Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zitting der Staten-Generaal geopend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zitting der Staten-Generaal geopend

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opening van de zitting der Staten-Generaal door Hare Majesteit de Koningin gaat immer met grote belangstelling van het publiek gepaard. Deze keer was deze wel extra groot Vanuit Den Haag zelf was er een ontzaggelijke massa mensen op de been gekomen, en van daar buiten, zelfs uit het buitenland, was men ook in groten getale opgekomen om het kleurrijke, grootse vertoon, waarmede de opening van de zitting der Staten-Generaal gepaard gaat, te aanschouwen.

De zo geweldige belangstelling zal mede verwekt zijn doordat aangekondigd was, dat de vier prinsessen in de gebruikelijke rijtoer van 3 uur mede zouden rijden. Zo stonden dan de toeschouwers in dichte drommen geschaard in de met vlaggen en bloemen versierde binnenstad, om Koningin Juliana en Prins Bemhard temidden van de hen begeleidende stoet naar het Birmenhof te zien rijden.

De toeschouwers hebben het wel bijzon­ der met het weer getroffen. Het was zelfs prachtig; mede daardoor waren om half tien de beste plaatsen langs de route, welke de koninklijke stoet zou volgen, reeds bezet

Velen hunner hadden klapstoelen meegenomen en sommigen zelfs kleine ladders, om er zeker van te zijn, dat zij alles van de zo kleurrijke stoet goed zouden kunnen zien. Het was daarbij zelfs zo druk, dat er vroeg in de morgen op Vijverberg al geen doorkomen meer aan was. Militairen droegen als immer zorg voor de afzetting der wegen. Daarbij waren zelfs een detachement van de Marva en één van de Milva, ter sterkte van 30 leden, opgesteld.

Toen het Koninklijke Paar, nadat eerst de kamerheren, de groot-officieren, de grootmeesters, de dame du palais en de opperceremoniemeester in hun rijtuigen hadden plaats genomen, in de deur van het paleis verscheen, steeg er zulk een geweldig gejuich op, dat dit zelfs de muziek van het Wilhelmus overstemde. Langs heel de weg.werden de Koningin, gekleed in een lange grijze robe met witte kant, en Prins Bernhard, die het groot-tenue van vice-admiraal droeg, rijdend in de goudsn koets, bespannen met acht zwarte paarden, door de samengestroomde menigte uitbundig toegejuicht. In de Ridderzaal, welke met herfstbloemen versierd een imposante aanblik bood, nam de Koningin in de voor haar bestemde koninklijke zetel, met Prins Bernhard naast haar, geflankeerd door Haar gevolg, plaats.

Het was aldaar, dat Zij de Troonrede, welke met grote aandacht werd aangehoord, voorlas.

De Troonrede

Deze was niet in zo uiterst vage bewoordingen gesteld, als bij de haar voorafgaande meermalen het geval was. Al ontbraken ook daarin zekere vage gemeenplaatsen niet en ook al treffen wij daarin weinig zeggende verklaringen aan, welke in vrijwel dezelfde bewoordingen ook in de Troonrede van het vorige jaar voorkwamen, en ook al werd daarin nog al eens gesproken over bedoelingen, verwachtingen en overwegingen, en ook al werden daarin zeer belangrijke zaken in een enkele zin afgedaan, zonder dat men over deze zaak zelf iets wijzer geworden is; nochtans zijn daarin enkele positieve uitspraken gedaan, waarop wij in het vervolg nog nader hopen terug te komen.

De toon, welke ons in de Troonrede tegenklinkt, was vrij optimistisch, als er daarin op gewezen werd, dat de werkloosheid sterk gedaald is, dat de economische ontwikkeling gunstig is en dat de wijze, waarop de schok, veroorzaakt door de watersnood, is opgevangen, getuigt van onze economische weerstandskracht.

Of dit optimisme echter gerechtvaardigd is, kan betwijfeld worden, als men acht geeft op hetgeen in Amerika voorgevallen is en voorvalt. Aldaar geven de goederenmarkten, en inzonderheid de effectenbeurs, ons een sterke daling te aanschouwen, terwijl er voor 4 a 5 milliard landbouwproducten liggen opgestapeld, waarmede de regering geen weg weet om ze op redelijke wijze van de hand te doen, en sommige industrieën hun fabrikatie tot een derde hebben moeten beperken. En ook in het eigen land zijn er wel industrieën aan te wijzen, waarin het allesbehalve naar wens gaat. Tevens heeft het wel iets te zeggen, dat in de Troonrede te lezen staat:

„Was in de jaren na de laatste wereldoorlog de markt voor de producten van de landbouw en de visserij gunstig, thans moet met een dalende tendens rekening worden gehouden. Maatregelen tot verbetering van de zeevisserij zijn in voorbereiding".

Valt er, wat de toekomst betreft, niets met enige zekerheid te voorspellen, toch staat het wel vast, dat de regering voor de oplossing van moeilijke problemen komt te staan, welker oplossing ongetwijfeld nog verzwaard is door de hoge lasten, welke door de watersnood op ons volk gelegd zijn.

De watersnood

Het doet weldadig aan, dat in de Troonrede een passage gewijd is aan de watersnood, al is te betreuren, dat daarbij met geen woord gemeld werd van de hand Gods, welke in deze toch klaar op te merken is, en dat ons volk ook nu weer met geen enkel woord tot verootmoediging voor Gods aangezicht werd aangespoord.

Aangaande de watersnood vermeldt de Troonrede:

„Voor ons land zal 1953 in de herinnering voortleven als het jaar van de watersnood, die zoveel ellende bracht en zoveel schade aanrichtte. Onafscheidelijk zal daarmede echter verbonden blijven de heugenis aan het ontroerend medeleven in binnen-en buitenland, aan de warme spontaniteit, waarmede hulp werd geboden, en aan de betoonde offervaardigheid.

Het Rampenfonds en het Rode Kruis hebben veel gedaan om de getroffenen tegemoet te komen.

De regering vertrouwt, dat het wetsontwerp inzake schaderegeling spoedig in behandeling zal komen.

In de worsteling om een snel herstel van de geteisterde waterkeringsn en een spoedige drooglegging van de overstroomde gronden te verwezenlijken, zijn de beste tradities van ons volk gehandhaafd. Met dankbaarheid kunnen wij constateren, dat thans de dijken op één uitzondering na gedicht zijn. Er bestaat goede hoop, dat vóór de najaarsstormen de sluiting voltooid zal zijn. Dit ware de schoonste beloning voor de onvermoeide arbeid van velen.

Alle krachten worden ingespannen voor het herstel der getroffen gebieden, ook op het gebied van landbouw en wederopbouw. Tevens is het oog gericht op de noodzakelijkheid om voor de toekomst grotere veiligheid te verzekeren.

De ramp stelt hoge eisen aan de schatkist en heeft verschillende takken van de agrarische industrie ernstig getroffen."

Ook wordt op een andere plaats in de Troonrede nog eens verzekerd, dat de regering bijzondere aandacht zal schenken aan de bouw ter vervanging van de door de oorlog en de watersnood verloren gegane huizen.

Het buitenland

Ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen liet de Troonrede zich al op een vrijwel niets zeggende wijze uit. Zij zeide daarvan:

„Met gespannen aandacht volgen wij allen de ontwikkeling van de internationale toestand, die ook voor ons volk van zo grote betekenis is.

Nog valt niet te zeggen of de wijzigingen, die zich in het afgelopen jaar hebben voorgedaan, zullen leiden tot een werkelijke ontspanning.

Op Korea is intussen, na moeizame onderhandelingen, een wapenstilstand bereikt, waardoor althans de mogelijkheid tot herstel van de vrede voor het zwaargeteisterde Koreaanse volk is geopend. Met diepe dankbaarheid herdenk ik onze dappere vrijwilligers uit Nederland en Suriname, waarvan zovelen zijn gevallen in deze strijd voor de collectieve veihgheid.

Het beleid der regering richt zich onverminderd op een voortzetting van de internationale samenwerking, zowel in de Verenigde Naties als in Atlantisch en Europees verband.

Binnen het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie gaat de opbouw van de defensie regelmatig ' voort.

Economische integratie ziet de regering als één van de voornaamste doelstellingen bij de vorming ener Europese gemeenschap. Desbetreffende voorstellen harerzijds zullen met andere belangrijke vraagstukken, welke aan de vorming van een dergelijke gemeenschap verbonden zijn, onderwerp uitmaken van het op gang zijnde overleg tussen regeringen, waarvoor de arbeid der Assemblee ad hoc een waardevolle bijdrage heeft geleverd.

'In West-Europa is nauwe samenwerking noodzakelijk, ook met de landen, die niét deelnemen aan de integratiepogingen. De organisatie voor Europese economische samenwerking en andere intergouvernementele organisaties benevens de Raad van Europa blijven dan ook van groot belang.

Overleg tussen de regeringen der Beneluxlanden heeft geleid tot overeenstemming omtrent tijdelijke maatregelen ter vermindering van gerezen moeüijkheden. Nauwere coördinatie van het interne en externe economische beleid zal daarop moeten volgen.

Totstandkoming van de voorgestelde interparlementaire adviesraad zal een wezenlijke stimulans kunnen zijn voor de groei van de Beneluxgedachte in de drie landen.

Wetsontwerpen, betrekking hebbende op de beoogde regelingen, zullen de Kamer spoedig bereiken".

Tot zo ver de mededelingen in de Troonrede aangaande de buitenlandse betrekkingen. Naar aanleiding daarvan merken wij op, dat de loftuigingen aangaande de vrijwilligers op Korea wel scherp afsteken tegen de wijze, waarop door de regeringen over ons zo dapper gestreden hebbend eigen leger in Indonesië gesproken of ook al gezwegen is. Voorts moet het ons uit de pen, dat het ons leed doet, dat de regering met geen enkel woord gewaagd heeft van het grote gewicht van het behoud van de zelfstandigheid van ons eigen volksbestaan, en maar al te zeer haar betrouwen op mensen en menselijke samenwerking stelt, waaraan, zoals een ieder dat kan waarnemen, bovendien nog zeer veel ontbreekt, dewijl er veel meer van geschillen dan van een eendrachtige samenwerking te bespeuren valt. Wat betreffende de Benelux gezegd is, daaruit valt op te merken, dat de verwezenlijking van de Beneluxgedachte nog steeds op zich laat wachten.

Indonesië, Nieuw-Guinea, Suriname en de Ned. Antillen

Dienaangaande verklaard: werd in de Troonrede

„Het regeringsbeleid blijft gericht op het onderhouden van goede betrekkingen met Indonesië en het zo veel mogelijk verbeteren van die betrekkingen.

De regering heeft aan de landsregeringen van Suriname en de Nederlandse Antillen voorstellen gedaan om te komen tot hervatting van het overleg over de nieuwe rechtsorde in het Koninkrijk. Er is grond voor de verwachting, dat de besprekingen spoedig kunnen aanvangen.

Maatregelen in het belang van de economische, geestelijke en sociale verheffing van de bevolking van Nieuw-Guinea zullen geleidelijk en in onderling verband worden getroffen. Een belangrijke taak is weggelegd voor zending en missie. Aan de mogelijkheden voor een toekomstige politieke ontwikkeling zal de regering bij voortduring aandacht schenken.

De reeds op verschillend gebied aangevangen exploratiewerkzaamheden ter bevordering van de economische openlegging van het land, zullen voortgang hebben. In het bijzonder is de aandacht gericht op verbetering en uitbreiding van de landbouw voor eigen voorziening, naast winning van exportproducten.

De regering zal, waar zulks in het belang is van het land, particulier initiatief aanmoedigen en steimen".

Na de verklaring van de regering inzake deze aangelegenheid weergegeven te hebben, wensen wij de aandacht er op te vestigen, dat al wat de voorstanders van de souvereiniteitsoverdracht van Indië hebben voorspeld, namelijk, dat daardoor veel betere verhoudingen tussen Nederland en Indonesië zouden ontstaan dan er ooit tevoren tussen hen bestaan hadden, door de feiten zodanig gelogenstraft wordt, alsook dat het de sociahsten stellig niet naar de zin is, wat de regering voornemens is met en op Nieuw-Guinea te doen, waarbij zij verklaard heeft onder bepaalde voorwaarden aldaar het particulier initiatief te zullen ondersteunen en aanmoedigen.

Economie

Nadat in de Troonrede verklaard is, dat de wijziging ten goede in het betalingsverkeer zich heeft voortgezet, en dat de goud-en deviezenreserve nog gestadig toegenomen is, waardoor enkele maatregelen ten aanzien van het deviezenbeleid verzacht konden worden, en de hulp welke ons land in de jaren van 1948 tot en met 1952 van de Verenigde Staten van Amerika ontving, beëindigd kon worden, vervolgt de Troonrede, handelende over economische aangelegenheden, met de navolgende bewoordingen:

„Het behoud van het verkregen evenwicht en de voortzetting van de normale groei der economische bedrijvigheid, eisen bij voortduring aandacht. De sterke toeneming van onze bevolking maakt nodig de totstandkoming van nieuwe en de uitbreiding van bestaande welvaartsbronnen met kracht te blijven bevorderen. De aanhangige voorstellen inzake verlaging van de belastingdruk op het bedrijfsleven zullen daartoe kunnen bijdragen.

Onmisbare voorwaarde voor een blijvend gunstige ontwikkeling is een verdere vergroting van de export en een zo ruim en vrij mogelijk internationaal handels-en betalingsverkeer. De regering is voortdurend bedacht op het stimuleren en steunen van maatregelen in die richting.

Het ligt in het voornemen op korte termijn een ontwerp van wet, houdende regelen omtrent de economische mededinging bij de Staten-Generaal aanhangig te maken, ter vervanging van het op dit gebied nog steeds geldende bezettingsrecht.

Een nota over het middenstandsvraagstuk zal de Kamers dit zittingsjaar bereiken. Op grond van met het bedrijfsleven gevoerd overleg heeft de regering goede hoop, dat de door haar gewenste verwezenlijking van de Publiekrechterlijke Bedrijfsorganisatie op basis van vrijwilligheid zal kunnen geschieden. Op korte termijn zal zij naar aanleiding van door de Sociaal-Economische Raad uitgebrachte adviezen de instelling van een aantal bedrijfslichamen bevorderen.

Het vraagstuk van de bezitsvorming is in studie, in samenwerking met de commissie bezitsspreiding".

Dit gedeelte der Troonrede is in velerlei opzicht zeer vaag gesteld. De regering heeft de hoop uitgesproken, zonder de minste zekerheid te bieden, dat zulks ook in werkelijkheid zal geschieden, dat de verwezenlijking van de publiekrechterlijke bedrijfsorganisatie in vrijwilligheid zal geschieden. Bovendien heeft zij verklaard, dat zij er voortdurend op uit is om de export te bevorderen. Dit zal inderdaad wel zo zijn, doch dat zij daarmede het gewenste resultaat zal bereiken, staat niet in haar macht. Zekerheid daarvoor bestaat er in het geheel niet. Verschillende landen trekken de tolmuren steeds hoger op en hebben zich daarbij aan de voortdurende pleidooien onzer regering niet in het minst gestoord. En zo is het ook al gelegen met de econo- mische samenwerking onder de verschillende volken, waarop onze regering ook al bij herhaling — maar tevergeefs — heeft aangedrongen. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de regering, sprekende over de economie — zoals tevoren gedurig — thans niet meer spreekt over de oprichting van nieuwe industrieën, Zij is blijkbaar op dit punt heel wat voorzichtiger geworden. De oprichting toch van ettelijke nieuwe industrieën is op een deerlijke mislukking uitgelopen. Onder hen bevindt zich onder meer er één, die aan het rijk ettelijke milhoenen heeft gekost.

Het is dan ook te vrezen, dat de regering de moeilijkheden, welke zich op dit terrein kunnen voordoen, onderschat.

Financiën

Ten aanzien van de financiën kwam de Troonrede met een heugelijke mededeling. De regering heeft daarin afgekondigd, dat het reeds eerder aanhangig gemaakte samenstel van belastingsmaatregelen zal worden aangevuld met een wetsontwerp tot verlaging van de loonen inkomstenbelasting. Volgens de verklaring van de regering zal dit een voelbare vermindering van de druk betekenen, in het bijzonder ook voor de lagere inkomstenklassen en de middengroepen. Deze verlaging van belastingen zal ten gevolge hebben, dat er na 1 Januari 1954 aan belastingopbrengst ƒ 190.000.000 minder in de schatkist des lands biimen zal komen. Zij zal stellig met grote voldoening door zeer velen vernomen zijn en voldoet aan veler aandrang — de S.G.P.-Kamerleden hebben daarop gedurig in de Kamer aangedrongen. Of deze verlaging echter toereikend zal zijn om de zware druk van lasten en belastingen wezenlijk te verlichten, moeten wij op dit ogenbHk in het midden laten. In elk geval is het een stap in de goede richting. Alleen betreuren wij het, dat de regering, toen de financiële omstandigheden zeker niet ongunstiger waren dan thans, daar al niet eerder toe overgegaan is. Zij zou daarmede aan het land stellig een grote dienst bewezen hebben, want de huidige druk der belastingen en lasten is voor particulieren en ook voor het bedrijfsleven ontegenzeggelijk veel te zwaar.

Al is het stellig verheugend, dat de regering dan eindelijk tot het inzicht gekomen is, dat een algemene verlaging der belastingen noodzakelijk was, nochtans leide niemand daaruit af, dat het beeld, dat de begroting voor 1954 ons biedt, er ook maar enigermate bemoedigend uitziet.

De regering zeH laat ons in deze niet in het onzekere, waar zij verklaart:

„Het beeld van deze begroting, op zichzelf genomen, is dan ook zeker niet gunstig".

En dit is het stellig niet. Want al neemt men in aanmerking, dat in het totale tekort van ongeveer een milliard omstreeks 600 millioen nadelig saldo is begrepen, dat, naar thans vrijwel algemeen geldende begrippen, door langlopende leningen mag worden gedekt, en dat het geraamde tekort op de gewone diensten van ƒ 400.000.000 grotendeels door de gevolgen van de watersnood is veroorzaakt, dan blijft op de gewone diensten toch een tekort bestaan, mede tengevolge van het prijsgeven van middelen, welk tekort nog vergroot zal worden door ƒ 250.000.000 nieuwe, nog niet in de begroting opgenomen uitgaven, en ook door andere uitgaven, weUce nog te wachten staan, zodat het beeld, dat deze begroting biedt, verontrustend is.

Woningbouw

Daarvan zegt de Troonrede onder meer: i, Ter voorziening in het nog steeds nij­ pende gebrek aan woningen, bevordert de regering verwezenlijking van een bouwprogramma van 65.000 woningen. Het ligt in de bedoeling in dit zittingsjaar een ontwerp Woningwet en een ontwerp Ruimtewet in te dienen."

Het is zeer te hopen, dat het programma ook uitgevoerd zal worden, en dat er om de één of andere reden geen kink in de kabel zal komen. Het is toch in allerlei opzichten van groot belang, dat er aan het nijpend gebrek aan een goede woning een einde zal komen, al is het niet te verwachten, dat dit zelfs met de bouw van 65.000 woningen het geval zal zijn; zo ontzaggelijk groot is het getal, dat nog maar steeds geen eigen woning heeft kunnen bekomen.

Sociale zorg

Ten aanzien daarvan staat in de Troonrede te lezen:

„De indiening van een wetsontwerp tot het verbod van arbeid in de industrie voor veertienjarige meisjes is te verwachten.

De gezondheidstoestand van ons volk blijft zich gunstig ontwikkelen. De over het gepubliceerde voorontwerp Ziekenfondswet ontvangen adviezen hebben de noodzaak aangetoond dit ontwerp nader in beschouwing te nemen.

De verbreding en verdieping van het maatschappehjk werk, gericht op het individu en op het gezin, zal de regering zo veel mogelijk bevorderen.

Bijzondere aandacht zal zij besteden aan de gebieden in Nederland, waar achterstand aanwezig is op maatschappelijk, cultureel en hygiënisch terrein.

Voorstellen in de geest van het rapport van de commissie achterstallige belastingen zullen de Staten-Generaal bereiken.

Ten aanzien van de maatschappelijke moeilijkheden, waarin een aantal Nederlanders in Indonesië verkeren, worden maatregelen voorbereid, welke tot een meer gecoördineerd beleid kunnen leiden.

De in 1951 aangenomen vervoerswetten, die het mogelijk maken krachtiger dan tot dusver een goede vervoersvoorziening na te streven, zullen spoedig tot een begin van uitvoering komen.

In overweging is thans een voorstel om ook de land-en tuinbouwongevallenverzekering ter uitvoering aan de bedrijfsverenigingen over te dragen.

Voorstellen zullen de Kamers bereiken inzake compensatie voor van overheidswege gepensionneerden en voor degenen, die bij de wet vastgestelde sociale uitkeringen ontvangen. Daarbij zulen ook verschillende vraagstukken, die met kinderbijslag verband houden, een oplossing moeten vinden. Het ligt in het voornemen der regering daarbij aan een relatief achterblijven van de positie der grote gezinnen een eind te doen komen.

Zij zal voorstellen indienen tot wijziging van de pensioenwet 1922 op punten, waarover in het interim-rapport der desbetreffende staatscommissie is geadviseerd".

Justitie

Ten aanzien van de justitie Troonrede het navolgende: bevat de

„De organisatie Bescherming Bevolking zal in de loop van het aanstaande zittingsjaar haar voltooiing naderen, mede dank zij de gebleken bereidheid van velen zich vrijwillig hiervoor beschikbaar te stellen.

De regering is voornemens een ontwerp PoHtiewet aanhangig te maken. Zij zal binnenkort haar standpunt bepalen ten aanzien van de Friese taal in het rechtsverkeer.

Op het gebied der justitie zal, zowel bij de wetgeving als daarbuiten, het beleid gericht blijven op vernieuwing en aanpassing aan de maatschappehjke behoeften".

Naar aanleiding van de verklaring inzake een ontwerp Politiewet zij opgemerkt, dat er ten opzichte van de poUtie een overeenstemming tussen de departementen van Binnenlandse Zaken en Justitie is bereikt in een kwestie, welke jaren achtereen bij deze departementen een twistappel heeft uitgemaakt.

Onderwijs

„Op het gebied van het ondewijs" — werd in de Troonrede verklaard— „zal veel werk van de Staten-Generaal gevorderd worden, met name door de wetsontwerpen op het kleuteronderwijs, het voorbereidend hoger onderwijs en het hoger onderwijs. Daarnaast zullen haar wetsontwerpen tot wijziging van de regelingen voor school-collegegelden en voor het toekennen van studiebeurzen bereiken, terwijl een ontwerp tot wijziging van de nijverheidsonderwijswet in voorbereiding is. Ook overigens zal grote aandacht vereist zijn voor de geestelijke en lichamelijke vorming van de jeugd in en buiten schoolverband. Daarnaast hoopt de regering door een krachtige steun aan de wetenschap en door de bevordering en spreiding van de kunst bij te dragen tot de versteviging van de geestelijke waarden van ons volk."

De Troonrede vertoont het karakter van een compromis, van geven en nemen, zoals dat ook wel te verwachten was, en van een samenstelling, geheel naar menselijk inzicht, waarbij met Gods Woord en Wet generlei rekening wordt gehouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1953

De Banier | 8 Pagina's

De zitting der Staten-Generaal geopend

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1953

De Banier | 8 Pagina's