Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beleven en belijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beleven en belijden

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Totdat ik in Gods heüigdommen inging, en op kun einde merkte. Toen was ik onvemuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U. Ik zal dan geduriglijk bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat; Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij in heerlijkheid opnemen.

Psalm 73 : 17, 22-24

Ja, zo staat het er: beleven en belijden. Niet omgekeerd! Wel zouden we achter het belijden opnieuw beleven moeten plaatsen. Het belijden tussen het beleven in.

Voordat Asaf Psalm 73 kon schrijven door de inspiratie des Heiligen Geestes, moest hij beleven vwe God en wie hij was. De rechte belijdenis kan pas volgen op het beleven. Belijden gaat nimmer aan beleven vooraf. Wie het belijden niet laat staan tussen het beleven in, is tegen de Schrift. En wie geen beleven kent na het belijden, blijft volgens Gods Woord in gebreke. De Heere doet geen half werk.

Laat Gods Woord hier spreken en u voorlichten. We merken deze gang van zaken ook op in Psalm 73: beleven — belijden — beleven.

'\saf was een gekende des Heeren. Door 'Gods genade was hij kind van God geworden. Hij kende daardoor de gang naar God om dagelijks met lege handen voor zijn Weldoener te verschijnen met de belijdenis: Ik ben tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed. Maar met die belijdenis stond hij door Gods genade als een rots in de branding van het alledaagse leven. Des te armer hij zich gevoelde, des te rijker was zijn God voor hem. Zijn dagelijkse schuld en smet smartten hem, waarom hij dagelijks op de knieën moest voor God met Daniël. Dat waren rijke dagen, vol van lering en zielgenot. In die toestand kon hij zich kwijt aan God en wist hij zich veilig bij God.

Totdat

Ja, het ging goed zo lang Asaf zichzelf niet goed vond. Doch toen dit veranderde, ging het met Asaf snel bergafwaarts. Had hij eerst opwaarts geblikt, nu keek hij om zich heen. Wat zag hij? Wel, dat het de goddelozen „goed" en de rechtvaardigen „kwaad"ging. Toen begon Asaf te redeneren. Hij vergeleek het één met het ander en de slotsom was: God doet het niet goed!

Als kind van God meende hij op aEes en nog wat aanspraak te kunnen maken.

Aan genade werd niet meer gedacht. Asaf hield God zijn rekensom voor. Volgens Asaf moesten de goddelozen het ontzaggelijk slecht hebben en de vromen moesten alles hebben wat hun hart begeerde. Niet dat Asaf in de zonde wilde uitspatten, doch als er eens voordeeltjes waren op stoffelijk gebied, mocht hij er dan niets van hebben?

Terwijl hij dan om zich heen keek, merkte hij op: de goddelozen hebben voorspoed en ik word de ganse dag geplaagd. Asaf kon Gods beleid niet bewonderen. Als we, zoals Asaf, niet verder blikken dan op het tijdelijke, ja, dan is er veel voor te zeggen om Asafs kant uit te gaan. Maar brengt het u vrede?

Wat kan het ver aflopen met het volk des Heeren. En Asaf is nog wel een ziener bij de gratie Gods, en wat ziet hij nu alles verkeerd en wat laat hij zich door de schijn bedriegen. De goddeloze krijgt immers wat zijn beestenhart begeert, zij doen wat zij wülen? Ja, zegt Asaf, zij zetten hun mond tegen de hemel en hun tong wandelt op de aarde. Zij spotten met God, en toch hebben zij rust in de wereld en vermenigvuldigen het vermogen. Zij zijn niet eens bang om te sterven, en als het sterven wordt gaan zij rustig heen. Asaf kan dat alles niet meer volgen.

Zou het nodig zijn, Asaf, dat u het kunt volgen? Kan de mens Gods vidjs beleid doorgronden?

Maar wat is het heerlijk, dat de kerk van alle eeuwen weten mag, wanneer Asaf deze psalm schreef. Na zijn afdwaling. Juist daardoor wordt het openbaar, dat hij waarHjk ziener is. De zieners Gods worden eerlijk gemaakt en doen zich niet mooier voor dan zij in werkelijkheid zijn.

Als Psalm 73 begint, hoort ge direct een prijzen van de Naam des Heeren. Daarna gaat hij zeggen wie hijzelf is, om dan tenslotte te eindigen in de grootmaking van Gods deugden.

Loutere genade des Heeren als het zo mag gaan. Als de Heere Asaf niet uit de doolhof gehaald had, zou hij voor eeuwig verdwaald zijn. En waimeer weet een mens of hij fout staat of goed? Laat de Schrift daar de uitspraak over geven. Totdat ik in Gods heiligdommen inging. Wie staat er dan recht? God of de mens? We laten het antwoord hierop aan u over.

Neen, toch niet. Wie het mee mag maken, dat de Heere door het Woord en de Heilige Geest gaat spreken in zijn leven, wil met zijn vragen en antwoorden uit 's hemels heiligdommen bediend worden. Bij hem wordt het Woord de bron van kennis: zelfkennis en Godskennis door de Heilige Geest, Die Zich paart bij het Woord. Alle eigen gedachten over God en Goddelijke zaken gaan daar resoluut over boord; ook vermeende bevinding en daar krijgt hij absolute onderwerping aan Gods leiding. Zahg is het niets te wezen.

Wie waarlijk in Gods heiligdommen wordt ingeleid, leert xwijgen. En wie zwijgt, krijgt onderwijs. Naderhand mag hij het nog wel eens navertellen, maar nooit zal hij de rijkdom weer kunnen geven van het Goddelijk onderwijs.

Hoe geeft God Zijn ondervidjs? Door in te laten gaan in Zijn heiligdommen. Wat is dat heiligdom?

Eenvoudig de hemelse leer. De leer over de verzoening door voldoening. Een leer, waar de drieënige God Zich stipt aan houdt en waarbij Hij Zich door geen menselijke leringen en verdraaiingen laat verdringen. In het licht van die hemelse leer, waar God drieënig Zelf de hemelse Docent is, krijgt esn mens klaar te zien wie God is en wie de mens is. En dat bij de gedurigheid na ontvangen genade. Als we weinig in die heihgdommen toeven, zullen we verdorren en verstarren in het geestelijke leven en dan zal er weinig sprake kunnen zijn van vorderingen in het leven der genade.

Als wij b.v. van onze bevinding een heiligdom gaan maken, reken er dan op, dat ge in hetzelfde huis terecht komt als Asaf, die zei de: God doet het niet goed. Maar de ware beleving in Gods heiligdom doet ons andere dingen zeggen. De ware beleving maakt ons eerlijk, die van nattue leugenaars zijn. De beleving in Gods heiligdom geeft gezicht op waarheid en leugen, op schijn en werkelijkheid. Deze beleving ziet ook weer de rechte verhouding in de hemelse leer van Wet en Evangelie. Deze beleving ziet, dat de voorzienigheid Gods overal is en blijft, ook al lijkt het bij ogenblikken, dat alle dingen tegen de rechte orde in of willekeurig geschieden.

Wie in Gods heiligdom ingaat, komt bij God op school en krijgt God als Leermeester. Die Leermeester gaat onderwijs geven uit Zijn Woord. Daarom en daardoor alleen krijg ik de beginselen van Gods Woord te verstaan. Velen horen het Woord en lezen het, maar wie de Leermeester mist, verstaat niet wat in het Woord geschreven is. Het is voor hem een duistere rede. Hij gehoorzaamt het Woord ook niet. Hij kent noch de wet, noch het Evangelie. Doch onderwezen door God, zie, dan wordt het alles Geest en leven. Niet genoeg kan hier op gewezen worden.

S.

Ds J. C. VAN RAVENSWAAY

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's

Beleven en belijden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's