Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor oud en Jang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor oud en Jang

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXLVII

Het Christendom onder de Gothen. Ulphilas hun bisschop. Vervolging.

Tot de volkeren, die al vrij spoedig met het EvangeUe bekend gemaakt werden, behoren onder meer de Gothen, die onderscheiden worden in Oost-en West-Gothen. Met andere volken, zoals de Franken, de Saksers, de Friezen, de AUemannen of Zwaben en de Beieren behoorden zij tot de Germanen, die zich in de bloeitijd van het Romeinse Rijk over Midden-Europa verbreid hadden.

In de tweede eeuw vestigden de Gothen zich in het gebied van de Zwarte Zee, van waaruit zij menigmaal strooptochten naar naburige landen ondernamen onder andere ook naar Gappadooië. Op deze tochten ging het er allesbehalve zachtzinnig naar toe. Plunderen en vernielen waren de begeleidende verschijnselen, terwijl ook tal van mensen gevankelijk werden meegevoerd. Nu is van Cappadocië bekend, dat daar van de vroegste tijden af Christenen geweest zijn. Op de Pinksterdag waren er Cappadociërs in Jeruzalem, die daar door de discipelen des Heeren in hun eigen taal werden toegesproken en met de anderen daarover ten zeerste verwonderd en ontzet zijn geweest. Het is dan ook zeer waarschijnlijk, dat er onder de ongeveer drie duizend toegebrachten ook Cappadociërs zijn geweest. In elk geval waren er in Capadocië Christenen ten tijde der Apostelen. Dit bhjkt ten duidelijkste uit de eerse brief van de Apostel Petrus, g^ gericht aan de vreemdelingen verstrooid in Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithynië, waarin zij door de Apostel aangeduid worden als uitverkorenen naar de voorkennis Gods des Vaders. Zo was het dus mogehjk, dat er onder de gevangenen, die door de Gothen - het waren West-Gothen - werden meegevoerd, ook Christenen waren. De geschiedschrijvers maken er zelfs melding van, dat er vele Christenen, onder wie ook voorgangers, op die manier naar het land der Gothen werden meegevoerd. Deze gevangen genomen Christenen hebben de tijd hunner gevangenschap goed benut. Ze brachten namelijk de Gothen in kennis met het Evangehe en blijkbaar onder des Heeren zegen met vrucht, want het is bekend, dat er op de Synode, welke in het jaar 325 te Nicéa gehouden werd, ook een Gotische bisschop, Theophilus geheten, aanwezig was. Ook Athanasius heeft in éêii zijner geschriften er melding van gemaakt, dat de Gothen de invloed van het Christendom ondergaan hadden; In de vierde eeuw is het vooral Ulphilas, die veel voor de verbreiding van het Christendom onder de Gothen heeft gedaan, doordat hij ze een letterschrift en een Bijbelvertaling gaf. Deze Ulphüas, die later bisschop werd, werd in het jaar 318 geboren. Zeer waarschijnlijk was hij afkomstig van een gevangen Christelijke familie uit Cappadocië en in het Christendom opgevoed en vervulde hij aanvankelijk bij de kleine gemeente, waartoe hij behoorde, de post van voorlezer. Op 30-jarige leeftijd, dus in 348, werd hij door Eusebius, bisschop van Constantinopel, tot bisschop gewijd en als zodanig heeft hij zeer veel voor het Christendom gedaan. De kerk breidde onder hem dan ook sterk uit, maar tevens ervoer hij, dat waar Christus Zijn kerk bouwt, de duivel er bij is om, zo mogelijk, dat werk te verstoren en te vernietigen. Vooral van de zijde van de toenmahge heerser, Athanarich, werd grote tegenstand ondervonden, ja vonden er onder hem zelfs Christenvervolgingen plaats, waarbij vele mannen en vrouwen de marteldood ondergingen. Door deze vervolging zag Ulphilas zich in het jaar 355 genoodzaakt om met velen zijner landgenoten de Donau over te steken en voor zichzelf en de zijnen een wijkplaats te zoeken binnen het Romeinse rijk. Daar de toenmalige Romeinse keizer, Constantius, hoge achting voor Ulphilas had, en hem zelfs een tweede Mozes noemde, wees hij hem een gebied aan, waar hij zich kon vestigen namelijk in Moesië, het tegenwoordige Boelgarije. Hier verkondigde de Gotische bisschop het Evangelie in de Gotische, de Griekse en de Latijnse taal. Het was tijdens zijn verblijf in dit gebied, dat hij voor zijn volk een alfabeth samenstelde en de Bijbel in hun taal overbracht.

Of alle Gothische Christenen Ulphilas op zijn tocht naar Moesië vergezeld hebben, is niet bekend. Het is zeer wel mogelijk, dat er van hen in het eigen land gebleven zijn en in alle stilte aan de verbreiding van het Christendom hebben voortgewerkt. Ook is bekend, dat van de zijde van de bisschoppen der naburige Romeinse wingewesten het Evangelie tot de Gothen gebracht werd, gelijk onder meer geschiedde door Ascholius; bisschop van Thessalonica. De vernieuwde uitbreiding van het Christendom ontging echter de oude vijand, Athanarich, niet. Opnieuw ontstak zijn woede tegen de Christenen, die hij omstreeks 370 hevig liet vervolgen. Ook nu echter ontbrak het niet aan mannen en vrouwen, die er door de Heere toe verwaardigd werden om getrouw te mogen blijven en büj-en vrijmoedig door een geschonken geloof voor de naam en zaak des Heeren mochten uitkomen. Ja, somwijlen mochten enkelen hunner daarbij een grote heldenmoed ten toon spreiden, gelijk het geval was met een zekere Sabas, over wiens lotgevallen wij in 't vervolg hopen te schrijven. Van groot belang is dit geval, omdat het vastgelegd is in een brief, welke de gemeente onder de Gothen aan de gemeenten in Cappadocië en aan alle gemeenten der Christenheid toezond. Deze brief begon als volgt:

, , Wat de Apostel Petrus gezegd heeft, dat in allen volke, die de Heere vreest en gerechtigheid werkt. Hem aangenaam is, heeft zich ook thans op een krachtige wijze bevestigd. Ten bewijze daarvan dient het leven en lijden van de zalige Sabas, die een getuige van God en van onze Heiland Jezus Christus geworden is".

En ten slotte wordt in die brief aangemoedigd om de dag van Sabas' dood als een feestdag in herinnering te houden. Dit slot luidt: „Houdt dus een feestelijke bijeenkomst op de dag, waarop hij de martelaarskroon ontvangen heeft en meldt het aan de afwezigie broeders, opdat in de gehele kerk feest gevierd en de Heere geprezen worde, die Zijne dienstknechten heeft uitverkoren. Groet al de heiligen, u groeten met ons al de vervolgden. Eeuwig, geloofd zij Hij, die ons allen door Zijne genade in Zijn hemels koninkrijk brengen kan".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1953

De Banier | 8 Pagina's

Voor oud en Jang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 december 1953

De Banier | 8 Pagina's