Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief uit Zeeland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief uit Zeeland

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXLVIII.

Nu uw briefschrijver in het bezit is gekomen van hetgeen in de Staten van Zeeland in de laatst gehouden vergadering is gesproken door een lid der S.G.P., wil hij dat, voorzien van enige toelichting, wel weergeven, opdat ons volk daarvan kermis kan nemen, wat niet steeds mogelijk is uit wat andere bladen geven. Aan de. orde was een voorstel van Gedeputeerde Staten om het ten behoeve van het cultureel werk uitgetrokken bedrag van ƒ 25.000.— de volgende bestemming te geven: A. Onderzoek en inventarisatie ƒ 4000.— B. Toneel ƒ 7000.-C. Muziek ƒ 1.1000.-D. Beeldende kimsten ƒ 2000.-E. Spreidingskosten ƒ 1000.-

In eerste instantie sprak dat lid als volgt: Mijnheer de Voorzitter!

Ik moet wel beginnen met te zeggen, in tegenstelling met de laatste uitlating van de vorige spreker, dat ik mij er niet over verheug, dat dit voorstel ter tafel is gebracht en dat men de daarin genoemde bedragen wil uitgeven.

Ik heb wel gemerkt, dat het woord „cultuur", wanneer men dat goed beschouwt, een zeer wijde strekking heeft. Ik geloof, dat men er verschillende richtingen mee uit kan. De vorige spreker heeft al gezegd, dat het kweken is.

Ik kan mij wel indenken, dat we trachten om het peil van onze bevolking op allerlei gebied te verheffen.

Nu ligt het er echter maar aan. Mijnheer de Voorzitter, welke middelen wij bezigen en waartoe dit leidt. Ik voor mij zie het zo, dat de overheid is Gods dienaresse en daarom geroepen is Gods eer in de eerste plaats te bevorderen, en mij is nog niet duideUjk, dat wij dit, door aanvaarding van dit voor.stel, zouden doen. Ik geloof zelfs, dat het tegendeel het geval is. Men kan denken over toneeel zoals men wil, maar ik heb wel eens van het toneel gelezen, dat, wanneer men daarop stukken vertoont, die afgeleid zijn uit Gods Woord, dit niet de manier is om ze daarvoor in het licht te stellen, aangezien daarvoor de prediking is bestemd, en dat, wanneer die stukken op ander terrein liggen, ze meestal leiden tot verheffing van de mens, en niet tot eer en verheerlijking van Gods Naam. Daarom, Mijnheer de Voorzitter, kunnen vwj onze stem aan dit voorstel niet geven.

Nu kunnen Gedeputeerde Staten wel zeggen, zoals door een lid naar voren is gebracht in de afdelingen, en wat blijkbaar door het College wordt onderschreven, want het is niet tegengesproken — het is een ongenoemd lid — dat er plaatsen zijn, waar men het toneel wel wenst, doch wij stellen ons niet op het standpunt, dat de overheid zich maar heeft te richten naar de wensen van de bevolking, maar dat zij in de eerste plaats aan God heeft te vragsn: Wat wilt Gij, dat wij doen zullen? Niet de meerderheid van het volk is voor ons beslissend, maar Gods gebod is voor ons beslissend. Ook daarom kunnen wij onze stem aan dit voorstel niet geven en wij kunnen ook nog niet inzien, dat er, naast ons, geen andere Statenleden zullen zijn, die toch misschien in deze zelfde richting zullen gaan. m n

Ik wil zeggen, dat er tegen muziek op zichzelf geen bezwaar kan wezen — wie zou er bezwaar kunnen maken tegen muziek? maar wel kan tegen de wijze waarop muziek gemaakt wordt bezwaar worden ingebracht. Aldus kan ik ook niet inzien, dat deze vvrijze mede tot verheffiag van de mens kan dienen, ook niet op de manier zelfs, zoals door de heer Schorer naar voren is gebracht. Wij zien toch meestentijds, dat de muziek ontaardt in dingen, die wij liever niet bevorderen. Ik hoop dan ook. Mijnheer de Voorzitter, dat dit voorstel door de Staten niet zal worden aangenomen. Ik dank u.

Uiteraard werd het door onze afgevaardigde gesprokene bestreden, of, zoals dat van Anti-Revolutionnaire zijde werd gedaan, getracht een voorstelling te geven, alsof er ook mogelijkheden in het voorstel lagen, welke niet verwerpelijk maar te waarderen zouden zijn. Daarop sprak ons lid in tweede instantie nog het volgende:

Mijnheer de Voorzitter!

Nog een enkel woord. Mevrouw van den Broecke heeft gesproken over het scheiden van het kaf van het koren. Dat geldt evenwel voor mij niet voor het toneel, want dat is allemaal kaf. Ik kan er geen koren in vinden.

De heer Meliefste heeft gesproken over de kerkmuziek, maar ik geloof toch wel, dat de kerken in staat zullen zijn dit werk zelf te leiden. Ik hoop dat tenminste, want wanneer dat niet het geval zou zijn, dan zijn wij met de kerken verder weg dan ik dacht.

In de derde plaats. Mijnheer de Voorzitter, heeft de heer Mes op het laatst gesproken over de plaatselijke muziek, maar ik wil u dan wel zeggen, dat ik daarvan weinig verheffends heb gezien maar wel veel temeerslaands.

Daarom meen ik, dat wij in dit opzicht zeer voorzichtig moeten zijn en wil ik u nogmaals zeggen, dat ik bezwaren heb tegen dit voorstel, omdat ik niet kan zien, dat het kan leiden tot — laat ik het nu maar zó zeggen — meerdere eer van God, waartoe wij als overheidscollege toch geroepen zijn. Wanneer wij dat niet doen, dan meen ik, dat wij tekort schieten in onze taak. Ik dank u.

Uw Zeeuwse Briefschrijver

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's

Brief uit Zeeland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's