Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

ö& r Staatkundig Gereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (No. 108)

Artikel 10.

Dit artikel luidt: „Het schreiend onrecht, aan een Christelijke natie geschied in de beroving der scholen van Gods Woord, waardoor met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opkomend geslacht buiten kennis van de Schrift groot werd, worde hersteld. De herstelling hebbe zo plaats, dat de roeping der ouders bij 't onderwijs der kinderen voorop ga. Alleen bij 't in gebreke blijven van de vervulling dier ouderlijke roeping, doe de overheid onderwijs geven. Het bijzonder onderwijs worde regel; 't openbaar onderwdjs slechts aanvulling. Uit alle onderwijs wordt geweerd, wat de eer des Heeren en het gezag der overheid aanrandt. Het toezicht der overheid bepale zich alleen tot die zaken, die in de aard van de roeping der overheid liggen, en belemmere nimmer de vrije levensbeweging der Christelijke school".

Alvorens wij tot de bespreking van dit artikel zelf overgaan, wensen wij de aandacht er op te vestigen van hoe groot gewicht het onderwijs, waarmede de opvoeding der jeugd en het welvaren van heel de natie zo nauw in verband staat, wel is.

Wij gaan hierbij allerminst uit van de redenering van zovele liberalen, die beweerden, dat het onderwijs zelf wel bij machte was om een volk in goede banen te leiden.

Ook gaan wij allerminst accoord met degenen, die gezegd hebben, dat een goede onderwijzer of een deugdelijk onderwijs de kinderen wel, zoals zij dat uitdrukken, tot Jezus kan brengen.

Zowel het één als het ander verwerpen wij onvoorwaardelijk.

Dit neemt echter niet weg, dat wij nimmer uit het oog mogen verliezen, dat het onderwijs een zaak van het grootste gewicht is, ja zelfs, dat Gods Woord nadrukkelijk gebiedt de jeugd in Zijn inzettingen te onderwijzen.

Wij lezen dienaangaande in Deuteronomium 4 : 10:

, , Ten dage als gij voor het aangezicht des Heeren uws Gods bij Horeb stond, toen de Heere tot mij zeide: Vergader Mij dit volk, en Ik zal hun Mijn woorden doen horen, die zij zullen leren, om Mij te vrezen al de dagen, die zij op de aardbodem zullen leven, en zij zullen ze hun kinderen leren".

En wederom lezen wij dienaangaande (Deuteronomium 11 : 19):

„En leert die uw kinderen, sprekende daarvan als gij in uw huis zit, en als gij op de weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat".

Ook staat ons te dezer zake beschreven (Ezra 7 : 10):

„Want Ezra had zijn hart gericht om de wet. des Heeren te zoeken en te doen, en om Israël te Ieren de inzettingen en de rechten".

Voorts luidt Psalm 78 : 1-7: Een onderwijzing van Asaf. O mijn volk! neem mijn leer ter ore; neigt ulieder oor tot de redenen mijns monds.

Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik zal verborgenheden overvloediglijk uitstorten, van ouds her; Die wij gehoord hebben en weten, en onze vaders ons verteld hebben.

Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des Heeren, en Zijn steikheid, en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.

Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël; die Hij onze vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken.

Opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen, die geboren zouden worden; en zouden opstaan, en vertellen ze hun kinderen.

En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren."

En om nog één der vele plaatsen, welke ons in het Oude Testament gegeven zijn, bij te brengen (Spreuken 22 : 6):

„Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken".

Hierbij sluit het Nieuwe Testament ten volle aan. Christus gaf in de ure van Zijn verscheiden van deze aarde Zijn discipelen het gebod:

„Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons, en des HeiUgen Geestes lerende hun onderhouden alles wat Ik u geboden heb".

En geheel in overeenstemming met dit Goddelijk gebod zijn de apostelen uit­ gegaan, lerende het Woord Gods (Handelingen 18 : 11):

„En hij onthield zich aldaar een jaar en zes maanden, lerende onder hen het Woord Gods".

Gelijk niet uit deze plaats, onüeend aan het Nieuwe Testament, klaar en helder blijkt, maar nog uit zovele andere van dat Testament

Zien wij hieruit welk een groot gewicht het Nieuwe Testament aan een goede leer en deugdelijk onderwijs toekent, alsook blijkt dit al even overtuigend uit de geboden en vermaningen, welke de apostelen de gemeenten te dezer zake gegeven hebben. Wij kuimen toch lezen, dat er van hen geboden en vermaningen uitgegaan zijn, welke luiden: „Houdt aan in het leren"; „leer en vermaan deze dingen", en „leert en vermaant elkander". Dat bij deze geboden en vermaningen de jeugd niet uitgesloten werd, maar daarin wel ter dege betrokken werd, blijkt uit zovele plaatsen, zowel uit die van het Oude als het Nieuwe Testament, dat het niets anders dan water naar de zee te dragen zou zijn, indien wij daaraan zelfs een enkel woord gingen wijden.

Ontegenzeggelijk staat het onbetwistbaar vast, zoals ook uit de vele uitspraken, welke wij in deze hebben bijgebracht, dat Gods Woord allerwege aan leer, onderwijs en opvoeding een groot gewicht toekent, alsmede dat het vereist, dat deze naar de Wet en het Getuigenis hebben te zijn.

Nochtans zijn er te allen tijde geweest, en zijn 'er in onze bij uitstek donkere dagen nog niet weinigen, die met geringschatting op de leer neerzien, bewerende, dat het op het leven aankomt.

Hierbij wordt door dezulken over het hoofd gezien, dat er geen Gode welbehagelijk leven zijn kan zonder een Gode vvelbehagelijke leer. Dit behoort tot het volstrekt onmogelijke. Het is mede uit die oorzaak, dat Gods Woord in be; "^e Testamenten zo herhaaldelijk op een goede leer en onderwijzing sterk en her^ haaldelijk aandringt, en tot eist stelt zich in leer en leven naar Zijn uitspraken te richten.

In het Oude Testament staat ons te dien aanzien beschreven: O mijn volk, neem mijn leer ter ore" (Psalm 78 : 1); „Leer de wijze, zo zal hij nog wijzer worden; onderwijs de rechtvaardige, zo zal hij in leer toenemen" (Spreuken 9 : 9); „Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods" (Spreuken 13 : 14); „De opening Uwer woorden geeft licht, de eenvoudigen verstandig makende" (Psalm 119 : 130); en nog zo vele andere uitspraken van gelijke strekking.

Het Nieuwe Testament legt eenzelfde getuigenis af. Daarin lezen wij: Maar Gode zij dank, dat gij wel dienstknechten der zonde waart, maar dat gij nu van harte gehoorzaam geworden zijt, naar het voorbeeld der leer, tot hetwelk gij overgegeven zijt" (Romeinen 6 : 17); „Opdat vwj niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met alle wind van leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listiglijk tot dwaling te brengen" (Efeze 4 : 14); „Heb acht op uzelf en op de leer, volhard in deze; want dat doende zult gij uzelf behouden en die u horen" (I Timotheüs 4 : 16); „Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beide de Vader en de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en zegt tot hem niet: ees gegroet" (II Johannes 2 : 9 en 10).

Getuigenissen, die nog te vermeerderen zouden zijn met vele getuigenissen van dezelfde inhoud.

Zo valt dan door niemand te ontken­ nen, dat des Heeren Woord de waarde van de leer, het onderwijs en de opvoeding hoog aanslaat, en dat het als eis van God inhoudt, dat deze geheel overeenkomstig Zijn uitspraken behoren ingericht te worden.

Men moge hierbij opmerken, dat elk mens van nature onbekwaam is om zulk een goed en deugdelijk onderwdjs te geven, als de Heere dat eist — wij ontkennen zulks allerminst, stemmen daarmede zelfs van harte in — maar de onmacht ontslaat geen enkel mens van de volkomen gehoorzaamheid aan Gods gebod. Een iegelijk mens is aan Gods gebod gebonden, gelijk hij ook aan het gebruik der middelen is gebonden. De Heere kan ook onmiddellijk werken, want Hij is aan het gebruik der middelen niet gebonden. Ook kan hij door geringe middelen grote dingen doen; doch dit neemt niet weg, dat wij aan de middelen gebonden zijn, blind voor de toekomst en gehoorzaam aan het gebod, ons daarnaar hebben te richten, en dat er alzo naar gestaan zal moeten worden om het onderwijs naar en in de Schriften te geven.

Hoe handelde op deze wijze de Heere Jezus met de Emmaüsgangers! Hoe leerde Hij hen op deze wijze! Hen lerende, zeide Hij tot hen:

„O onverstandigen en tragen van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben. Moest de Christus niet deze dingen lijden en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan? En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, Jeide Hij hun uit in al de Schriften hetgeen van Hem geschreven was".

Het was dat gezegende onderwijs, dat de Emmaüsgangers het getuigenis ontlokte:

„Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op de weg en als Hij ons de Schriften opende? "

Moge het onderwijs daarop gericht zijn om de jeugd in Gods Woord te onderwijzen zoals de Heere dat eist dan juist zal het aan zijn dure verplichting voldoen. Dat Woord toch behoort het zout te zijn, waarmede heel het onderwijs gezouten wordt.

Dit nu stelt de S.G.P., en ook al staat zij daarbij alleen, dat het onderwijs weder ingericht zal worden naar de stelregel van onze vaderen, die met het onderwijs beoogden de jeugd in de vreze des Heeren op te voeden, nochtans mag zij daarvan niet aflaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1953

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1953

De Banier | 8 Pagina's