonk vrijmoedig tot God spreken. , , Ik zeide: Gijt zijt rnijn Toevlucht, mijn Deel in het land der levenden". Het grootste wonder op de wereld is wel, dat God tot Zijn volk van vrede spreekt. , , En Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken". En de Heere Jezus heeft Zelf gezegd: „Mijn schapen horen Mijn stem".

Zij kennen Zijn stem. Vandaar, dat de bruid in Hooglied 2 : 8 uitriep: , Dat is de stem mijns Liefsten". O, wat is het aangenaam, vernederend, maar ook vertroostend, om die stem te mogen horen. Hoe menigmaal gebeurt het niet, dat dat volk zegt: eere, spreek nog eens tot mijn ziel; laat ik Uw stem nog esns mogen horen. En vanaf het ogenblik, dat God Zijn volk uit de dood geroepen heeft tot het leven, dat zij naar God bedroefd zijn geworden, hebben zij de verborgen plaatsen opgezocht om hun hart voor God uit te storten. Zij worden gevoerd met smekingen en geween. Zij bekennen hun schuld, zij erkennen Gods recht, maar zij leren ook smeken om genade.

Bij dagen en bij nachten schreeuwen zij God achteraan. Het is er hun ziel om te doen om genade in Gods ogen te mogen vinden, vergeving van al htm ongerechtigheden, verzoening met God door het bloed des Lams, herstelling in die volzalige gemeenschap met God, waaruit zij gevallen zijn. In het openbaar en in het publiek durven zij soms lange tijd hun mond niet open te doen. Dan zijn zij zo besloten en kunnen niet uitgaan. De binnenpraters schreeuwen soms zo hard: Het is alles maar uit kracht van opvoeding; het is je consciëntie maar; het is maar om van de straf verlost te worden; het is het ware werk Gods niet in je hart, je zult toch eenmaal als een huichelaar openbaar komen, weer terug in de wereld vallen, als een schandvlek voor Gods kerk sterven, enz. enz.

Wat is er gedurig veel, dat hen doet zwijgen. Neen, zij hebben er geen vrede mee, maar er is geen kracht om zich te openbaren, voor God en Zijn Naam en zaak uit te komen.

Gr-R. Ds W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's

God allen overgebleven

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1953

De Banier | 8 Pagina's