Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Repliekrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Repliekrede

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar de minister een onjuiste voorstelling gaf van hetgeen Ir van Dis ten aanzien van de particuhere bouw, welker bevordering ten zeerste door hem bepleit was, naar voren had gebracht, werd door hem van de gelegenheid tot repliceren gebruik gemaakt.

Ir. van Dis sprak daarbij de volgende rede uit: Mijnheer de Voorzitter! De beantwoording van de Minister geeft mij aanleiding bij deze replieken enkele opmerkingen te maken.

De Minister heeft er bezwaar tegen gemaakt, dat door mij bij de bespreking van het bouwcontingent voor de provincie Zeeiand dit contingent is vergeleken met de contingenten voor de provincies Limburg en Noord-Brabant. Inderdaad is dit door mij gedaan en ik deed dit, omdat deze beide (provinciën met Zeeland in het zuiden van ons land gelegen zijn. Het is ons niet mogelijk de berekeningen na te gaan, welke vanwege 's Ministers Departement zijn gemaakt om tot de bouwcontingenten te komen. Wel is bekend, dat de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek niet altijd even juist zijn. Wij hebben daarvan onlangs bij de loonkwestie nog een sprekend voorbeeld gehad.

Wat de woningtoewijzing betreft, heeft de heer Van der Feltz zoeven bij interruptie gezegd, dat die cijfers voor Zeeland verleden jaar ook onjuist waren. Het komt mij echter het beste voor, hierover thans niet langer te discussiëren, daar de Minister de voor de provincie Zeeland verheugende mededeling heeft gedaan, dat hij bereid is de woningtoe-• vdjzing voor Zeeland aan te vullen. Van deze mededeling zal ongetwijfeld in Zeeland met grote instemming worden kennis genomen. Het is te hopen, dat deze aanvulling niet schriel zal zijn.

Wat de kwestie van de particuliere bouw betreft, wens ik op te merken, dat het niet zo is, dat deze kwestie het eerst door de heer Woudenberg in zijn rede, in Maart of April van dit jaar in de Eerste Kamer gehouden, naar voren is gebracht. Jaar op jaar is dit door anderen en ook onzerzijds in deze Kamer gedaan, ook verleden jaar onder de huidige Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting. Voorts moet ik opkomen tegen de voorstelling van de Minister, alsof ik zou beweerd hebben, dat, als men de woningbouw alleen maar in handen van de particuliere bouw zou geven, de woningnood heel spoedig tot het verleden zou behoren, omdat er dan veel meer gebouwd zou worden. Ik moge hiertegen opmerken. Mijnheer de Voorzitterdat de Minister van mijn betoog geen juiste voorstelling heeft gegeven. Hetgeen toch de Minister daarover heeft gezegd, is door mij gisteren niet en nooit beweerd, al is het niet onmogelijk, dat de woningbouw er beter aan toe zou zijn geweest, indien de particuliere bouw in het verleden sterk^> -ingeschakeld waren. Dan hadden wij allicht geen moeite gehad met kapitaalverstrekking, welke oorzaak was, dat de voorganger van de Minister met een bouwstop komen moest. Wel heb ik er de aandacht op gevestigd, dat de woningwetbouw slechts aanvulling behoort te zijn en geen hoofdtaak, gelijk dit na de oorlog en zelfs heden nog maar al te zeer het geval is geweest en nog is. Voorts is er door mij op gewezen, dat de ervaring heeft geleerd, dat de particuliere bouw in staat is goedkoper te bouwen dan de gemeenten en de woningbouwverenigingen, gelijk in een adres, dat door een commissie onder voorzitterschap van de onlangs overleden prof. Diepenhorst in 1951 aan de toenmalige Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting is gezonden, nog eens nadrukkelijk werd vastgesteld. Hierop is de Minister echter niet ingegaan.

Mijnheer de Voorzitter! Op grond van de door mij genoemde redenen, waaraan nog vele andere toe te voegen zouden zijn, heb ik bepleit, dat de particuhere bouw, die zich vóór de oorlog voor de woningbouw, ook voor de arbeiderswoningbouw, zo verdiensteHjk heeft gemaakt, door de Minister de gelegenheid zal worden geboden, zich krachtiger te ontplooien. Te meer acht ik dit nodig, als gelet wordt op de kwaliteit der door de woningbouwverenigingen en gemeenten gebouwde woningen, waarover de directeur der Volkshuisvesting te Amsterdam lasÜk een ongunstig oordeel heeft uitgesproken. De Minister heeft hierop, als ik het wel heb, niet geantwoord. Gaarne zou ik nog vernemen, welke maatregelen de Minister heeft genomen of nog zal nemen om daarin verbetering te brengen, zodat de nieuw te bouwen woningen langer dan 25 jaar zullen kunnen meegaan.

Ook zou ik gaarne nog een antwoord van de Minister ontvangen in zake de controle op de gelden, die door de Overheid aan de woningbouwverenigingen worden verstrekt. Heeft zulk een controle plaats en is de Minister er zeker van, dat deze gelden op een verantwoorde wijze worden besteed?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1953

De Banier | 8 Pagina's

Repliekrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1953

De Banier | 8 Pagina's