Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vloek en Zegen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vloek en Zegen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij zeide: ervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen! Voorts zeide hij: ezegend zij de Heere, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht! God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten! en Kanaan zij hem een knecht! Genesis 9 : 25-27

III.

Vervloekt zij Kanaan, een knecht der knechten zij hij zijn broederen.

Jaren, ja eeuwen las men hier de rechtvaardiging voor bestendiging van de slavernij der negers en voor de beestachtige handel in mensen.

Allereerst is het onjuist, te menen, dat de negers nakomelingen zijn van Cham, althans van Kanaan, die hier met name genoemd wordt. Zij zijn de nazaten van een andere zoon ^'an Cham, nanaelijk Mitsra'im. Wel dé Kanaanieten stamden van Kanaan af. Over dit volk is de gruwzame vloek ook voltrokken. Het volk is ondergegaan in een gewetenloze vermenging van eigenwillige godsdienst en hoererij. Juist in die schaamteloze zucht naar hoererij bewijzen ze hun heilloze afstamming uit die liederhjke Kanaan. Ook het schrikkelijk vonnis, voltrokken over Sodom en Gomorrha, spreekt boekdelen. Daar vierden de ontuchtszonden benauwende triiunfen, zodat de rechtvaardige, maar meegaande Lot daar dag en nacht zijn rechtvaardige ziel kwelde.

Vreselijk, zon vloek, want we storten ons met onze kinderen en nakomelingen ia de zwarte afgrond van een wroegende jammerstaat. Als we zien hoe de schaamteloze zedeloosheid ook in ons zo beweldadigd Nederland in woord, geschrift en daad als water bij een stormvloed uur na uur stijgt, mogen we heus het ergste wel vrezen.

Een knecht der knechten zij hij zijn broeders. Hij wilde een leidsman zijn voor zijn broeders. Cham wilde zijn broers Sem en Jafeth voorgaan op het pad van schuldig vermaak. Maar hij werd, o formidabele ontnuchtering, een knecht der knechten. Hij haalde zich een juk van dienstbaarheid op de hals, als hij nimmer had kunnen dromen. De zonde spiegelt precies het tegengestelde ons voor ogen van wat we uiteindelijk er mee bereiken. De zonde maakt ons serviel. Bovenal een kruiperige slaaf van de vorst der duisternis, die een satanisch vermaak schept in een volk, dat aan handen en voeten gebonden is. Hij noemt zijn heilstaat: het vrije volk, dat revolutionnair uitkraait: geen God en geen meester! maar dat in werkelijkheid is een terreurstaat zonder weerga van ellendige slaven, geboeid in banden van de dood. Het rijk van Christus doemverft hij als een bedompt, saai geslacht van onderhorige mensen, verstrikt in vooroordelen, bijgeloof en conservatieve, benepen ideeën, maar in waarheid zijn het de vrijen.

Staat dan in de vrijheid, waarmede Christus u vrijgemaakt heeft, en valt niet in de slavernij, waarin de satan u vangen wil. Ge zult zijn eeuwige knecht zijn en blijven, zijn gewillige lijfeigene en gedweeë slippendrager.

Zij hij zijn broederen. Mogelijk hebben we daarbij niet te denken aan Sem en Jafeth, dat lezen we nader in de verzen 26 en 27, maar aan Cusch, Mitsra'im en Put.

Vervloekt zij Kanaan! Satans instrument was hij en met zijn opdrachtgever zal hij een eeuwige jammerstaat tegemoet gaan. Satan was het, die eenmaal 's mensen ogen opende voor hun naaktheid, toen ze zich daarvoor niet schaamden, en hij heeft nergens meer behagen in dan om de mens daarbij te bepalen. Wat is een vloek? vragen we ons af. Heeft zon vloek een constructieve betekenis in de geschiedenis? Waar blijft dan de verantwoordelijkheid van Kanaans geslacht? Constateert een vloek enkel hoe het lopen zal in de geschiedenis, omdat God • alle dingen van tevoren ziet? Waar blijft dan Zijn macht en Zijn recht?

Dit zijn vragen. Het zijn de grote vragen van voorzienigheid en onze verantwoordelijkheid, van verkiezing en des mensen aansprakelijkheid, van raad Gods en daad der mensenkinderen. Vragen, die voor het verstand, voor de hooghartige rede gesluierd blijven, maar die in het geloof wehswaar niet doorgrond, maar wel geëerbiedigd worden. De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk geschreven is — alzo verwezenlijkt Zich Gods raad — maar wee de mens, door wie Hij verraden wordt — alzo blijft de schuld en verantwoordelijkheid. Voor het Woord beeft Gods kind, voor het ganse Woord. Kinderen, wüt uw ouders nederig eren. Vandaag is ouderlijk gezag een belaching. Als we beluisteren hoe kinderen over hun ouders denken en spreken, vragen we ons ontzet af: Waar moet dit heen? Het is geen wonder. Als men heeft afgerekend met de eerste tafel van de Goddelijke wet, dan moeten ook de geboden van de tweede tafel dra met voeten getreden worden. Ware vreze Gods en waarneming van Zijn dienst en geboden is de beste waarborg voor een geregelde samenleving, waarbij men met de naaste in harmonie en goede verstandhouding verkeert. Het tweede, aan dit gelijk, zo sprak eenmaal de Mond der waarheid over de tweede tafel van de wet, geschreven door de heilige vingeren van Zijn Vader, woor Wiens eer Hij opkwam. Het tweede is gelijkgeschakeld, als gekoppeld aan het eerste. Alle verwaarlozing van het eerst wreekt zich onherroepelijk ook op het terrein, dat het tweede grote gebod regeert en ordent. Er is weinig eerbied voor ouders, ouderen, en voor ouderlingen helemaal niet. Waar moet dit heen? Ik weet, dat ik met dergelijke overwegingen bij de saeeste lezers van ons blad een open oor vind. Het kan zijn gevaar hebben, waarheden uitenü-eure voor te houden, terwijl men niets liever hoort.

Laat ik tot besluit nagaan met u, hoe een geveinsde en hoe een kind van God reageert op het horen van de schromelijke tekorten aan eerbied bij de jongeren ten „iipzichte van hun ouders. Do huichelaar denkt alleen in wettische termen. Hij klaagt steen en been over de goddeloze jeugd. Hij schettert vloek na vloek.

Oordeel en verdoemenis rollen onafgebroken over zijn lippen. Gods kind echter keert tot zichzelf in. Hij beproeft zich voor Gods aangezicht. Om te zien of er bij hem een schadelijke weg is. Dan ervaren ze, dat er aan eigen kant zo veel schuld ligt, zo veel aanleiding, zo veel in de weg en in het licht staan. Er komt eerst altijd een verootmoedigende en vernederende vrucht. Voor de ware christen is het schaamrood telkenmale opnieuw de dageraad des heils. De veroordeling van de vrome wereld is arrogant en wekt wrevel en tegenstand. De veroordeling van 's Heeren gunstgenoten vloeit voort uit de eigen beleving van het oordeel. De geveinsde staat er boven, de godvruchtige ligt er onder. In Noach zien we het laatste bevestigd.

Over Kanaans vloek mediteerden we, de zegen van Sem en Jafeth zullen we nog overdenken.

Rotterdam

Ds H. G. ABMA

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's

Vloek en Zegen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's