Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde partij

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

oor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (no. 112)

Artikel 10 (Het onderwijs)

De schoolstrijd, welke jaren aaneen ten onzent gewoed heeft, is beëindigd met een compromis, met een overeenkomst op de revolutiormaire grondslag van „elck wat wils", hetgeen allerminst is naar de beginselen der S.G.P. — zo schreven wij op het einde van ons vorige artikel.

Dat dit metterdaad zo is, gaan wij thans nader met bewijzen staven.

Het is bij de huidige schoolwetgeving alzo gesteld, dat, indien er door een aantal bij de wet bepaalde ouders een aanvrage voor de oprichting van een school tot de overheid gericht wordt, deze wettehjk verphcht is haar medewerking te verlenen aan de bouw en inrichting van een door die ouders begeerde school.

Gesteld, er is een voldoend aantal atheïsten te eniger plaats aanwezig om te voldoen aan het volgens de wet vereiste aantal kinderen, dat aanwezig moet zijn voor een op te richten school, dat een school begeert voor de opvoeding hunner kinderen in atheïstische geest, en voor de totstandkoming van zulk een school aanvrage bij de overheid doet, dan is deze wettig verphcht zulks toe te staan en haar medewerking aan de stichting en het bestaan van zulk een school te geven. Dan moeten volgens de bestaande schoolwet daarvoor rijks-en gemeentegelden worden ter beschikking gesteld.

Dit moge naar het program en inzicht der Anti-Revolutionnairen een goed bestaansrecht hebben — dr Kuyper schreef toch eenmaal, dat zelfs een kerk van atheïsten niet geweerd diende te worden — doch naar het program der S.G.P. heeft zij dit allerminst

De thans vigerende schoolwetgeving houdt toch in, dat er met rijks-en gemeentesubsidies een atheïstische, een communistische, een socialistische, een Hberale, alsook een rooms-kathoHeke school, bij welker oprichting en instandhouding aan de wetteHjke bepalingen voldaan is, opgericht en in stand gehoudgn kan worden.

Het is waar, dat de bestaande wetgeving Christelijke en Gereformeerde gezindheden in dezelfde rechten en voorrechten, alsook in dezelfde verplichtingen doet delen.

Nochtans neemt het laatste het feit niet weg, dat bij het tegenwoordige schoolsysteem het revolutionnaire beginsel gehuldigd is en daaraan ten grondslag ligt, terwijl wel een ieder zal moeten erkennen, dat dit systeem in flagrante strijd is met het systeem, dat eenmaal tijdens de republiek der Zeven Provinciën bestond. Waar nu het getal in de huidige school-«'etgeving zulk een voorname plaats beslaat, daar hgt het, ziende op de getalssterkte der r.k. in ons land, voor de hand, dat dezen met hun scholen geweldige kapitalen uit de rijks-en gemeentekassen trekken. Hierbij varen r.k. instellingen als de kloosters al zeer wel, daar de kloosterlingen, als zij bij het onderwijs zijn, met de afstand van hun salarissen, geweldige revenuen, welke in de millioencn lopen, voor de kloosters oplevei3n.

Maar toch heeft men niet te denken, dat de r.k. het thans bestaande school-.systeem eigenlijk naar de zin is. Men heeft m.aar waar te nemen hoe het schoolwezen in zuiver r.k. landen is ingericht, om van dat denkbeeld genezen te worden. Daarin wordt al evenmin een Protestantse school als kerk geduld, nog veel minder met staatsgelden bekostigd. .'M is het waar, dat de r.k. partij haar volle medewerking er aan verleend heeft, dat de thans geldende schoolwetgeving tot stand gekomen is, nochtans is deze allerminst overeenkomstig de leer en het streven van de kerk van Rome, die, waar zij pretendeert de waarheid te bezitten, in feite nergens ter wereld enige afwijkende leer gedoogt, maar deze en haar belijders vervolgt en onderdrukt, waar zij door middel van een haar gehoorzame overheid er maar in staat toe is.

Al is het dan ongetwijfeld waar, dat de r.k. staatspartij voor de totstandkoming van de huidige schoolwet geijverd heeft, dan is dit toch niet krachtens beginselen, maar uit overwegingen van geldelijk voordeel gedaan, want men voorzag in dat kamp, dat er een rijke buit aan subsidies uit de publieke kassen naar Rome's instellingen zou vloeien.

Men stelle zich eens voor, dat onze Gereformeerde voorouders de huidige gang van zaken op het schoolgebied ten onzent konden waarnemen, dan lijdt het niet de minste twijfel, of zij zouden daar even bedroefd als verontwaardigd over zijn, dat, wat zij als het rijk van de antichrist veroordeeld hebben, met zulke geweldige kapitalen uit de overheidskassen begiftigd wordt; gelijk het ook voor een ieder, die de leer der Reformatie van harte liefheeft, smartelijk is om zulks te moeten zien. Hoe toch kan men, als men de leer der vrije genade in waarheid omhelst, en van harte gelooft, dat een mens slechts door het geloof om niet uit genade als een goddeloze gerechtvaardigd wordt, er zijn instemming mede betuigen, dat een groot deel onzer jeugd op kosten van de publieke kassen des lands wordt opgevoed in een leer, die dit nadrukkelijk loochent en de betrachting van allerlei werkheiligheid daar tegenover stelt! Hoe kan men, als men de ere Gods boven alles wenst te stellen en het zieleheil der naasten beoogd wenst te zien, vrede hebben met een stelsel, waarbij jaar op jaar millioenen en nog eens millioenen uit de rijks-en de gemeentemiddelen worden uitgegeven om een opkomend geslacht in een verderfelijke dwaalleer op te voeden! Hoe ook kan men, als men een rechtgeaarde zoon der Hervorming is, er aan mede werken, dat Rome, mede door de talrijke subsidies, welke het uit 's lands en 'gemeentemiddelen bekomt, het Protestantisme overvleugelt en hier te lande weder de teugels van het bewind in handen neemt, met de bedoeling om ons oude Geuzenland uiteindelijk weder onder de ban en de vlag van de paus te brengen?

En anderzijds ook kan men er geen bijval mede betonen, dat er in ons land een volksschool geheel bekostigd wordt door rijk en gemeente, waarop Gods Woord bij het onderwijs tot contrabande verklaard is, als men wezenlijk ernst maakt met het feit, dat God de Heere Mozes als overheidspersoon gelx)den heeft zorg te dragen, dat de jeugd naar Gods wet opgevoed werd. Heel het ondervv'ijs op die school druist toch vierkant in tegen de beloften, welke de ouders eenmaal ten opzichte van de opvoeding van hun kinderen bij de bediening van de Heilige Doop hebben afgelegd, houdt een aanfluiting in zich tegen de uitspraken van Gods Woord:

„Vergadert het volk, de mannen èn de vrouwen en de kinderkens en uw vreemdelingen, die in uw poorten zijn, opdat zij horen en opdat zij leren en vrezen de Heere uw God, en waarnemen te doen alle woorden dezer wet",

, , Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël, die Hij onze vaderen geboden heeft, dat zij hun kinderen zouden bekend maken, opdat het navolgende geslacht die weten zou; de kinderen, die geboren zouden worden, en zouden opstaan en vertellen ze hun kinderen; "

alsook:

„Leert de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken".

Voegt hier nog bij, dat er mede door de heden ten dage van kracht zijnde schoolwet zo menige school verrezen is, die de naam van Christelijke school dragende, aan die benaming allerminst beantwoordt.

Maakten wij in vroegere jaren ook maar enige bedenking tegen enige christelijke school, dan kregen wij van verschillende zijden, niet het minst uit de neo-gereformeerde hoek, de wind van voren. Men liet daarbij menigmaal niet na ons verdacht te maken, als waren wij voorstanders van de openbare school, van een onderwijs, waarbij niet in Gods Woord onderwezen mocht worden. Sedert ettelijke onderwijzers op de Christelijke school tot de Partij van de Arbeid zijn toegetreden, of er openlijk blijk van gaven, dat hun sympathieën naar die partij uitgaan, is er wel enige verandering in de kringen van de Anti-Revolutionnairen en Christelijk-Historischen ten opzichte van de christelijke school gekomen. Daarin kan men thans ook kritiek op die scholen beluisteren, wat vroeger, indien wij onze bezwaren tegen het onderwijs op sommige dier scholen kenbaar maakten, ons hoogst kwalijk genomen werd.

Ondanks dat feit hebben wij onze bezwaren moeten handhaven. Al sinds lange tijd toch werd op sommige dier scholen de leer van Arminius de jeugd ingeprent, en op andere de kinderen met de paplepel ingegeven, dat zij Jezus liefhadden en een vernieuwing des harten door het wederbarende werk des Heiligen Geestes niet van node hadden; kortom, er werd op menige school met de Bijbel een onderwijs gegeven, dat in strijd was met de leer van de Bijbel, waarbij men dan menigmaal nog afgaf op deze ziekelijk genoemde leer en men de scholieren met afkeer vervulde tegen de Gereformeerde leer, zoals die eenmaal door onze voorouders beleden was, waartegen men zich beslist vijandig stelde. Dit alles tezamen genomen en in aanmerking nemende, hebben wij dan ook niet kunnen instemmen met de jubelzang, welke in A.R. en C.H. gelederen werd aangeheven, toen de dusgenaamde pacificatie op onderwijsgebied een feit was geworden. Deze jubelzang is luid gezongen, waar in sommige kerken zelfs dankstonden hebben plaats gevonden voor deze pacificatie, welke in wezen toch niet anders was dan een verraad aan het beginsel der vaderen, dat door hen gehuldigd en in de praktijk omgezet werd, een praktijk, welke eeuwenlang tot grote zegen van ons voDc op onze vaderlandse bodem heeft bestaan. Inderdaad tot grote zegen van ons volk. Hierbij gold het toch als de eerste ïn voornaamste zaak om te zorgen om door middel van het onderwijs het opgroeiende geslacht in de vreze des Heeren op te voeden.

Wat er voor in de plaats getreden is, al willen wij allerminst uit het oog verliezen, dat daarbij gelegenheid geboden wordt om scholen met de Bijbel overeenkomstig Gods Woord in te richten, en ook al erkennen wij volmondig, dat gelukkig nog scholen in den la'nde bestaan, waarop zulks het geval is, kan toch niet anders dan als een teken van groot verval worden aangemerkt.

Stellig, de huidige schoolwetgeving staat het toe, dat er zulke goede scholen worden opgericht. Ware dit niet zo, dan zou daarmede toch wel het schromelijkste onrecht bedreven zijn geworden.

Denk eens een ogenblik in, dat deze wetgeving wel toeliet, dat er zelfs atheïstische, communistische, liberale scholen en die van andere confessie met staats-en gemeentegelden werden opgericht en in stand gehouden, maar dat zij dat recht niet toekende ten bate van het onderwijs naar de leer onzer Gereformeerde voorouders, dan zou zulks toch — een ieder zal het moeten toestemmen — wel de onrechtvaardigheid gekroond zijn geweest, en was ons daarmede een ergerlijk staaltje geboden van een ontaarde willekeur.

Ongetwijfeld is zulk een school, waarop naar de leer der vaderen onderwijs gegeven wordt, een doorn in menig oog eu doet men vaak alle moeite om de oprichting er van te keren, doch al kan men bij aanvrage van oprichting haar oprichting vertragen, men kan haar verrijzenis toch uiteindelijk niet verhinderen.

De schoolwet geeft de voorstanders er van het volste recht daartoe. En wanneer dezen tot aanvrage van oprichting overgaan en met behulp van geldmiddelen uit de publieke kassen straks een school stichten en' in stand houden, dan doen zij niets anders dan gebruik maken van een recht, dat de \vet hun toekent. En dat zij daarin niet nalatig mogen zijn, staat boven alle verdenking wel vast, gelijk het ook niet dan toegejuicht kan worden, indien er scholen van deze geest en strekking opgericht worden.

Zien wij dit laatste al volstrekt niet ovci het hoofd, toch moet het systeem, dat op het onderwijsgebied thans in zwang is, onvoorwaardelijk worden afgekeurd, en dit om redenen, welke wij in dit en \(> rige artikelen hebben aangegeven.

De S.G.P. staat dan ook naar verandering van systeem. Gelijk zij op alle ander gebied, daar zij het onverminkte artikel 36 der aloude Nederlandse Gereformeerde Geloofsbelijdenis belijdt, tot de praktijk onzer Gereformeerde vaderen, tot de naleving van Gods Woord en Wet terug wenst te keren, zo ook op het terrein van heel het schoolwezen. Ook al is zij klein, staat zij aan veel

vijandschap, verachting en hoon bloot, mag dit haar nimmer een reden zijn om van dit haar streven af te zien. Deed zij zulks wel, zij zou daarmede wis en zeker een goede beurt bij velen maken en zelfs door de tijdgeest deswege uitbundig geprezen worden, maar zij was dan in hoge mate ontrouw aan haar beginselen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1953

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1953

De Banier | 8 Pagina's