Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUITENLANDS OVERZICHT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het jaar 1953 ligt achter ons. Naar het woord der Heilige Schrift hebben wij het als een gedachte doorgebracht, is het als esn damp, welke een weinig tijds gezien wordt, voorbij getrokken.

Nochtans zullen de gedachten dergenen, die in 1953 zich door de dood een geliefde verwant zagen ontvallen, bij de wisseling des jaars en ook anders bij hem of haar verwijld hebben.

Een jaar is maar kort en ras voorbij. Doch daar kan in een jaar zo veel gebeuren, waardoor het jaar onvergetehjk blijft.

Zo is het jaar 1953 voor velen onzer landgenoten onvergetelijk. Daarin toch hebben zo velen geliefde betrekkingen verloren, die zij bij de watervloed soms voor hun eigen ogen zagen verdrinken. Neen, zo oud worden zij niet, dat zij dit jaar zouden kunnen vergeten.

Hierbij is het de grote vraag, wat zij bij het zo smartelijke verlies geleerd hebben. De stem des Heeren heeft toch zo waarschuwend in hun onmiddellijke nabijheid geklonken. En niet alleen voor hen, maar voor ons allen is dit een vraag van aanbelang, welke ons wel ter dege tot onderzoek mocht nopen, want in 1953 heeft het aan waarschuwingen des Heeren niet ontbroken.

Helaas valt er zo bitter weinig van te bespeuren, dat men zich onder de krachtige hand des Heeren verootmoedigd heeft. Zelfs een uitwendige bekering, als eenmaal in Ninevé plaats greep, is bij ons volk niet waar te nemen.

De overgrote massa der mensen zoekt het heil niet bij Wie het alleen maar te bekomen is.

Dit heeft het achter ons liggende jaar 1953 ons wel op ondubbelzinnige wijze getoond; vandaar de vele teleurstellingen, welke daarin zo menigeen beleefd heeft.

In het begin van 1953 overleed Stalin Bij millioenen mensen ontstond de hoop, dat na diens overlijden in Rusland het regeringsbeleid een andere koers in zou slaan. De eerste regeringsverklaring der nieuwe bewindslieden gaf er ook enige reden voor. Doch de onlusten, welke in Berlijn en in andere delen van Oast-Duitsland uitbraken, deden deze hoop als rook uit de schoorsteen verdwijnen. Met tanks en andere gewelddadige middelen werden de onlusten ten onder gebracht. Niet minder hardvochtig dan Stalin placht op te treden, werd er opgetreden. Zelfs werd een hongerige bevolking zo veel mogelijk belet om de levensmiddelen, welke de Amerikanen ter beschikking stelden, te bekomen. Bovendien maakte het Russische vredesoffensief, dat reeds tijdens Stalins leven was ingezet, geen vorderingen. Als tevoren onder Stalin predikten de huidige machthebbers van de Sovjet-Unie de vrede, maar gingen inmiddels door met Rusland en zijn vasalstaten tot de tanden toe te bewapenen.

Zo behoeft het allerminst te verwonderen, dat er in zeer brede kringen aan getwijfeld wordt of het vredesoffensief van Rusland wel ernstig gemeend is; te meer, als men er acht op geeft, dat de gealHëerde mogendheden er bij de regering van de Sovjet-Unie krachtig op aangedrongen hebben om de Duitse en Oostenrijkse kwesties gezamenlijk in een vreedzame weg te regelen. Op het ogenblik is het na de wisseling van ettelijke nota's dan zo ver gekomen, dat er de mogelijkheid bestaat, dat de vertegenwoordigers van Amerika, Engeland, Frankrijk en Rusland in de loop van Januari in Berlijn tezamen komen, zogenaamd met het doel om aan de koude oorlog een einde te maken.

Dat deze samenkomst het gewenste resultaat zal opleveren, geloven echter maar weinigen. De regering van de Sovjet-Unie wil deze conferentie slechts beschouwen als een voorbereiding van die van de grote vijf, waarbij het communistische China de vijfde moet zijn. Deze bijeenkomst zou dan naar Russische opvatting een algemene ontspanning kun­ nen brengen, een ontspanning, waarnaar men nu al jaren zoekt, maar immer tevergeefs.

Bedenkt men bovendien nog, dat er nog maar steeds geen schot komt in de onderhandelingen over de wapenstilstand op Korea, dan heeft het jaar 1953 wel teleurstellingen gebracht. Op zichzelf is het stellig verblijdend, dat er althans aan het bloedvergieten op Korea een einde gekomen is, maar dit zegt ten aanzien van de toekomst nog o zo weinig. De Zuid-Koreaanse president Rhee hield kort geleden een oorlogszuchtige rede, waarin hij op hervatting van de oorlog aandrong, als reden daarvoor opgevende, dat men door met de communisten te onderhandelen toch niet aan een goed einde komt. Nu is het stelhg met het oog op de oorlogsellende niet te hopen, dat Rhee zijn zin kan doordrijven en de oorlog hervat wordt, doch dat zulks niet zal gebeuren, kan allerminst met stellige zekerheid gezegd worden.

In weerwil toch van al de vredesbetuigrngen van de leider der communisten in Indo-China, die kort geleden door bemiddeling van een Zweeds blad verklaarde, een vrede met de Fransen te begeren, zijn de communisten op de eerste Kerstdag in Indo-China een groot offensief in hun strijd tegen de Fransen begonnen. Zij hebben de Franse troepen aldaar een nederlaag toegebracht, volgens de Franse berichten echter niet van zulk een ernstige aard als men het van communistische zijde voorstelt.

Dit offensief der communisten wijst echter wel uit, dat dezen niet zo begerig naar de vrede zijn als zij wel voorgeven. Dit treedt ook evenzeer aan de dag bij de onderhandelingen op Korea. Twee jaren lang hebben toch de communisten eerst het tot stand komen van de onderhandelingen tegengehouden en nu houden zij weer de bijeenroeping van de politieke conferentie, welke de vrede zou moeten brengen, tegen. Al een paar maanden terug had deze conferentie gehouden moeten worden, maar nog steeds hebben de communisten zo veel te weeg weten te brengen, dat deze nog steeds niet gehouden is. Wat de communisten daarmede op het oog hebben, laat zich wel enigermate raden. Zij zijn er als steeds op uit om de Aziatische en andere volken voor zich in te winnen en om verdeeldheid onder de geallieerde volken te zaaien. Daarop hebben zij nog, evenals Stalin dat had, hun hoop gevestigd. En daarvoor biedt de Berlijnse conferentie hun een goede kans.

De eensgezindheid toch is - wat in het jaar 1953 ook al op een grote teleurstelling is uitgelopen — onder de Europese mogendheden nog immer zoek. Trots al de bemoeienissen, welke de Amerikaanse regering heeft aangewend om de Europese Defensie Gemeenschap te verwerkelijken, is dit haar nog steeds niet gelukt. Frankrijk wil daar nog maar steeds niet aan. Had het de begeerde garanties tegen een Duits militair overwicht van Amerika en Engeland bekomen, allicht dat er onder zulke omstandigheden een meerderheid in het Franse parlement te vinden geweest zou zijn, welke het Europese verdrag zou hebben willen aanvaarden. Doch waar zulks niet het geval is en Duitsland het Saargebied als Duits grondgebied erkend wenst te hebben, daar is de verdeeldheid onder de West-Europese volken nog even groot als bij de intrede van 1953.

Hierbij komt dan nog, dat Amerika en Engeland allerminst op één en hetzelfde aambeeld slaan wat betreft de politiek in het Verre Oosten. Amerika is er nog altijd beslist afkerig van om het communistische China te erkennen, dat door de Engelse regering al sedert lang erkend is.

Met dat al is er reden te over om de toekomst bij de intrede van het jaar 1954 donker en met grote bezorgdheid in te zien, waarbij wel als het zwaarste van de veelvuldige oordelen moet aangemerkt worden de hardigheid en onbekeerlijkheid des harten, alsook dat de liefde van velen verkoelt en de ongerechtigheid zich vermenigvuldigt.

Leest men vele bladen, dan wordt daarin de verwachting uitgesproken, dat het in de toekomst beter zal worden en dat er bij de huidige donkerheid toch lichtpunten te zien zijn, doch het is wel zeker, dat men daarbij dwaallichten voor sterren aanziet, en dat men daarbij met zichzelf en zijn verduisterd verstand te rade gaat en zich niet naar het onfeilbaar Woord des Heeren richt. Deed men het laatste, men zou zijn hoop niet stellen op een mensenkind en op diens rede, en niet leunen op rietstaven, die elk, die er op leunt, de hand zullen doorboren.

Doch het is zulk een jammerlijk teken van onzK tijd, dat men wandelt en handelt bij het zelf ontstoken licht, en het Licht, dat ons klaarder dan de zon het licht doet zien, versmaadt, en deswege geen acht geeft op de zo waarschuwende stemmen des Heeren, welke in het eigen land en ook daarbuiten in 1953 weerklonken hebben.

Neemt men kennis van de brooddronkenheid en soms zelfs ergerlijke baldadigheid, waarmede zovelen al dansende en feestvierende in de nacht van 31 December het nieuwe jaar zijn ingegaan, dan is ons daarmede al weer een bewijs geleverd, dat duizenden bij duizenden hun leven geheel inrichten naar de heidense stelregel: Laat ons eten en drinken en vrolijk zijnl

Zo kan men in de dagbladen lezen, dat in New-York, Londen, Parijs en Moskou de straten in de nacht van 31 December vol met mensen waren, die dansten en zongen. Daarin staat vermeld, dat op de New Yorkse Times Square de voetzoekers en zevenklappers bij voortduring met oorverdovend lawaai knalden en een millioen mensen daarbij hun kelen schor schreeuwden, en in Parijs de straatvegers herhaaldelijk hun bezem moesten laten rusten om uitgelaten nieuvi'jaarvierders te laten passeren, en in Londen en Moskou het er al even rumoerig naar toe is gegaan, terwijl tevens in de pers vermeld wordt, dat in vele hotels en restaurants al op een even droevig lichtzinnige manier het jaar 1954 is ingegaan.

Zo zijn wij dan een nieuwe jaarkring binnengetreden, waarvan niemand, behoudens bijzondere openbaring, weet, wat het voor hem in zijn schoot verborgen houdt. En dit kan zo veel zijn, waarop men in het geheel niet gerekend had. Wij kunnen zien, dat de mens over het geheel genomen doorgaat met zijn aards, in grond en wezen goddeloos leven, waar tegenover staat, dat de Heere ook doorgaat. Hij gaat door in Zijn grote lankmoedigheid met telkens weer mest om de boom te leggen, maar gaat bij toenemende verharding en onbekeerlijkheid ook door met Zijn geduchte oordelen, welke onze tijd zo kenmerken.

Wie geeft daar echter acht op, dat hij daardoor schuldig tot de Heere zich keert? Wie brengt het voor het aangezicht des Heeren tot verootmoediging? Wie mag zijn ziel als een kostbare buit daaronder wegdragen? Hoe weinig bekommert men zich om het enige nodige! 2k> veel te meer is men met vrees vervuld voor het uitbreken van een derde wereldoorlog en de komst van een malaise. Nu zijn ten aanzien van het uitbreken van een wereldoorlog de machtigen der aarde thans vrij hoopvol gestemd. Zowel Churchill als maarschalk Tito hebben bij de wisseling des jaars verklaard, dat zij van mening zijn, dat het oorlogsgevaar steeds minder wordt, althans in de nabije toekomst, terwijl de Russische president.. Worosjilof in een nieuwjaarsrede uitsprak, dat zijn regering en zijn volk in 1954 de vrede met alle middelen zouden bevorderen.

En nochtans is bij dat alles de vrees gerechtvaardigd, dat de Heere hen zal bespotten, en blijft het ook voor onze tijd een geboden zaak; „Dient de Heere met vreze en verheugt u met beving. Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden".

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1954

De Banier | 8 Pagina's

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 januari 1954

De Banier | 8 Pagina's