Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vloek en zegen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vloek en zegen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En fó; zeide: Vervloekt zij Kanaan; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!

Voorts zeide hij: Gezegend zij de Heere, de God van Sem; en Kanaan zij hem een knecht!

God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten! en Kanaan zij hem een knecht!

Genesis 9 : 25-27

V.

Ta waarlijk, hier geldt: „Uw vrucht is uit Mij gevonden". Ze kunnen niet anders dan uitleven de bedekkende liefde, die ze in Christus hebben ingeleefd. Als geliefde kinderen zijn ze Zijn navolgers, geschapen in Christus Jezus, om te wandelen in goede werken, die Hij heeft voorbereid. Ze doen de begeerten van Hem, Die hen heeft wedergeboren. Hier is de gemeenschap der heiligen, een deelhebben aan de bedekkende liefde van de Heere Jezus en een elkander schuldig weten en bewijzen van eenzelfde liefdebetoon. Christus op Zijn beurt werkt de werken des Vaders, de werken. Die Hij Zijn Vader zag doen; want deze bedekte de schande der naaktheid van Adam en Eva, toen Hij rokken van vellen maakte en ze aan onze eerste voorouderen aantoog. Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. De werken van de drieenige God zijn op verrukkelijke wijze één. Want wat de Vader deed, doet de Zoon, en de Heilige Geest past het uit Christus zó toe, dat de gelovigen hetzelfde doen.

Aan de vrucht kent men de boom. In de daad van zijn beide oudere zonen proeft Noach het werk van zijn Zoon en Zaligmaker. Hij beleeft iets in zijn ziel van het eeuwige wonder, dat Ezechiël zo kostelijk vertolkt: „als Ik u, geworpen op het vlakke des velds om de walgelijkheid uwer ziel, gewenteld in uw slijk (vertreden in uw zonde) voorbijging, zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik mijn vleugel over u uit'en dekte uw naaktheid".

Noachs naaktheid bedekt door Christus, Die Zich van Zijn gelovige Sem en Jafeth als instumenten bediende. Opnieuw mocht Noach dit ervaren. „Zo dekte Ik U". Onze Heidelberger getuigt er van in Zondag 14. Daarom is Hij onze Middelaar. Ach ja, het kan gaan, als we het van een ander horen of lezen, dat we het ook zelf weer doorleven, of althans vreugde smaken bij de herinnering aan wat we doormaakten.

Inderdaad kende Noach aan de vrucht de boom. Want Hij weet oiuniddellijk aan Wie hij dit te daiJcen heeft. Zoals hij in Cham het bedrijf van Kanaan zag (zo we vermoeden), zo ontwaarde hij in Sems en Jafeths daad zijn beloofde Vrouwenzaad. Want hij jubelt niet: „Gezegend zij die lieve, trouwe, hartelijke Sem", maar: „Gezegend zij de God van Sem". De Heere, de trouwe Verbondsjehova, de God van Sem.

Vervloekt zij Kanaan, Chams zoon; gezegend zij de Heere, de God van Sem, Sems Heere en Sems Zoon. Hij was de kracht van Sems kracht, zijn roem. Wat Sem deed, had hij in Hem gedaan. De werken Gods had hij gewrocht.

Tenslotte nog een zegen voor Jafeth. We mogen wel aandachtig luisteren. Want de meesten onzer zijn wel Jafeths nakomehngen. Voor zo ver we tenminste geen Joden of kinderen van Sem zijn. Ik heb de indruk, dat Sem het meest — door vrije genade gedreven — het initiatief had. Jafeth mocht door genade volgen. Dat is ook een schriftuurlijke gang. Toen Augustinus krachtdadig gegrepen werd door het slot van Romeinen 13 en tot bekering kwam en in hevigste gemoedsaandoeningen of wel weeën zijner wedergeboorte de tuin invluchtte, nam Alypius, Zijn vriend, die alles met hem had doorworsteld de laatste tijden, het evangelieboek en begon te lezen waar Augustinus was geëindigd, en las met toepassing voor eigen hart: „Degene nu, die zwak is in het geloof, neemt aan". En dit woord was voor hem de omwenteling. De zwakke — zo past hij dit op zichzelf toe — volgde de sterke in de genade der wedergeboorte.

Zo mocht door genade Jafeth in Sems voetspoor achteraankomen. De formulering van zijn zegen steunt deze verklaring: hij wone in Sems tenten. Hij kreeg uitbreiding en woning in Sems tenten. Zegeningen voor tijd en eeuwigheid. Uiterlijke en geestelijke onderscheidingen. In Sems tenten, waar Christus woonde. Hij immers is het vleesgeworden Woord, Dat woonde, tabernakelde, in ons midden, maar met name in Sems tent, want de zaligheid is uit de Joden. Jafeth mocht geborgen worden in het verborgen van die tent. Daar mocht hij wonen en avondmaal houden met Christus.

Ja, Sem zelf woont niet meer in eigen tent. Ze zijn verstrooid, de Joden, en ze wonen niet in het heü, dat de Heere Zelf toegezegd en toegebracht heeft. Ze hebben zich afgekeerd van het vleesgeworden Woord en uitgeroepen: Zijn bloed kome over ons en onze kinderen. Is het niet om door de grond te gaan van onuitsprekelijke verbazing: Sem woont er niet en Jafeth mag er wonen. Hoevele duizenden zonen Jafeths wonen geestelijk in Sems tent! Waar staat uw tent? Waar legert u deze gloeiende middag? Cham vervloekt en Sem en Jafeth gezegend! Waarom die beiden gezegend?

Omdat er Eén uit duizend voor hen de vloek op Zich genomen heeft. Hij werd Zijn broeders een knecht der knechten, de Knecht des Heeren, van Wie Jesaja 53 zoveel hartroerende en troostvolle dingen zegt. Hij, Die Zichzelf ontledigde en een dienstknechtsgestalte aannam, gehoorzaam tot de vervloekte dood aan het kruis. Hij, Die met Zijn vleugel vloekwaardigen en doemschuldigen dekt. Sem en Jafeth leefden dit uit en Noach leefde bij vemieuviang dit in. Kent ge deze ervaringen van alle zalige gelovigen? Kent ge deze ervaringen door vrije genade? Ik kan het horen of u woont in Sems tent. Hoe?

Wel: „Men hoort der vromen tent weergalmen van hulp en heil, ons aangebracht" (Psalm 118). Ja waarlijk: ons aangebracht.

Het leven en de dood heb ik u voorgesteld, de zegen en de vloek. Kiest dan het leven, opdat gij levet, gij en uw zaad. (Deut. 30 : 19).

Rotterdam

Ds H. G. ABMA

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's

Vloek en zegen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's