Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXVI

Donatus, leider der naar liem zo genoemde Donatisten. Hevige strijd.

Uit het voorafgaande is gebleken, dat er in het begin der vierde eeuw in de Noord-Afrikaanse Kerk een grote scheuring is ontstaan. De ene partij had tot bisschop Caecilianus, de andere Majorinus, een huisvriend van de reeds genoemde weduwe Lucilla. Na het overlijden van Majorinus in 't jaar 313 werd 'n zekere Donatus zijn opvolger. Deze Donatus bezat eigenschappen, welke hem voor het leidersschap bijzonder geschikt maakte.

Hij was namelijk iemand van vurige, heftige zelfs wilde welsprekendheid, bezat een grote dosis vrijmoedigheid en paarde voorts aan grote werkkracht vastheid van beginselen. Zijn volgelingen droegen hem dan ook op handen, zo zelfs, dat, terwijl ze in anderen de geringste eerbewijzen aan afgoden ten sterkste afkeurden, hem op de overdrevenste wijze vereerden door bij zijn naam te zweren en door hem tot wonderdoener te verheffen en zelfs de bijnaam te geven van „de Grote". Naar hem werden zij in het vervolg Donatisten genoemd.

Behalve hun verzet tegen het te gemakkelijk weer opnemen in de Kerk van personen, die zich in tijd van vervolging op de één of andere wijze misdragen hadden bijvoorbeeld door de heilige Schrif­ ten aan de heidense overheid over te leveren, verzetten zij zich tegen de inmenging van de Staat in kerkelijke aangelegenheden. Dit komt wel zeer sterk tot uiting in de woorden door Donatus uitgesproken, toen de keizerlijke commissarissen trachtten door omkoperij met geld en geschenken de eenheid der Kerk te herstellen, namelijk deze woorden: „Wat gaat de Kerk de keizer aan". Met deze woorden gaf de leider der Donatisten te kennen, dat kerk en staat gescheiden behoorden te zijn, daar volgens hem het bederf der kerk zo al niet geheel, dan toch voor een zeer belangrijk deel een gevolg was van de nauwe band, welke er tussen staat en kerk beston< 3. Dit werd ook door de donatistische bisschoppen van de kansels verkondigd. De boze geest, die tevoren openlijk de Kerk vervolgde — zo zeiden deze bisschoppen — is thans een veel gevaarlijker vijand geworden, nu hij zijn aanvallen meer bedektelijk tegen haar richt, de godsdienst zelf tot een voorwendsel gebruikt en zich vleiend zoekt in te dringen om daarna degenen, die hij tot afval verleidt en die, zo zij zich verootmoedigden, nog weder de genade Gods hadden kunnen verwerven, in slaap te wiegen door hen voor te spiegelen, dat zij desniettemin Christenen, ja, bisschoppen kunnen zijn en door hun eer-en hebzucht te prikkelen door het toezeggen van vorstengunst en het schenken van de goederen der aarde.

Vervolgens hadden de Donatisten nog een punt van geschil met de algemene kerk, betrekking hebbend op de sacramenten. De werking hiervan werd namelijk door de Donatisten afhankelijk gesteld van de waardigheid der bedienaars. De Synode van Arles bestreed dit gevoelen echter en stelde, dat de wettigheid van de doop niet afhangt van de persoon, die de doop bedient. Elke doop, welke was toegediend door iemand, die in de kerk een ambtelijke bediening had en geschied was in de naam des Vaders, des Zoons en des Heiligen Geestes, was volgens de genoemde Synode een wettige doop, ook al zou er op het leven van de bedienaar iets aan te merken zijn geweest. De Donatisten dreven hun gevoelen echter zo ver, dat, waar zij zich de enig ware en zuivere kerk beschouwden te zijn, zij ieder, die tot hun kerk wenste toe te treden, overdoopten.

Het bleef in deze strijd van de Donatisten tegen de andere parten, die wij in het vervolg de algemene kerk zullen noemen, helaas niet alleen bij woorden. Daar laatstgenoemde door meer dan een synode in het gelijk gesteld was en de Donatisten zich aan uitspraken dezer Synodes niet wensten te onderwerpen, greep de keizer in. Zo gaf keizer Constandjn de Grote bevel, dat de bisschoppen der Donatisten zouden verbannen en hunne kerken gesloten worden. Deze maatregelen verwekten echter zulk een sterk verzet, dat Constantijn in het jaar 312 de vervolging der Donatisten staakte en hun vrijheid van godsdienst verleende. Zijn opvolger Constans wilde van godsdienstvrijheid voor de Donatisten echter rliets weten. Hoewel hij zich aanvankelijk van het uitoefenen van dwang ontzag, waren de door hem genomen maatregelen toch van die aard, dat het op 'n botsing uitliep. De kerken werden de Donatisten ontnomen en hunne godsdienstoefeningen werden meermalen door gewapende benden overvallen, hetgeen niet zelden op bloedvergieten uitliep. Zelfs brak er 'n opstand uit doordat oproerige boeren die zich tegen de hoge belastingen verzetten, zich bij de Donatisten aansloten. Deze opstand werd echter met geweld onderdrukt, terwijl de voornaamste bisschoppen der Do­ natisten, onder wie Donatus zelf, verbannen werden.

Niet zodra echter veranderde de staatkundige toestand of de Donatisten staken wederom het hoofd op. Dit geschiedde onder keizer Julianus de Afvallige in het jaar 361. Deze bewerkte onder meer, dat de Christelijke godsdienst ophield staatsgodsdienst te zijn, hetgeen vanzelfsprekend geheel met de beginselen der Donatisten overeenkwam. Op hun verzoek werden de verordeningen tegen hen ingetrokken, zodat zij weder in het volle bezit van hun kerken gesteld werden. Keizer Julianus deed dit vanzelfsprekend niet, omdat hij de leerstelling der Donatisten gunstig gezind wasj neen, hij had met het Christendom gebroken en stond tegenover deze leerstellingen even afkerig als tegen die van de algemene kerk; Zijn begunstiging der Donatisten vond dan ook alleen grond in zijn vijandschap tegen de algemene kerk. Om haar afbreuk te doen begunstigde hij de secten waaronder ook die der Donatisten. Met welk een vreemde, dweepzieke geest de Donatisten overigens bezield waren, blijkt onder meer uit het feit, dat zij de kerken, die hun weder toegewezen waren als bevlekt en onheilig beschouwden door het gebruik, dat de onheiligen er van gemaakt hadden, zodat zij niet alleen alle toebehoren vernielden, maar de wanden der kerken opnieuw bepleisteren lieten. Ja, de vijandschap was zo groot, dat het in de stad Hippo aan de aanhangers der Donatistische partij, die daar in de meerderheid was, door hun bisschop Faustinus verboden werd om voor de leden der algemene kerk brood te bakken! Zo was de liefde verre zoek, tot groot leedwezen van Augustinus, die al wat hij kon, in het werk stelde om de Donatisten tot de kerk te doen terugkeren.

ling uit zijn land op Zondag 16 Augustus naar Rome moest vluchten, hij reeds binnen een week als voist in triumf er naar terug zou kurmen keren? En toch heeft deze grote verandering metterdaad plaats gegrepen.

Geen wonder, dat de couranten over dit feit vol staan, zodat Perzië ineens in het middelpunt van de belangstelling is komen te staan, en dit ook al door de Perzische oliebronnen.

De verandering toch is zo geweldig en heeft zich zo snel voltrokken, dat zij meer op een sprookje dan op een feit gelijkt.

Vandaar is de buitengewone belangstelling, waarin deze verandering mag delen, ook al mede voor een groot deel te verklaren.

Zondag 16 Augustus mislukte de poging van generaal Zahedi om het bewind van Mossadeq omver te werpen. De sjah vond het na diens mislukking raadzaam om Peizië te verlaten. Op diezelfde dag werd het standbeeld van zijn vader op het parlementsplein onder groot gejuich van een toegestroomde menigte omvergeworpen.

Alles wees er op, dat de regeringsmacht nu voor lange tijd vast in de handen van Mossadeq was. Hij kon, zoals hét zich liet aanzien, als alleenheerser in Perzië optreden.

Woensdag 19 Augustus liep Mossadeqs heerschappij echter al ten einde.

Generaal Zahedi bleek niet verslagen te zijn. Hij had zich met zijn manschappen in de buurt van Perzië's hoofdstad Teheran in de bergen teruggetrokken. En wat hem drie dagen tevoren mislukt was, gelukte hem thans. Hij kwam andermaal met zijn krijgsmacht opzetten. Zonder grote tegenstand te ontmoeten, wist hij toen zijn gezag in Teheran te doen gelden. Slechts bij de woning van Mossadeq werd een krachtig verzet geboden. Mossadeqs lijfwacht vocht totdat het laatste kruid verschoten waS. Zij moest zich tenslotte na een gevecht, waarbij onderscheidene doden en gewonden gevallen waren, overgeven. Zahedi kreeg Mossadeq toen niet in handen. Die vogel bleek gevlogen te zijn. Geruime tijd heeft hij zich schuü kunnen houden. Hij bevindt zich echter nu ook in Zahedi's handen. Volgens het ene bericht heeft men hem kunnen arresteren, volgens een ander heeft hij zichzelf na een telefonische oproep bij Zahedi aangemeld bij Vide hij al huilende moet gekomen zijn.

Hiertoe moet hij overgegaan zijn nadat de sjah vanuit Rome Zahedi telegrafisch verzocht had Mossadeq 't leven te sparen. Met Mossadeq bevinden zich op het ogenblik tal van hooggeplaatste aanhangers van hem in de macht van Zahedi.

Deze heeft de, sjah telefonisch verzocht naar Perzië terug te keren. Een verzoek, waaraan de sjah voldaan heeft. Hij heeft zich met een Nederlands vliegtuig naar Teheran begeven, waar hij stellig en zeker met groot gejubel zal worden ontvangen. De straten waren toch al vóór zijn aankomst gevuld met een grote massa mensen, die enthousiast riepen: Leve de sjah! En men is in Teheran druk bezig met het aanbrengen van versieringen, om de sjah op een grootscheepse wijze te ontvangen.

Zo ziet men hoe snel alles kan verkeren. Kort te voren was het bij de grote massa: „leve Mossadeq", en nu is het „leve de sjah". Hoe spoedig kan toch de volksgunst omslaan!

Deze ommekeer in de stand van zaken heeft zeker een streep door de Russische rekening gehaald. Mossadeq was met de Sovjet-Unie in de laatste tijd in vrij nauwe verbintenis getreden. Daaraan zal door het nieuwe bewind wel een einde gemaakt worden.

Wat er verder ten opzichte van de Perzische betrekkingen met het buitenland zal geschieden, hangt nog in de lucht. In Engeland gaat men er nog verre van zeker op, dat de hangende oliekwestie nu in een door Engeland gewenste richting opgelost zal worden, ook niet als het nieuwe bewind zich blijvende zal kunnen handhaven. Daarop lijkt het op dit moment wel. Het is toch, op de berichten afgaande, de pantserwagens erf miütairen gelukt enkele betogingen voor Mossadeq, die in de wijken van het centrum van Teheran door enkele honderden personen op touw waren gezet, uiteen te jagen. Bovendien bevinden tal van steden en streken zich in handen van militairen, die met generaal Zahedi de sjah getrouw zijn gebleven. Alleen in het Zuiden van Perzië, waar zich een sterke aanhang van Mossadeq l> evindt, moet het nog niet geheel rustig zijn.

Greep er in Perzië een grote verandering in de stand van zaken plaats, in Marokko al niet minder.

Deze veranderingen zouden allicht niet zo sterk de aandacht getrokken hebben, en de wereldpers niet zo zeer in beslag genomen hebben en stellig niet als een groot belangrijk nieuws beschouwd zijn geworden, als hierbij geen zo algemeen grote belangen betrokken zouden zijn.

Wat Perzië betreft, zijn de zich aldaar bevindende oliebronnen allerminst een belangrijke zaak alleen voor Engeland; zij zijn dat voor de wereld, bepaaldelijk voor de Westelijke volken, die er groot belang bij hebben, dat deze niet in handen van de Russen vallen.

En wat Marokko aangaat, dit is onder de gegeven omstandigheden van grote strategische betekenis. Het is de aanvoerbasis van de Atlantische wereld voor het naburige Oosten. Het heeft zeer belangrijke Amerikaanse vloot-en luchthavens. In Marokko is ook al grote verandering in de regering aangebracht. Aldaar is de sultan afgezet. Zijn afzetting was door de Fransgezinde Marokkaanse grootmachten geëist, die hem al eerder afzetten, voordat Frankrijk daartoe overging.

De sultan was op 17-jarige leeftijd door de Fransen op de troon gebracht. Een hele tijd, van 1927 tot 1945 - Marokko is sinds 1912 een Frans protectoraat geworden — gedroeg hij zich als een vriend van Frankrijk. Na het beëindigen van de wereldoorlog veranderde hij echter van houding. Hij trad toen openlijk tegen Frankrijk op, in zoverre hij het protectoraat afgeschaft en vervangen wenste te zien door een verbond met Frankrijk, dat een onafhankelijk en zelfstandig verklaard Marokko alsdan met Frankrijk zou sluiten. Feitelijk stelde hij zich daarmede aan de zijde van de nationalistische partij en kan hij in zekere zin als hun hoofd en leider worden beschouwd.

Dat dit de Franse regering niet naar de zin was, behoeft geen nader betoog. Zij zal er dan ook niet over treuren, dat Fransgezinde Marokkaanse grootmachten de sultan hebben afgezet en diens achtemeef, die als Fransgezind bekend staat, in zijn plaats als sultan hebben uitgeroepen.

In de boezem van de Franse regering kon men het niet eens worden over de houding, welke zij ten opzichte van Marokko moest aannemen. Daarom heeft zij de Franse resident Guillaume een blanco volmacht gegeven om naar zijn eigen inzicht en bevinding in Marokko te handelen. Nu, deze heeft er geen gras over laten groeien. Hij heeft de afzetting van de sultan onverwijld erkend en het daarbij niet gelaten. Hij heeft de sultan en zijn twee zonen met een staf van bedienden per vliegtuig naar Corsica, gezonden, alwaar hij reeds is aangekomen.

Daarmede is echter deze kwestie, naar men vrij algemeen verwacht, nog niet ten einde. Ettelijke Marokkaanse grootmachten hebben de sultan wel afgezet, en Frankrijk is hen daarin gevolgd, maar er zijn meer machten in het rijksgebied van de sultan, die deze afzetting hebben goed te keuren, alvorens zij wettigheid verkregen heeft.

Bovendien zal zij zeker ergernis en ontevredenheid hebben opgewekt bij de Marokkaanse nationalistische partij, welke de afgezette sultan als een martelaar zal vereren en niet na zal laten om met hem als martelaar onder de Marokkanen propaganda te voeren.

Daarbij komt nog, dat de Arabische en Aziatische leden v.an de Organisatie van de Verenigde Naties in de aizetting en verbanning van de sultan een onwettige inmenging van Frankrijk zien. Kort nadat de sultan afgezet en verbarmen was, wilde de Syrische afgevaardigde deze kwestie reeds in de politieke commissie ter sprake brengen. De voorzitter ontnam hem echter het woord, zeggende, dat de commissie zich uitsluitend met de Koreaanse kwestie had bezig te houden.

Daarbij zullen de Aziatische en Arabische leden het wel niet laten zitten. Volgens berichten uit Amerika moeten zij hevig verontwaardigd zijn over de gang van zaken in Marokko en moeten zij van plan zijn een verzoek tot behandeling van die, gebeurtenissen in de huidige zitting van de Algemene Vergadering of in de Veiligheidsraad in te dienen.

In Frankrijk zelf zijn velen over de gebeurtenissen in Marokko tevreden. Zij koesteren de verwachting, dat alles veel beter en vlotter in Marokko zal verlopen, nu de grote hinderpaal, die zulks belette, daaruit verdwenen is, en leven in de veronderstelling, dat er met de nieuwe sultan, die inmiddels reeds in functie getreden is, met toezegging van enkele hervormingen veel beter te regeren zal zijn.

In het kort nog het navolgende.

De jammerlijke en zo veroordehngswaardige stakingen zijn thans in Frankrijk beëindigd. Dit wü zeggen, dat de regering een voorlopig accoord met twee vakbonden, die van de sociaHsten en die van de rooms-katholieken, getroffen heeft. Volgens deze voorlopige overeenkomst zullen de treinen in Frankrijk weer regelmatig gaan rijden, evenals de Parijse métro en de bussen, en zullen de brieven, weDce in de postkantoren hoog opgestapeld liggen, weder door de post bezorgd worden, terwijl men de hoop koestert, dat de mijnwerkers en de arbeiders van de gasen electriciteitsbedrijven het werk zullen hervatten. De communistische vakbond, welke niet aan het overleg met de regering heeft deelgenomen, heeft echter gelast de stakingen voort te zetten; het is deze zelfs gelukt om de bakkers in Parijs tot een driedaagse staking over te halen.

Meer dan veertien dagen hebben deze bedroevende stakingen geduurd. Zij hebben, benevens dat zij op velerlei gebied een chaos verwekt en velen in grote ongelegenheid gebracht hebben, bovendien nog een enorme schade veroorzaakt.

Hoe het ten aanzien van de stakingen verder verlopen zal, valt op dit ogenblik niet te zeggen. Met enige zekerheid kan worden gezegd, dat de beslissing over het bijeenroepen van het parlement is uitgesteld, dewijl nog steeds niet het vereiste aantal ondertekende verzoeken tot bijeenroeprng bij de voorzitter is binnengekomen. De socialisten evenwel blijven eisen, dat het parlement ten spoedigste bijeen zal komen.

In de Organisatie der Verenigde Naties is men nog druk aan het twisten of de staat India al dan niet zal worden toegelaten tot de Korea-conferentie. Het wordt algemeen als zeker aangenomen, dat de politieke commissie ondanks het hevige verzet van Amerika zich zal uitspreken vóór de toelating van India op die conferentie. Doch daarmede is deze kwestie nog niet beslist. Het grote gevecht moet nog komen in de plenaire zitting van de Algemene Vergadering van de Organisatie der Verenigde Naties, waarin al de leden dezer Organisatie vertegenwoordigd zijn. Amerika verwacht, dat het voorstel van toelating van India alsdan verworpen zal worden, omdat het niet de vereiste meerderheid van tweederde zal kunnen halen.

In West-Duitsland wordt thans een verbitterde verkiezingsstrijd met het oog op de verkiezingen voor de Bondsdag op 6 September gevoerd. De Russische regering heeft zich zijdelings met deze strijd bemoeid door een verklaring aangaande de hereniging van Duitsland af te leggen, waarin verklaard werd, dat Duitsland herenigd behoorde te worden, maar geen sterke militaire macht mocht verkrijgen. Deze verklaring is bij geen enkele Duitse partij in goede aarde gevallen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1953

De Banier | 8 Pagina's