Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXIII.

Augustimis presbyter, daarna medebisschop, vervolgens bisschop van Hippo.

Augustinus' plan om naar zijn geboorteplaats Tagaste in Noord-Afrika terug te keren, werd door de onverwachte dood van Monnica niet uitgevoerd. Ongeveer een jaar bleef hij in Rome, waarheen hij zich na zijner moeders dood begeven had. De Manicheërs, met wie hij voorheen te Rome omgang had gehad, namen nu een allesbehalve vriendehjke houding tegenover hem aan. Dit gaf hem aanleiding een boek op te stellen, toen hij in het jaar 388 in Afrika was teruggekeerd, hetwelk handelt over de zeden der kerk en de zeden der Manicheërs.

In Tagaste gekomen, verkocht hij zijn vaderlijk erfgoed en gaf de opbrengst aan de armen, terwijl hij alleen het vruchtgebruik behield van een klein stuk land. Daar vestigde hij zich met enige gelijkgezinde vrienden, om zich, zonder persoonlijk eigendom, in stille afzondering te wijden aan de dingen van het Koninkrijk Gods. Behalve het zo even genoemde werk schreef hij hier ook nog andere wericen, zoals dat „Over het boek Genesis" en „Over de ware godsdienst". Door deze geschriften kreeg Augustinus in wijdere kring bekendheid, hetgeen maakte, dat hem van verscheiden© kanten om raad gevraagd werd. Het groot vertrouwen, dat hem daarbij ten deel viel, deed hem echter meermalen in angst en vreze verkeren. Hij vreesde namelijk, dat op hem, zoals dat in zijn tijd meermalen gebeurde — denk slechts aan Ambrosius — door zijn medechristenen een zware pressie zou worden uitgeoefend om één of ander ambt in de kerk te 'gaan bekleden. Daarvan wilde hij echter in het geheel niet weten, onwaardig als hij zich daartoe gevoelde. Zonder te vermoeden wat hem overkomen zou, gaf hij daarom gehoor aan een uitnodiging van iemand te Hippo Regius, die voornemens was de wereld te ontvlieden.

Gedurende zijn verblijf irr genoemde plaats beluisterde hij ook de bisschop aldaar, Valerius geheten. Toen deze in een preek eens sprak over de behoefte, die de gemeente had aan een presbyter of ouderling, nam het volk Augustinus, stelde hem aan de bisschop voor en verlangde luide en eenstemmig hem tot presbyter te wijden. Hoe zeer Augustinus ook tegenstreefde, het mocht hem niet baten. Hij moest toegeven, zodat hij weldra, in het jaar 391, nadat hij zich enige tijd aan de studie des Bijbels had gezet, door Valerius in het ambt van presbyter werd bevestigd. Voor Valerius, die al op hoge leeftijd was en bovendien, als afkomstig uit het Griekse deel van het rijk, slecht Latijn sprak en helemaal geen Punisch, was dit een grote uitkomst.

Het lag dan ook voor de hand, dat, toen Valerius vanwege hoge ouderdom zijn taak beëindigen moest, Augustinus zijn opvolger zou worden. Voordat het daartoe kwam, werd hij echter in het jaar 395 reeds medebisschop van Valerius. Augustinus wilde zich daarvoor eerst niet geven, maar Valerius wist wat hij deed. Gezien toch de invloed en de naam, welke van Augustinus uitgingen, was hij maar al te zeer bevreesd, dat men van elders een beroep op Auigustinus zou doen. Daarom wilde hij hem aan Hippo binden, hetgeen dan ook na lang aanhouden gelukte. Augustinus werd medebisschop van Valerius.

Toch had Augustinus in die tijd ook tegenstanders onder de leden van eigen kerk. Zo onder meer de bisschop van Numidië, die er tegen was om hem tot bisschop naast Valerius aan te stellen. Dit kwam doordat sommigen Augustinus nog niet erg vertrouwden. Men vroeg zich namelijk af of hij wel een goed zieleherder zou zijn. Hij was immers Manicheër geweest en zijn vroeger leven was nu niet bepaald vertrouwen wekkend. Zelfs deden lasterlijke geruchten de ronde. Een onderzoek, dat ingesteld werd, heeft hem echter volkomen van blaam gezuiverd.

Aan deze feiten is het zeer waarschijnlijk te danken, dat Augustinus in 397 zijn Confessiones geschreven heeft, waarin hij zijn leven voor tijdgenoot en nageslacht heeft blootgelegd. Enkele jaren na het verschijnen dezer bekentenissen heeft de leider van de sekte der Donatisten deze Confessiones misbruikt voor een persoonlijke aanval op de schrijver ervan. Onbewogen echter gaf Augustinus deze scheldende donatist ten antwoord: „Hoe meer gij mijn fouten misprijst, des te meer prijs ik mijn Geneesheer".

Na het overlijden van VaJerius in 396 werd Augustinus tot zijn opvolger gekozen, zodat van nu af tot aan zijn dood Augustinus de enige bisschop van Hippo Regius was. Hij had dit ambt zelf nimmer gezocht. Integendeel, hij had zich voorgesteld een leven in eenzaamheid met enkele vrienden, die evenals hij zich wensten te wijden aan noeste letterarbeid en geestelijke oefeningen. God had echter een gans andere taak voor hem bestemd. Hij, die eenmaal zijn leven in de dienst der wereld en zijn eigen boze lusten had gesteld, werd geroepen om een plaats in de kerk van Christus op aarde te bekleden. Toch kon Augustinus zijn begeerte naar een eenzaam leven niet geheel onderdrukken. Reeds spoedig nadat hij bisschop was gewor ï den, legde hij in een hof, in de nabP' heid van zijn kerk, een soort klooster aan, waarin hij aanvankelijk met anderen in vrijwillige armoede leefde. Slechts node ging hij later uit zijn geliefde kloosterhof over in de bisschoppelijke woning, omdat hij daarin voortdurend reizende gasten ontvangen moest.

Ondanks zijn voorkeur voor het kloosterleven was Augustinus tcoh geen lichtschuwende kluizenaar. Niet alleen betoonde hij de plicht der herbergzaamheid, maar ook wist hij gedurende de maaltijd zijn gasten bezig en de gesprekken gaande te houden. Slechts stond hij er op, dat nimmer jegens afwezigen de wet der naasterdiefde geschonden werd. Op zijn tafel stond de spreuk: „Wie achterklap en laster mint, geen toegaiug aan deez' tafel vindt".

Wat de armen betreft, dezen vonden in hem een liefderijk beschermer. Hun belangen werden nauwgezet behartigd, zodat zij rijkelijk verzorgd werden, zowel uit de inkomsten der kerk, als uit de afzonderlijke gaven, die voor hen binnenkwamen.

In zijn bisschoppelijke woning werd hij bijgestaan door de presbyters en diakenen, die hem in de gemeente hielpen. Een wereldlijke bisschop, zoals die na hem zo veelvuldig voorkwamen, is Augustinus nooit geweest. Integendeel, hij was de eenvoud zelf en toonde zich wars van alle wereldse pracht en praal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 1953

De Banier | 8 Pagina's