Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gezegend einde, of: Biddend ontslapen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gezegend einde, of: Biddend ontslapen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

En als hij dat gezegd had, ontsliep hij. Handelingen 7 : 60b

Zo was het ook met Stefanus. Reeds dadelijk na zijn eerste optreden kwam hij in een groot conflict met de vooraanstaande leden van verschillende synaogen.

vjod nam het voor Zijn kerk op en de vijanden werden beschaamd. Zij konden niet wederstaan de wijsheid en de Geest, door Welke hij sprak. Doch instee van er onder te vallen, hebben zij Stefanus voor de raad gebracht.

Ook in die ure heeft God bevestigd wat Christus eenmaal beloofd had. God Zelf zou hun mond en wijsheid geven wanneer zij voor de raadsvergaderingen gedagvaard zouden worden. God houdt toch zo getrouw Zijn Woord. Het aangezicht van Stefanus was als het aangezicht van een engel, toen hij zich voor die vijanden van het kruis van Christus te verantwoorden had. Onmiddellijk is Stefanus geholpen.

Degenen, die niet van God geroepen zijn, moeten zichzelf maar helpen en op de been houden, maar die van God genepen zijn, worden geholpen. Als wij ^ - èt liegen en bedriegen, kunnen wij op God rekenen. Hij zal de Zijnen niet beschaamd laten staan.

Stefanus was doorkneed in de waarheid. O, wat een sierlijke gave is dat, vooral ook voor degenen, die in Gods kerk dienen. Maar dat God aan zijn zijde stond in die ogenblikken, was duidelijk merkbaar.

Hij heeft geen vijf minuten moeten studeren voor de preek, die daar gedaan heeft. Met grote vrijmoedigheid, gezalfd met verse olie, heeft hij de waarheid mogen ontvouwen. Hij stond daar als een held des geloofs in de kracht van Christus Jezus.

Niet één lid van de Joodse raad heeft één aanmerking kunnen maken op hetgeen hij daar gezegd heeft. Zij hebben niet met belangstelling, maar met vooroordeel zitten luisteren, of zij iets konden vinden om hem te grijpen. Doch dat was uitgesloten. Daar zorgde God voor. En zo lang de schriftuurlijke waarheid opengelegd werd, de historie van Israels volk verklaard, bleef alles stil.

Doch zodra Stefanus aan de toepassing begon, en hen allen als onbekeerd neer kwam te leggen, ja als vijanden, hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, als dezulken, die niot anders deden met al hun godsdienst dan de Heilige Geest wederstaan, toen hij het hun openlijk aan kwam te zeggen, dat zij verraders en moordenaars waren, barstte de vijandschap los. Wat er in zat, kwam er uit. Zij geleken meer op beesten dan op mensen. Ja, zo lang de waarheid nog verklaard wordt, kan de mens zich nog wel wat inhouden, maar wanneer het persoonlijk wordt, dan kan de mens zijn vijandschap niet meer bedekken.

Zeker, het is niet bij allen hetzelfde. Er zitten Gallio's in de kerk, die zich geen van deze dingen aantrekken. Mensen, die zó versteend en verhard zijn, dat zij nooit heet of koud worden, wat er ook tegen hen gezegd wordt. Maar er zijn ook mensen, die krachtens hun consciëntie en opvoeding zo overreed zijn dat zij genadeloos zijn en God niet kunnen ontmoeten, dat zij er nooit iets tegen in zullen brengen. Ja sterker, het gebeurt wel, dat zij zelfs tot tranen bew(3gen wc-den en uitwendig alles toestemmen.

Met zulke onbekeerde mensen hebt ge geen last. Ook niet met dezulken, die door Gods Geest aanvankelijk zijn overtuigd en ontdekt. Dat zijn mensen, waar ge alles tegen zeggen kunt. Zij zullen het niet tegenspreken, maar het aanvaarden, en zeggen: , , 0 man, ga maar door, want wat ik in mijn diepe val geworden ben, dat is toch niet om uit te drukken." Het is 20 noodzakelijk om voor God te worden wat wij zijn.

Doch geheel anders staat het met dezulken, die menen iets te bezitten. Wanneer zij ontdekt worden door de waarheid en de valse gronden worden weggeslagen, dan kunnen zij zich niet inhouden. Eèn huichelaar wil niet ontdekt worden. Zo lang zij nog maar aangezien, aangesproken en meegenomen worden als bekeerde mensen, zijn zij nog wel lief, doch wanneer zij vernemen, dat er niets van overgenomen wordt, ja wanneer hun eerlijk en ronduit gezegd wordt wat zij zijn, dan hebben zij een duivel in hun ogen, maar ook op hun tong, en dan komt er wat uit.

Zo was het ook bij de Joodse Raad. Ze wilden Stefanus wel verscheuren. Doch al die openbaringen van hun vijandschap hebben de getrouwe godsgezant niet doen wankelen. Vol des Heihgen Geestes, was er geen plaats voor mensenvrees. De ogen naar de hemel houdende, wat een vrucht van de Heilige Geest in zijn hart was, zag hij de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods.

Stefanus zag van zichzelf niets meer, doch ook niets meer van al de vijandschap. Door het gezicht van die heerlijkheid Gods verbleekte alles wat van de wereld was.

De Heere Jezus was voor hem geen onbekende. Het was zijn Zaligmaker, zijn Verlosser, zijn Goël, zijn Koning, zijn oudste Broeder. O, wat een rijkdom toch! Jezus was gereed om hem te ontvangen in de eeuwige tabernakelen. En waai Stefanus' hart vervuld was met de liefde van Christus, daar kon hij het niet nalaten om nog getuigenis te geven van hetgeen hij daar zien mocht.

Wij kunnen elkander niet overtuigen en elkander de genade niet mededelen, maar gunnen doen wij het wel, als God ons hart maar vervult. Maar och, de mens is nergens vatbaar voor als God hem Zelf niet vatbaar maakt.

De vijandschap van die raad werd nog groter.

Alleen door de liefde Gods kan de vijandschap tegen God en.tegen de leer van vrije genade maar verbroken worden; maar wanneer dat niet plaats heeft, dan gaat de mens in zijn vijandschap steeds maar door.

Zo was het ook hier. Zij brulden er tegen in en zij stopten hun oren. Zij wilden er niets meer van horen. Zij zijn in hun helse woede op Stefanus aangevallen en zij hebben hem uit de stad geworpen en hem gestenigd. Zij hebben op zijn dood niet kunnen wachten, In hun helse haat wierpen zij zich op de godsgezant. Er was geen vonnis nodig. S'irfauus had voor hun bewustzijn zichzt^lf gericht.

Dat hij die hoge heren verraders en m.oordenaars genoemd hné, dat was voor hen zó verschrikkelijk, dat hij moest sterven.

Zij hebben hem wel uit de stad geworpen, maar zijn naam uit het boek des levens schrappen, dat vermochten zij niet. Er was geen plaats meer voor hem op de aarde, maar in de hemel was zijn plaats bereid. Uit het aardse Jeruzalem werd Stefanus uitgestoten, maar in het hemelse Jeruzalem werd naar zijn komst uitgezien. Hij zou straks worden ontvangen in de eeuwige tabernakelen. Voor Stefanus was de hel gesloten en de hemel geopend, omdat hij een plaats in het harte Gods had, en dat is een plaats, beter dan der zonen en der dochteren.

Uit die gemeenschap kan geen vijand ons ooit uitwerpen.

Zij hebben Stefanus niet gekruisigd, maar gestenigd; een beledigende en smartelijke dood. Wanneer een beest door wrede jongens doodgegooid wordt, dan wekt die mishandeling in het hart van de mens, die nog menselijk gevoel heeft, verontwaardiging. En dat te meer wanneer het een mens geldt, en dat een mens zoals Stefanus, wiens aangezicht was als het aangezicht van een engel. Voorwaar, hier zouden de engelen wenen, indien zij tranen hadden.

Niet alleen om de marteling, dit lieve kind van God aangedaan, maar meer nog om de verharding van de verraders en moordenaars dezes rechtvaardigen.

Dat Stefanus geschreeuwd heeft van pijn, lezen wij nergens in Gods Woord. Integendeel. Ook in de laatste ogenblikken van zijn leven blinkt in het leven van Stefanus de gelijkvormigheid met Christus zo duidelijk uit. Wat een vrede Gods vervulde zijn hart.

Christus bad: , , Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest", Stefanus bad tot Christus, tot de Bidder van Golgotha, Die nu de Heere des hemels is, de Bruidegom van Zijn kerk. Stefanus bad daa'f als een overwinnaar en gaf zijn geest in de handen van de Heere Jezus. En niet alleen daarin was hij een waardig volgeling van de Heere Jezus, maar ook in het liefhebben van zijn vijanden. Van nature zijn wij geneigd om God en onze naasten te haten. Dat was ook zo in het hart van Stefanus, maar de liefde Gods was in zijn hart uitgestort, en daarom had hij God lief, maar ook zijn naaste. Christus leefde in hem, en daarom was het OTunogelijke mogehjk, en het bovenmenselijke menselijk geworden. Stefanus is op zijn knieën gevallen; maar dat vallen was geen val, maar een daad. De laatste rest van zijn weggestroomde kracht gebruikte Stefanus om te knielen en om met een grote stem te roepen: „Heere, reken hun deze zonde niet toe."

Gr.-R.

Ds W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1953

De Banier | 8 Pagina's

Een gezegend einde, of: Biddend ontslapen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 1953

De Banier | 8 Pagina's