Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

cxxxvni.

Augustinus' bestrijding der Donatisten.

Daar er in de plaats, waarover Augustinus tot bisschop was aangesteld, vele Donatisten waren, zó zelfs, dat deze in de meerderheid waren, zag genoemde kerkvader zich genoodzaakt tegenover hen op te treden.

Dat hij dit met goed succes kon doen, vond onder meer hierin zijn oorzaak, dat de Donatisten in de loop der jaren zichzelf door inwendige verdeeldheid sterk verzwakt hadden. Hij bestreed hen in zijn gesprekken, leerredenen en geschriften. Tot deze laatste behoorden zijn „Donatistenpsalm" (393); „drie boeken tegen de brief van Parmeniaan" (400), „zeven boeken over de doop tegen de Donatisten" (406) en nog vele andere geschriften, die hij tot op het jaar 420 het licht deed zien.

Aanvankelijk trachtte Augustinus hen door overreding te winnen en was hij een tegenstander van dwangmaatregelen, maar toen alle pogingen om de Donatisten door woord en geschrift tot ander inzicht te brengen, faalden, veranderde hij van houding en bepleitte hij ten aanzien van hen toepassing van de woorden der Heilige Schrift, namelijk deze: „Dwingt hen om in te gaan".

Eén van de belangrijkste gebeurtenissen betreffende Augustinus' bestrijding der Donatisten vond plaats te Carthago in het jaar 411. Toen toch had aldaar een samenkomst plaats van Donatisten en vertegenwoordigers der algemene (katholieke) kerk. Deze samenkomst stond onder de leiding van Flavius Marcellinus, geheimschrijver van keizer Honorius en vriend van Augustinus. Hij trad op als commissaris van de keizer, als hoedanig hij tevens fungeerde als rechter, zodat hij over de geschilpunten een uitspraak moest doen. Om de Donatisten vertrouwen in te boezemen, verklaarden de bisschoppen der tegenpartij zich bereid van hun bisdommen afstand te doen en ze aan de bisschoppen der Donatisten over te geven, indien deze de overwinning mochten behalen.

Vóór de aanvang van het twistgesprek hield Augustinus twee leerredenen, waarin hij de leden der algemene kerk, waartoe hij zelf ook behoorde, tot liefde en zachtmoedigheid jegens de Donatisten aanspoorde en vermaande om alles te vermijden, wat hen zou kunnen kwetsen of hun hartstochten in beweging brengen. Hij zeide onder meer bij die gelegenheid;

„Hun ogen zijn ontstoken, daarom moeten zij met omzichtigheid en verschoning behandeld worden. Niemand late zich met de andere in een strijdgeding; niemand trachte thans zijn geloof door redetwisten te verdedigen, opdat niet uit die strijd een vonk tot een groot vuur voortkome en hun, die gelegenheid zoeken, gelegenheid gegeven worde... ."

„Hoort gij smaadredenen, verdraag; doe alsof gij ze niet gehoord hadt en zwijg. Maar als men beschuldigingen tegen mijn bisschop inbrengt, zegt gij, moet ik dan zwijgen? Ja, ook dan behoort gij te zwijgen. Niet dat gij ze zoudt moeten toegeven, maar gij moet ze verdragen. Voor het tegenwoordige bevordert ge de zaak van uw bisschop door u in deze niet te mengen. Vergeld niet schelden met schelden, maar bid voor hen, die aldus spreken".

Augustinus heeft dus tegenover de Donatisten inderdaad zeer grote lankmoedigheid betracht. Dit mocht echter niet baten. Zij bleven op hun standpunt staan. Uit hun gehele optreden bleek ook, dat hun verschijnen op de samenkomst niet van harte geschiedde, doch veeleer een gevolg was van de op hen namens de keizer uitgeoefende drang. Toen toch Marcellinus ingevolge het keizerlijk edict hun het voorstel deed om een ander van gelijke of hogere lang naast hem tot rechter te kiezen, indien zij in hem geen vertrouwen stelden, gaf de donatistische bisschop Petilianus hierop ten antwoord: „Het komt ons niet toe een tweede rechter te begeren, daar wij immers ook de eerste niet verlangd hebben. Wij laten dit over aan hen, die dit alles hebben doorgedreven".

Het was ook niet dan na veel geharrewar, dat zij toegaven aan het voorstel van Marcellinus, om niet alle aanwezigen het woord te geven, doch aan een zevental van elke partij, die dan namens de anderen het woord zouden voeren. Aanvankelijk wilden de Donatisten, die met 279 vertegenwoordigers deze samenkomst bijwoonden, tegen 286 van de andere partij, van dit voorstel niets weten, maar zoals gezegd, legden zij zich er tenslotte toch bij neer.

Augustinus en Airrelianus, bisschop van Carthago, behoorden tot de zeven bisschoppen van de zijde der algemene of katholieke kerk, Petilianus en Primianus maakten deel uit van het zevental van de zijde der Donatisten. Toen echter de afgevaardigden der bei­

de partijen op de tweede dag in de vergaderzaal verschenen en Marcellinus allen uitnodigde om plaats te nemen, gelijk hijzelf ook deed; werd daaraan door de afgevaardigden der Donatisten niet voldaan. Hun woordvoerder Petilianus zeide namens hen: „Wij zetten ons niet neder in de afwezigheid van onze vaders, en zujks te minder, daar de goddelijke wet ons verbiedt met zulke tegenstanders samen te zitten". Marcellinus verklaarde hierop, dat de

eerbied voor het karakter der bisschoppen hem niet veroorloofde om te gaan zitten als zij bleven staan, zodat hij zijn stoel liet wegnemen.

Gtedurende het twistgesprek, dat drie dagen in beslag nam, werden in hoofdzaak drie punten behandeld:

Ie. bij wie de oorzaak van de scheuring gezocht moest worden; 2e. of Felix van Aptungo een traditor (afvallige) geweest was; 3e. of de algemene (katholieke) kerk door het dulden van naamchristenen in haar midden nog wel een ware kerk van Christus was.

Wij zullen niet ingaan op de veelszins theologische disputen, welke naar aanleiding dezer punten gehouden werden, doch volstaan met er op te wijzen, dat de samenkomst eindigde met de uitspraak van de keizerlijke gevolmachtigde, dat de Donatisten in het ongelijk waren.

Augustinus behaalde alzo de overwinning. Hij had onder meer betoogd, dat de secte der Donatisten tot Afrika beperkt was en reeds daarom de eenheid en algemeenheid der kathoHeke kerk miste, voorts dat de eenheid en algemeenheid gegrond is in de liefde tot de broeders, terwijl de secte was ontstaan uit hoogmoed en strijdlust, waarbij de grootste der genadegaven, namelijk de liefde, werd gemist. Ook wees Augustinus er op, dat het niet te vermijden is, dat er in de kerk ook goddelozen en schijnchristenen zijn. En wat de tucht betreft, zeide hij o.m., dat deze er wel moest zijn, maar niet moest gehanteerd worden als het ijzer van de wondende vijand, doch als het mes van de opererende geneesheer.

Daar de Donatisten weigerden zich bij de algemene Christelijke kerk aan te sluiten, werden in het jaar 414 andermaal strenge maatregelen tegen hen uitgevaardigd. Burgerrechten werden hun ontnomen, hun leiders werden verbannen en het houden van vergaderingen werd hun zelfs op straffe des doods verboden. Hieraan kwam een einde door de inval der Vandalen, waardoor beide partijen nader bij elkaar gebracht werden, daar nu beide om hun voorstaan der Nicese geloofsbelijdenis vervolgd werden. Van de Donatisten zijn nog sporen gevonden tot in de zesde eeuw.

Dit heeft tengevolge, dat de gedaante dezer wereld zo jammervol en bedroevend is.

Jammervol en bedroevend toch is de toestand, zoals die zich thans aan onze ogen vertoont.

Tvfee grote volken verkeren met hun aanhang nog steeds in een koude oorlog. Nota's worden er wederzijds de één na de ander gewisseld; conferenties zijn nog niet afgelopen of er worden al weder nieuwe aangekondigd; redevoeringen en pleidooien voor de vrede — waarover wordt onder de machtigen der aarde zo veel gepraat en onderhandeld als over de vrede? — worden er ook al aan beide kanten om strijd gehouden.

Op dit ogenblik zijn er maar eventjes weer twee conferenties aangekondigd. De ene zal, op de berichten afgaande, te Geneve worden gehouden. Daarop zal de wapenstilstand op Korea en wat daarmede verband houdt, worden besproken; de andere zal op 15 October — zo is er althans in de nota yan de Westelijke mogendheden aan de regering van de Sovjet-Unie voorgesteld — te Lugano plaats vinden.

Of de conferentie te Lugano ook gehouden zal worden, hangt er van af of de regering van de Sovjet-Unie daarin toestemt.

In Amerika is men van gevoelen, dat zij dit niet zal doen. Bovendien heeft men aldaar er niet de minste verwachting van, dat, bijaldien zij al doorgaat, zij enig resultaat zal opleveren.

Het zijn dan ook de Franse en Engelse regeringen, die sterk op het houden van deze conferentie hebben aangedrongen. Deze willen althans de proef nemen om met de vertegenwoordigers van de Sovjet-Unie aan een conferentietafel te gaan zitten. Mogelijk hebben zij zelf ook wel niet de minste verwachtingen van het welslagen van de conferentie en hebben zij hun aandrang uitgeoefend om daarmede tegemoet te komen aan de wens van vele Engelsen en Fransen.

De bewoordingen, waarin de aan de Sovjet-Unie verzonden nota met de uitnodiging om in Lugano tezamen te komen, gesteld is, zijn van zeer verzoenende aard. 2!«lfs worden daarin enige tegemoetkomingen aan de Russische regering gedaan. Wel is daarin met nadruk vastgesteld, dat vrije verkiezingen in geheel Duitsland een besliste voorwaarde zijn voor een regeling van de Duitse kwestie, maar daarin wordt niet meer vastgehouden aan een onderzoek naar de voorwaarden daarvoor'in Oost-Duitsland door de daartoe ingestelde commissie van de Organisatie der Verenigde Naties. Ook is daarin — wat tevoren wel het geval was — niet meer gesproken over volledige vrijheid van handelen voor de toekomstige regering van een hereend Duitsland. Dit heeft in, dat de Westelijke mogendheden zich bereid verklaard hebben om met de gedelegeerden van de Sovjet-Unie te gaan spreken over middelen, welke dienstig kunnen zijn, om, indien Duitsland herbewapend wordt, een aanval op Rusland te voorkomen.

Dat de conferentie te Lugano zal gehouden worden, wordt onwaarschijnlijk, daar men in Amerika er openlijk voor uitkomt, dat het in de nota gedane voorstel voor de conferentie te Lugano slechts gedaan is met het oog op de in West-Duitsland te houden verkiezingen voor de bondsdag, om daarmede de Westduitse kiezers het bewijs te leveren, dat de Westelijke mogendheden volstrekt niet onverschillig zijn aangaande het wel en wee van het Westduitse volk.

Het doorgaan van de conferentie te Lugano wordt nog onwaarschijnlijker, als men acht geeft op de vrij scherpe toon, welke de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Foster Dulles, in zijn laatste verklaring op een persconferentie tegenover de Sovjet-Unie heeft aangeslagen. Hij zeide daarin: Het is een schandaal en een misdaad, dat Duitsland nog steeds in twee delen gesplitst is, en de schuld hiervan ligt bij Rusland.

Mocht echter de Russische regering in tegenstelling met veler verwachting besluiten tot deelneming aan de conferentie te Lugano, dan heeft men daarvan volstrekt gesn hoge verwachtingen te koesteren. De tegengestelde belangen tussen het Westen en het Oosten zullen daarbij ongetwijfeld een sterk woord meespreken. De Sovjet-Unie zal haar medezeggingschap in Duitsland niet willen opgeven. Wordt er in Duitsland een vrije verkiezing gehouden, dan loopt deze op een volslagen nederlaag voor de communisten uit en is het met die medezeggingschap gedaan.

Men beschouwt dan ook vrij algemeen de uitnodiging aan de Sovjet-Unie tot de conferentie te Lugano als een zet om dr Adenauer, de bondskanselier van West-Duitsland, in de verkiezingsstrijd te steunen; een beschouwing, waar te meer grond voor bestaat, dewijl Dulles verklaarde, dat een nederlaag van dr Adenauer gelijk zou staan met een ramp, waardoor het welzijn van Europa en West-Duitsland zeer ernstig geschaad zou worden.

Deze verklaring van Dulles heeft veel stof opgejaagd. De Westduitse socialisten zijn daarover zeer ontstemd en beschouwen haar als een ongeoorloofde bemoeiing met West-Duitslands interne aangelegenheden.

Van de andere kant heeft men ook al geen lof voor Dulles' verklaring. Daarin beschouwt men haar juist als een geschikt propagandamiddel om de verkiezing ten nadele van dr Adenauer te doen verlopen.

In Frankrijk is het kabinet Laniel thans druk in de weer om belastingontduikers op te sporen. Volgens de berichten moet dit er in geslaagd zijn reeds 5 milliard francs van de wanbetalers te innen.

Wanneer die berichten juist zijn, is dit geen klein succes voor het kabinet, waardoor zijn positie stellig zal versterkt worden. Deze versterking heeft het wel hard nodig, want het blijkt inwendig verdeeld te zijn. Eén minister toch is uit het kabinet getreden, omdat hij het met de regeringspolitiek in Marokko niet eens was, terwijl meer ministers ook al een sterke neiging tot aftreden aan de dag gelegd moeten hebben.

In Italië en Joego-Slavië is deze dagen geen geringe deining ontstaan over Triest. De Italianen be-schuldigden de Joego-Slaven er van, dat zij een deel van Triest wilden annexeren; de Joego-Slaven legden de Italianen ten laste, dat zij een sterke troepenmacht in de buurt van Triest samengetrokken hadden. Tot dusver is het bij wederzijdse verwijten en beschuldigingen gebleven, maar zij zijn toch van dien aard geweest, dat zij de aandacht van Dulles getrokken hebben en deze zich met deze kwestie bemoeid heeft. Hij heeft dienaangaande een verklaring afgelegd, welke in Italië nog al ontstemming heeft verwekt. Hij zeide, dat er bij de grensregeling van. Triest geen wet van Meden en Perzen gold. Nu Tito, de Joego-Slavische dictator, met de Sovjet-Unie gebroken en zich aan de zijde van de Westerse mogendheden had geschaard — men kan daaruit zien welk een voorname rol het eigenbelang in de politiek speelt — wilde hij de grensregeling van Triest door een andere bril bezien dan toen Tito aan de zijde van de Sovjet-Unie stond.

Ten aanzien van Oostenrijk is een merkwaardige beslissing gevallen. De Russische autoriteiten hebben hun militairen toegestaan zich met de Oostenrijkse bevolking te verbroederen, terwijl tot op heden hun elke omgang met haar streng verboden was. Of de bevolking echter op deze verbroedering gesteld is, valt wel heel ernstig te betwijfelen, gelet op de houding, welke Rusland ten opzichte van Oostenrijk aanneemt, waar het hardnekkig weigert een vredesverdrag te sluiten.

Wat de uitslag der verkiezingen voor de bondsdag in West-Duitsland aangaat, deze is, voor zo ver wij er op het ogenbhk over kunnen oordelen, gunstig voor de bondskanselier dr Adenauer en diens partij verlopen. Tot dit gunstig verloop hebben ongetwijfeld de communisten met hun agitatie tegen de bondskanselier het hunne bijgedragen. Deze agitatie is zelfs zó ver gegaan, dat de Russische regering agitatoren naar West-Duitsland gezonden heeft, die de verkiezing in de war moesten sturen. Het resultaat er. van is geweest, zoals de uitslag aantoont, dat daarmede de bondskanselier geweldig in de kaart is gespeeld.

Het is zeker als een verblijdend teken te beschouwen, dat het Duitse volk in deze verkiezingen getoond heeft — geen enkele communist is toch volgens de tot dusver ingekomen berichten gekozen — van het communisme niets te moeten hebben, hetgeen ook al eerder aan de dag gekomen was in de Oostduitse opstanden.

Ook de socialisten hebben bij deze verkiezingen veren moeten laten, wat ook al het geval is met de neo-fascistische partijen, die, naar de huidige berichten, zelfs, evenals de communisten, geen hunner candidaten gekozen zagen.

Zoals het zich thans laat aanzien, zal er in West-Duitsland wel een regering tot stand komen in de geest van dr Adenauer. West-Duitsland zal dan niet, zoals de Russische regering dit wel •wil, onbewapend blijven, maar herbewapend worden, wat zeer naar de zin van de Amerikaanse regering, maar allerminst naar die der Russische is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1953

De Banier | 8 Pagina's