De Publiekrechterlijke Bedrijfsorganisatie (P.B.O.)

Dit oordeel is scherp afkeurend. Hij sprak allereerst de vrees uit, dat de P.B.O. wel eens een doodgeboren kind zou kunnen blijken te zijn. Voorts bracht hij zijn bezwaren tegen de P.B.O. naar voren. Deze waren van drieërlei aard: het feit, dat de P.B.O. van boven was opgelegd, het dwanglidmaatschap, en de samenstelling van de Sociaal-Economische Raad. Wat die samenstelling aangaat, achtte hij als een ernstig bezwaar, dat van de 15 door de regering aangewezen leden er niet minder dan 11 hoogleraar zijn, die uit de aard der zaak niet met de praktijk van het bedrijfsleven bekend zijn, dewijl zij als hoogleraar buiten het bedrijf staan.

Dit oordeel houdt niets meer of minder in dan een veroordelend vonnis over de P.B.O., en gaat lijnrecht in tegen de hooggespannen verwachtingen, welke men vooral in de kringen van de K.V.P. over de P.B.O. koesterde, waarin men onomwonden uitsprak, dat zij een geheel nieuwe, sterk verbeterde maatschappij zou brengen.

Daarvan is tot op heden nog geen spoor of zweem te zien. Wel wordt het heel duidelijk openbaar, dat het bij de P.B.O. allerminst naar de verwachting van haar voorstanders gaat. De hoogst trage gang, waarmede zij te sukkelen heeft, wijst dit wel op overtuigende wijze uit.

Te vrezen staat nog altijd, dat er tenslotte, om nog enige gang in haar te krijgen, tot het nemen van dwangmaatregelen zal worden overgegaan, al heeft de regering bij de aanneming van het desbetreffend wetsontwerp ook met stellige nadruk verzekerd, dat bij de P.B.O. geen dwang uitgeoefend zal worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen