Voor Oud en Jang
Groen van Prinsterers jeugd
II.
Het hart des mensen overdenkt zijn weg, maar de Heere stuurt zijn gang.
Deze woorden van de Spreukendichtej zijn in het leven van mr Groen van Prinsterer wel zeer helder en klaar bewaarheid geworden. Noch Groens naaste familie, noch zijn vrienden, onder wie zijn studievriend Thorbecke, noch hijzelf, hadden kunnen vermoeden, dat hij in zijn latere levensjaren meer gehoor en meer belangstelling zou vinden bij het eenvoudige volk, dat bij Gods Woord wenste te leven, dan bij degenen, die evenals hijzelf tot de hogere standen behoorden.
Van huis uit toch ontving Groen een opvoeding, welke verre van Gereformeerd, veeleer gebaseerd was op een Christendom boven geloofsverdeeldheid, zoals dat in die dagen door velen, en ook door de latere tegenstanders van Groen, werd voorgestaan. En wat zijn staatkundige beginselen betreft, was Grosn in zijn jeugd liberaal, zij het gematigd liberaal. Dit is later, in 1873, door hemzelf verklaard toen hij schreef: „Het liberalisme heb ik eerst na mijn academische loopbaan met vastheid van overtuiging verleerd."
Ware hij liberaal gebleven, dan zou zijn levensloop gewis geheel anders zijn geweest. Met vele talenten en grote verstandsgaven toegerust als hij was, zouden dan ongetwijfeld de hoogste staatsambten voor hem open gestaan hebben. De Heere had echter wat anders met hem voor. Hij opende zijn ogen voor de valse basis, waarop het liberalisme als loot van de revolutie berustte en deed hem inzien, dat Gods Woord alleen kenbron der waarheid is en door overheid en onderdanen als richtsnoer voor het staatkundig, maatschappelijk en persoonlijk leven behoort te worden gesteld en nageleefd.
Toen Groen echter tot dat inzicht komen mocht en bestrijden ging wat hij eerst had voorgestaan, kreeg hij grote tegenstand. Die eerst zijn vrienden waren, werden nu zijn vijanden, en daartoe behoorden niet slechts degenen, die vurige voorstanders van het onvervalste liberalisme waren, doch ook de zogenoemde conservatieven, die in beginsel van de liberalen niet verschilden, maar in de toepassing van het liberalisme enige tijd achterbleven. Ja zelfs van zijn naaste omgeving ondervond Groen later in plaats van medewerking, tegenwerking en bestrijding, zo zelfs, dat Groen vrijwel alleen stond en wel eens schamper van hem werd opgemerkt, dat de heer Groen een veldheer zonder leger was. Wij komsn echter in het vervolg bij leven en welzijn op één en ander nader terug, zodat wij met deze korte inleiding willen volstaan, om thans stil te staan bij de jeugd van hem, die geen staatsman wenste genoemd te worden, doch slechts evangeliebelijder.
Mr Groen van Prinsterer werd op 21 Augustus 1801 op het landgoed „Vreugde en Rust" in de nabijheid van Voorburg geboren als zoon van Dr Groen van Prinsterer en diens echtgenote Adriana Hendrica Gaan, een zeer gefortuneerde koopmansdochter, die bij haar huwelijk reeds als eigenaresse het zoeven genoemde landgoed bewoonde.
Zoals wij in het eerste gedeelte reeds vermeld hebben, dankte Groen zijn franse voornaam Guillaume enkel aan het feit, dat bij in de Franse of Waalse kerk te Voorburg gedoopt werd door Ds Markus, dus niet omdat zijn voorouders van Franse afkomst waren. Zijn familieleden, vrienden en leermeesters noemden hem steeds Willem of Wim.
Zijn vader stamde uit een oud Nederlands predikantengeslacht, doch was zelf geneesheer te Voorburg, en in die kwaliteit onder Koning Willem I consulterend geneesheer van het hof, later hoofd van het geneeskundig staatstoezicht. Tevens heeft hij aan het publieke leven deelgenomen als lid van de Provinciale Staten en van het Haagse gemeentebestuur, welk laatste lidmaatschap door hem gedurende zes-en-twintig jaren bekleed werd.
Evenals alle andere familiën uit de hoge stand in die tijd verbleef de familie Groen van Prinsterer alleen des zomers op het landgoed „Vreugd en Rust", om zich des winters naar de stad te begeven, en wel naar Den Haag, waar zij een groot huis aan de Korte Vijverberg bewoonde, dat later door Mr Grosn van Prinsterer en diens echtgenote bewoond geworden is en thans dienst doet als huisvesting voor het Kabinet der Koningin.
Wat zijn opvoeding in de Christehjke leer betreft, kan men in sommige geschriften over Groen wel eens lezen, dat hij aan de verstandige en liefderijke zorg zijner ouders het onwaardeerbaar voorrecht ener christelijke opvoeding te danken had. En inderdaad heeft Groen vanaf zijn achtste jaar catechetisch onderwijs ontvangen van Ds Dermout, die als secretaris der Synode een sterk tegenstander en bestrijder was der Afgescheidenen, die door zijn catechisant later in bescherming genomen zouden worden! Die christelijke opvoeding was echter anderzijds maar aan de oppervlakkige kant. Dit blijkt wel uit de vruchten. Het werd toch de jeugdige Groen helemaal niet door zijn ouders kwalijk genomen, nog minder verboden, om een gang naar het beestenspel of de kermis te maken, of op de dag des Heeren te gaan rijden en de één of andere gelegenheid aan te doen.
Groen zelf heeft hiervan mededelingen gedaan in brieven uit zijn studententijd. In één' daarvan verhaalt hij, dat men na het vertrek der visite volgens gewoonte naar de kermis wandelde en de avond ter bezichtiging van de spelen bestemde. Op Zondag 12 Mei 1822, zo verhaalt Groen op 21-jarige leeftijd, werd eerst de kerk bezocht, daarna werden uitgebreide visites gedaan, vervolgens een wandeling in het bos gemaakt, een paar partijen schaak gespeeld, een rijtoer met enkele vrienden gemaakt, en een gezellig theeuurtje aan het Huis te Deyl, een uitspanning in Wassenaar, doorgebracht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1954
De Banier | 8 Pagina's