Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op Jezus’ woord een goede vangst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op Jezus’ woord een goede vangst

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus zeide tot hen: brengt van de vissen, die gij nu gevangen hebt.

Johannes 21 : 10

I.

Dat Christus, als de Knecht des Vaders en als de Borg des Verbonds, voleindigd had het werk, dat de Vader Hem gegeven had om te doen, heeft Hij duidelijk verklaard.

Op Golgotha heeft de Heer© Jezus uitgeroepen: „Het is volbracht", en in de opstanding uit de doden is Hij gerechtvaardigd in de Geest, en heeft de Vader het stempel van Zijn goedkeuring op het werk gezet. Na de opstanding heeft Christus nog veertig dagen op de aarde vertoefd.

Vader Hellenbroek heeft ons geleerd op grond van Hand. 1:3: et het doel om de zekerheid van Zijn opstanding zoveel te meer te doen blijken, en om Zijn discip> elen nog van enige dingen nader te onderwijzen.

Het leven van de discipelen is ook na de opstanding van Christus zo geheel verschillend geweest als voor Zijn dood. In de vorige jaren gingen de discipelen elke morgen naar Christus en wandelden van dag tot dag met Hem, maar in die laatste veertig dagen moesten zij wachten totdat Christus tot hen kwam. Na de opstanding was het maar een afwachten totdat het Hem behaagde hen te bezoeken en Zichzelf aan hen te openbaren.

Zij moesten ook gespeend worden aan de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus, en leren door het geloof te leven. Straks immers zou Christus < van de aarde opvaren naar de hemel, om terug te keren tot Zijn Vader en plaats te nemen aan de rechterhand des Vaders, totdat Hij zou wederkomen om te oordelen de levenden en de doden.

Op de eerste avond van de opstandingsdag openbaarde Hij Zich aan de discipelen, uitgezonderd Thomas, die toen niet aanwezig was. Hij was zo moedeloos en verstrikt in de banden van het ongeloof, dat hij de deur niet uit kon. Acht dagen later kwam de Heere Jezus weer terug en toen was Thomas ook weer in hun midden. Op een kostelijke en dierbare wijze heeft de verheerlijkte Christus toen de kracht van Zijn opstanding getoond door de banden van Thomas te breken en zijn ziel in de vrijheid te zetten.

Wat een kostelijke belijdenis heeft die discipel toen af mogen leggen, als een bewijs, dat hij tot de omhelzing van Christus was gebracht.

Tussen de tweede en derde openbaring van Christus schijnt een lange tijd geweest te zijn. Och ja. God beproeft het geloof van de Zijnen zo lang zij hier op aarde zijn. Christus had vóór Zijn sterven reeds gezegd, dat Hij hun voorgaan zou naar Galüea. En nu moesten die discipelen van Jeruzalem naar Gaülea. Op dezelfde plaats en in hetzelfde land, waar Christus hen gevonden en geroe­ pen had, zou de officiële openbaring plaats hebben.

Ja, wij moeten maar steeds terug naar de plaats, waar God begonnen is. Achteruit naar de hemel.

De discipelen wisten niet meer wat zij er van denken moesten. Ja, de Heere leidt Zijn volk door wegen, die zij niet geweten, en door paden, die zij niet bewandeld hebben. Het gaat steeds maar door het onmogelijke. En met doorleefde genade kunnen wij onszelf niet behelpen en op de been houden. Wij proberen het wel gedurig, maar de Heere laat het vastlopen. Het zijn, al kunnen wij het niet altijd zo bezien, toch gelukkige mislukkingen. Wij moeten maar steeds overal uitgezet worden, nieuwe ontdekkingen krijgen om vatbaar gemaakt te worden voor nieuwe openbaringen.

Na deze zullen wij het verstaan. Zo was het ook hier met de lieve discipelen van de Heere Jezus.

Zij zouden maar weer gaan vissen; maar terugkeren tot hvm oude vak. Zij gingen weer naar de zee van Tiberias, waar zij vroeger hun brood verdiend hadden en in vorige tijden zoveel vis gevangen hadden. Wat zijn zij echter diep teleurgesteld geworden. Elke keer het net maar uitgeworpen en dan weer opgetrokken, in de hoop, dat er toch eens iets in zit'ten zou, maar het was elke keer maar leeg.

Toch konden zij niet ophouden ook. Wij moeten maar zo lang weiken en tobben, totdat God Zelf er ons mee aan het einde brengt. Wij kunnen onszelf er niet uitzetten, en onszelf er ook niet inzetten. De hemel moet alles doen.

Wat een weldaad toch, dat Christus verschijnt in ons leven. En dat zien wij aan de zee van Tiberias ook weer bij vernieuwing, dat Christus wel komen kan, zelfs spreken kan tot ons, maar toch moeten de schellen van onze ogen afgenomen worden om Hem recht te kennen. Dat is over het algemeen in onze dagen onverstaanbare taal. Wat is de onkunde toch groot. Een geslacht groeit er op, dat geen belang meer stelt in de waarheid, die naar de godzaUgheid is. Als de Heere het niet verhoedt en niet ingrijpt, dan keren wij naar het heidendom terug. De zuigkracht van de wereld is zo groot, dat er voor de waarheid Gods schier geen plaats meer is. Het is maar een roep om brood en spelen. Ja het is of ex om geen dood of eeuwigheid meer gedacht wordt. O land, land, land, hoor des Heeren Woord!

En aan de andere zijde: de godsdienst van onze dagen weet niet anders meer dan van „geloven en aannemen". Het zijn allemaal christenen, maar zonder Christus. Ze zijn zo vast verzekerd dat het wel met hen is en dat zij naar de hemel gaan, zonder ooit met God te doen gekregen te hebben; zonder ooit een zondaar of zondares voor God geworden te zijn. Zij hebben nog nooit zichzelf als een hel-en vloekwaardig schepsel voor God leren kermen.

O, wat een droeve godsdienst toch, waar de arme mens voor eeuwig mee omkomen zal. En onder dat kleine hoopje, dat nog beweert voor de zuivere waarheid te zijn, wat wordt er dan toch weinig gekend van die onderscheidene gangen, die God met Zijn volk houdt hier op aarde.

In de eerste plaats: God houdt Zijn Geest zo in, ook onder de openbare bediening. En in de tweede plaats: er zijn zo weinig „vaders en moeders" meer. Het onderwijs is zo ver weg, en het gevolg is, dat er allerwege zulk een droeve doorvloeiing is. De mensen zijn over het algemeen zo spoedig bekeerd en kunnen, omdat Gods Geest zo weinig twist, rust vinden waar God geen rust geeft. Tegen velen, die zich in onze dagen uitgeven voor bekeerd, zou vader Izak zeg­ gen: „Hoe hebt gij het toch zo spoedig gevonden? " Helaas, er zijn meer rijke dan arme mensen; meer mensen, die het weten, dan die het niet weten; meer mensen, die het bezitter, dan die het missen.

Gods arme volk moet wat klagen over hun blindheid. Wanneer Christus, Die zij hebben mogen volgen, en aan Wiens lippen zij mochten hangen, de dood in moet, dan worden zij aan Hem geërgerd. Zij hebben maar geen oog voor de noodzakelijkheid van Zijn borgtochtelijke bediening. En mogen zij een opgestane Christus kennen. Die aan het recht der wet genoeg gedaan heeft, dan zijn zij wel eens een ogenblik verblijd, in Zijn tegenwoordigheid, maar wanneer zij Hem dan weer moeten missen, dan staan zij weer als ongeholpen en weten niet wat zij er van denken moeten. Zij hadden wel met de discipelen in Jeruzalem willen blijven, maar in Galilea zullen zij Christus ontmoeten. Hij houdt Zich verborgen totdat zij in dat verachte Galilea weer terecht gekomen zijn,

Gr.R.

Ds W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1953

De Banier | 8 Pagina's

Op Jezus’ woord een goede vangst

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1953

De Banier | 8 Pagina's