Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Contrast tussen Bilderdijk en Groen.

Dat Groen van Prinsterer in zijn studententijd de private colleges van Bilderdijk volgde, moet niet daaraan worden toegeschreven, dat hij het met Bilderdijks beginselen eens was.

Het tegendeel was veeleer het geval, want Grosn was toen nog volop liberaal, zij het dan in gematigde zin. Ook in godsdienstig opzicht stond hij verre van Bilderdijk af. Zag eerstgenoemde bijvoorbeeld in de eerder genoemde Ds Dermout, van wie hij catechetisch onderwijs gehad had, een voorman en steunpilaar der kerk, Bilderdijk moest van deze predikant niets hébben. Zelfs schreef hij eens aan Da Costa, dat de kerk van predikanten als de Ypey's en de Dermouts gezuiverd behoorde te worden.

En terwijl Groen destijds voor de hoogleraren V. d. Palm en Borger grote bewondering had, had Bilderdijk tegen deze beiden, vooral tegen laatstgenoemde, ernstige grieven. Ook kon Groen de historie-opvatting van Bilderdijk, welke op diens geloofsovertuiging gebaseerd was, toen niet delen.

En toch volgde hij de colleges van Bilderdijk. Hiervoor worden onderscheidene beweegredenen aangevoerd. Ten eerste de omgang met hen, die Bilderdijks colleges volgden en die met gloed en enthousiasm.e daarover tot Groen van Prinsterer spraken, hetgeen zijn nieuwsgierigheid opwekte en het verlangen deed ontstaan om ook zelf Bilderdijk te horen. En dat te meer omdat Bilderdijk ook in de geschiedenis doceerde, hetwelk toen reeds één van Groens meest gehefde vakken was, gelijk hij dit later zelf verklaard heeft, opmerkende, dat de historie altijd zijn geliefkoosde studie is geweest, zó zelfs, dat daaraan op de academie al het overige ondergeschikt was. Wel volgde hij de colleges in de historie van prof. Siegenbeek, maar bhjkbaar vond Groen het toch belangrijk om ook de mening eens te horen van iemand, die er geheel anders over dacht.

In elk geval heeft Bilderdijk zelf nimmer Groen uitgenodigd of laten verzoeken om zijn colleges bij te wonen. Dat deed hij bij niemand. Hij zocht zijn hoorders niet, rnaar zij zochten hem en brachten elkaar in zijn huis.

Een volgeling van Bilderdijk, zoals bijvoorbeeld na Isaac da Costa, die in 1823 zijn „Bezwaren tegen de geest dezer eeuw" het licht deed zien, en zich daarin herhaaldelijk met Bilderdijk homogeen verklaarde, was Groen van Prinsterer in zijn studententijd dus niet, hoewel hij toch meer dan hij dit welhcht zelf vermoedde, Bilderdijks invloed onderging. Ook na ajn omkeer is Groen niet in hetzelfde spoor getreden als Bilderdijk. Wel natuurlijk in wat diens bestrijden van de revolutiegeest betreft, daarin ging hij later geheel in het voetspoor van Bilderdijk. Met andere woorden gezegd: Groen ging later geheel met Bilderdijk acoord in zo verre hij anti-revolutionnair, tegen de revolutie was en daar tegenover stelde Gods Woord.

Bilderdijk was echter niet slechts antirevolutionnair, maar tevens contra-revolutionnair. Niets, wat er onder invloed der revolutie tot stand gebracht was, kon zijn goedkeuring wegdragen. Zo bijvoorbeeld wilde Bilderdijk niets weten van het maten-en gewichtenstelsel. Daar toomde hij tegen alsof het een uitvinding van de hel was. Van een constitutionele monarchie, dat wil zeggen van een vorst, die gebonden is aan een grondwet, was Bilderdijk ook beslist afkerig. Hij was voor een absolute monarchie, waarbij de wil des konings wet is, gehjk dat bijv. het geval was bij koning Lodewijk XIV, Frankrijks zonnekoning, die in zijn hoogmoed zeide: „L'etat c'est moi", dat wil zeggen: „De staat ben ik".

Da Costa nu ging aanvankelijk ook in deze richting. In zijn „Bezwaren tegen de geest der eeuw", komt dit wel zeer duidelijk uit, als hij daarin de stelling verkondigt, dat de koning niet gehouden is aan de eed, door hem op de grondwet gedaan, zodra hij namelijk van oordeel is, (en voor dit oordeel is hij voor zijn geweten alleen aansprakelijk), dat de intrekking derzelve, hetzij geheel of ten dele, gevorderd wordt ter handhaving van zijn gezag als vader, van zijn waardigheid als vorst, van zijn verplichting als stedehouder Gods in de wereldlijke besturing van zijn volken.

Zulk een standpunt is echter bij het licht van Gods Woord niet vol te houden. Een koning toch, die moedwillig de grondwet schendt, welke hij bezworen heeft, maakt zich schuldig aan mijneed. Later heeft Da Costa dan ook zelf ingezien, dat hij in zijn jeugdige overmoed veel te ver gegaan was en heeft hij deze woorden teruggenomen.

Groen van Prinsterer heeft dergelijke uitspraken nooit gedaan. Tot aan het einde van zijn leven bleef hij wijzen op de afstand tussen Bilderdijk en hem, en wierp hij elke schijn van Biderdijkianisme van de hand. Drie jaar voor zijn dood nog, in 1873, noemde hij dit een , , contra-revolurt: ionnaire felheid". Groen van Prinsterer bestreed na zijn omkeer de revolutie, zoveel hij kon, maar hij wenste daarbij geen revolutionnaire methoden toe te passen.

Desniettemin heeft Bilderdijk een niet te miskennen invloed op de jeugdige Groen uitgeoefend, meer wellicht dan deze zelf heeft vermoed. Aan de verguizing, welke Biderdijk van de wetenschappelijke wereld dier dagen ten deel viel, deed Groen nimmer mede. 2^Ifs deinsde hij er niet voor terug om op een dispuutcollege stellingen te verkondigen, waarin maar al te duidelijk uitkwam, dat hij een leerling van Bilderdijk was. Wij zullen hierop niet nader ingaan, omdat dit ons in allerlei bijzonderheden zou brengen. In een volgend artikel wensen wij Groen zelf eens aan het woord te laten omtrent zijn verhouding tot Bilderdijk, die tot 1827 in Leiden zijn colleges bleef geven, hoewel de belangstelling de laatste jaren niet zo groot meer was als vóór 1823. In 1828 verhuisde hij naar Haarlem en overleed daar op 18 December 1831.

dat door hem op de Berlijnse conferentie naar voren was gebracht en als het onfeilbaar middel tegen de kwaal van onrust en spanning onder de volken was aangeprezen. Had hij op de Berlijnse conferentie nog een slag om de arm gehouden over de wijze, waarop zijn veiligheidsverdrag zich ten aanzien, van het Noord-Atlantisch pact zou verdragen, in zijn verklaring kwam hij er openlijk voor uit, dat dit het einde van het Noord-Atlantische pact met zich zou brengen. Onze lezers zal het wel duidelijk zijn, dat Molotof, evenals op de Berlijnse conferentie, ook in zijn verklaring weer op het oog had om Amerika uit Europa te verdrijven en daarmede het verdedigingsstelsel der Westelijke mogendheden te vernietigen. Zo zou de Sovjet-Unie naar hartelust de baas in Europa kunnen spelen.

Dat Molotof zich in zijn verklaring opwierp als een kampioen voor de vrijheid en veiligheid onder de volken, behoeft nauwelijks gezegd te worden. Als •naar gewoonte liet hij nu ook weer de Sovjet-Unie fungeren als de grote voorstandster en beschermster van recht, vrijheid en vrede, en schreef hij inzonderheid Amerika allerlei boosaardige voornemens toe, dat de hand had in de Westelijke politiek.

Had Molotof in het begin van zijn verklaring betoogd, dat de conferentie van Geneve kan bijdragen tot de oplossing van de Koreaanse en Indo-Chinese vraagstukken, op het einde er van liet hij niet na ernstig te waarschuwen tegen de gevolgen van de Westelijke politiek, waar hij verklaarde: Het vormen van een militaire groep van bepaalde Europese landen, die gericht is tegen andere Europese staten, zal leiden tot het voorbereiden van een nieuwe Europese oorlog, die een derde wereldoorlog tot gevolg zal hebben.

Is dit gedeelte van Molotofs verklaring al weinig bemoedigend voor degenen, die van de conferentie te Geneve een oplossing van de Aziatische problemen en beëindiging van de oorlog in Indo-China verwachten, wat daarin over de taak van de conferentie van Geneve verklaard werd, is dit al evenmin.

Daarin toch werd verklaard, dat de taak van de coriferentie te Geneve met betrekking tot Indo-China een tweeledige zal zijn: Het herstel te verzekeren van de vrede en van de nationale rechten van de Indo-Chinese volkeren.

Daarbij vuurde Molotof een schot op de Amerikaanse regering af, als hij de hoop uitsprak, dat de conferentie te Geneve de onontwarbare knoop van de Koreaanse kwestie zal losmaken, nadat de bemoeiingen van de Organisatie der Verenigde Naties door de druk van Amerika waren mislukt en de onderhandelingen op Korea evenmin tot enig resultaat hadden geleid.

Zal dit al niet aangenaam klinken in de oren van de Amerikaanse regering, in die der Westelijken zal dit evenmin het geval zijn, waar Molotof zeide, dat het rode China op de conferentie te Geneve de wettige plaats zal innemen onder de vijf grote mogendheden. Van de zijde dier regeringen was op de Berlijnse conferentie toch nadrukkelijk verklaard, dat de toelating van het rode China geen de facto erkenning van het communistische regiem in China inhield.

Hét hoeft niemand, als hij acht geeft op Molotofs verklaring en op diens gedragswijze op de Berlijnse conferentie, te verwonderen, dat ook de conferentie te Geneve door de communisten benut zal worden om propaganda te voeren, tweespalt onder de Westelijke mogendheden te zaaien en de haat van de Aziatische volkeren tegen het Westen op te wekken, en van het doel, waarmede zij belegd is, namelijk om de vrede te bevorderen en de spanningen onder de volkeren te verminderen, niets terecht komt. In het kort nog het navolgende. De Franse regering heeft er zich tegen verzet, dat in West-Duitsland de dienstplicht weder ingevoerd zal worden. Zij heeft betoogd, dat dit indruist tegen het bezettingsstatuut, dat nog steeds van kracht is.

In Amerika heeft men met misnoegen kennis genomen van dit Franse optreden. Doch men erkent er, dat Frankrijk althans formeel het recht aan zijn zijde heeft en dat, zo lang het bezettingsstatuut niet is opgeheven, Duitsland wettelijk niet gerechtigd is om de dienstplicht in te voeren.

Nu heeft er zeer binnenkort een bespreking tussen de ministers Adenauer en Bidault plaats, waarbij onder meer de Saarkwestie besproken zal worden. Men neemt aan, dat Adenauer inzake het Saargebied vérgaande concessies aan Bidault zal willen doen, als daarmede de wederinvoering van de dienstplicht verkregen kan worden.

Of deze concessies tot een overeenstemming tussen de beide ministers zullen leiden, dient afgewacht te worden, alsook, indien al tussen hen een overeenkomst bereikt zal worden, of deze in staat zal zijn het verzet van vele Fransen tegen het Europese verdedigingsverdrag te breken.

De Indonesische regering heeft bij de Nederlandse regering een protestnota ingediend naar aanleiding van de plannen van de vertegenwoordigers van de republiek der Zuid-Molukken (Ambon) om onder leiding van de Zuid-Molukse mi­ nister van Defensie een anti-Indonesische vergadering te beleggen en anti-Indonesische propaganda te gaan voeren.

In regeringskringen te Djakarta vat men het ten aanzien van de protestnota ia op, dat, indien de Nederlandse regering niet op het protest wenst in te gaan, dit door de Indonesische regering beschouwd zal worden als een bewijs, dat Nederland niet bereid is tot een vriendschappelijke samenwerking.

Of de Indonesische regering dit echter wel is, dient sterk betwijfeld te worden, als men er acht op geeft, dat zij nog alles in het werk stelt om Nieuw-Guinea, dat Nederlands gebied is, te bekomen. Daarvoor houdt zij de agitatie onder de Indonesische bevolking steeds gaande, haar er toe opwekkende om alle zeilen bij te zetten, dat Nieuw-Guinea Indonesisch grondgebied zal worden.

De Kolen-en Staalgemeenschap iii Luxemburg moet met ingang van 1 April de kolenprijs opnieuw regelen. Daarbij doen zich moeilijkheden op. In België zijn onrendabele mijnen, die 320 milUoen francs subsidie ontvangen, waarvan niet minder dan 200 millioen francs door de Kolen-en Staalgemeenschap verstrekt wordt. Frankrijk werkt met een hoge kostprijs. In Duitsland en Nederland worden subsidies gegeven om de prijs van huisbrand laag te houden. Hoe het nu de Kolen-en Staalgemeenschap gelukken zal om overeenkomstig het eigenlijke doel van haar oprichting een gemeenschapp& lijke markt in de zes landen tot stand te brengen, is een zaak, welke, zo het gelukt, hoofdbrekens zal kosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's