Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Ouder en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Ouder en Jong

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Groen van Prinsterer over Bilderdijk.

Het zal wellicht deze of gsne lezer bevreemd hebben, in het voorafgaande gelezen te hebben, dat Bilderdijk, die zo fel tegen de fransgezinde patriotten en zulk een vurig voorstander van Oranje was, bij zijn terugkeer in 1806 onder koning Lodewijk Napoleon, 's keizers broeder, een goed bezoldigde post bekwam. Zonder hierop te ver in te gaan, omdat dit beter past in een levensbeschrijving over Bilderdijk, die wij hier slechts in verband met Groen van Prinsterer ter sprake hebben gebracht, zij ter verklaring van dit vreemd aandoende feit opgemerkt, dat Bilderdijk in zijn sterke voorliefde voor de monarchie, en wel vooral voor een monarchie, waarbij de vorst niet aan een grondwet gebonden was, zijn grote instemming betuigd had met het feit, dat Napoleon er toe overgegaan was hier te lande de erfelijke monarchie in te voeren.

Die instemming stak hij niet onder stoelen of banken, doch hij gaf daar openlijk uiting aan. Zelfs heeft hij ook een tijdlang hulde gebracht aan keizer Napoleon, die in zijn ogen de grote bedwinger der Franse Revolutie was. Hij verloor daarbij echter uit het oog, dat zowel het bewind van Napoleon als van diens broer Lodewijk Napoleon, in het wezen der zaak niets anders was dan de bestendiging der revolutie in veranderde vorm. Hierin nu heeft mr Groen van Prinsterer, ook op latere leeftijd, dus na zijn omkeer, Bilderdijk niet kunnen volgen. Dit zal duidelijk worden als wij Groen zelf eens aan het woord laten door een gedeelte uit zijn bekende, in 1847 verschenen boek „Ongeloof en Revolutie" aan te halen. Hij schreef daarin omtrent zijn verhouding tot Bilderdijk onder meer als volgt:

„Nu nog Bilderdijk; want ik ben, zegt men en ik zeg het ook, leerling van Bilderdijk. Gij weet, dat ik hem, met de meesten uwer, de eerbied toedraag, waarop de grootste dichter wellicht van ons land, tenminste in onze tijd, waarop één der grootste dichters en zeldzaamste genieën van alle landen en van alle tijden, aanspraak bezit; wij verheugen ons, te mogen zeggen, dat hij tot de onzen behoort; dat hij zich der waarheid niet geschaamd, en, op grond zijner christelijke overtuiging met bevs'onderenswaardige veerkracht en zelfopoffering tegen de afgoden der eeuw getuigenis afgelegd heeft. Doch terwijl ik aan de voorganger in een plichtmatige strijd en aan de grootvorst der Nederderlandse poëzie de schatting mijner hulde betaal, onderschrijf ik niet al wat hij geleerd heeft in geschiedenis en staatstrecht i). Onmogelijk is het, dat een vernuft als het zijne, zich met enige wetenschap inlate, zonder over haar gebied licht te verspreiden, maar ook het genie heeft feilen, die te lichter tot navolging verleiden, omdat zij de feilen van het genie zijn. Ik heb mij veroorloofd ze in de geschiedenis van het vaderland te doen opmerken; ook in het staatsrecht is het gebleken, dat ik niet in allen dele de richting zijner beginselen beaam'). Van hem geldt wat men nog onlangs ten onrechte mij toeschreef. Voor hem is „het ware beginsel van de staat, door God Zelf onmiddellijk gegeven, monarchie, en de hoogste ontwikkeling van de staat, terugkering tot dat beginsel".

Biderdijk, in deze exclusief-monarchale gevoelens vervallen, heeft te weinig, bijkans zou ik zeggen, ganselijk niet, het verschil, het contrast erkend tussen wezenlijke monarchie, gelijk zij op eigen en veelszins beperkt gezag der vorsten berust, en de autocratie, welige, onder de naam van monarclmal bewind, uit de anarchie, als onvermijdelijk gevolg, ontspruit. Vergramd over de telkens terugkerende geest van godverzaking en opstand, heeft hij inzichten en wensen gekoesterd, en zou hij, tot bedwang van het kwaad, naar middelen hebben kunnen grijpen, die ik althans van revolutionnaire oorsprong en strekking niet gaarne vrijpleiten zou 1).

Aldus verlangde hij in 1787 de verheffing van Willem V tot souverein, op een wijze, die meer aan de wens naar een krachtig bestuur, dan aan de eis van eigenaardige hervorming en historische terechtbrenging beantwoord zou hebben. Aldus was hij voor Napoleon (omdat hij in hem de revolutietemmer, en niet tevens de zoon en leve'nsbehouder der omwenteling zag), in de eerste jaren van zijn glansrijk beheer, met een geestdrift bezield, aan welke men één der voortreffelijkste proeven van zijn meesterschap in het lierdicht heeft t© danken gehad. Aldus zou hij naderhand, door ingenomenheid tegen de beginselen der grondwet te ver afgeleid, misschien aan het vorstelijk gezag een vrijheid van iiandelen toegekend hebben, meer overeenkomstig met de dwalingen, die hij bestreed, dan met de beginselen, die hij voorstond".

Uit het bovenstaande blijkt dus wel zeer duidelijk, dat Groen van Prinsterer, hoewel hij Biderdijk zeer waardeerde, anderzijds toch aanmerkelijk van hem verschilde. Hij volgde hem niet voetstoots na. Daarvoor was Groen een te zeer onafhankelijke persoonlijkheid, onafhankelijk dan bedoeld in de zin van het navolgen van wat mensen voorgestaan, geleerd en in de praktijk gebracht hebben. Die onafhankelijkheid openbaarde Groen zowel tegenover Bilderdijk als tegenover al zijn andere leermeesters uit vroegere of latere eeuw. Hij wenste, zoals hij dit zelf opmerkte, lessen te ontvangen, en hij gevoelde behoefte om zijn mening door achtbare rechters bevestigd te zien, maar hij voegde hieraan onmiddellijk toe, dat hij van niemand afhankelijk wenste te zijn. Slechts voor de Heilige Schrift wenste hij te buigen en op het gebied der wetenschap, met erkentelijk gebruik der aan anderen verleende wijsheid, de uitspraak des Heeren in gedachtenis te houden: „Een is uw Meester, namelijk God".

1) Cursivering van ons.

bloeden, en er misschien ook wel noden-zijn, die met een dergelijk financieel bedrag gelenigd zouden kunnen worden. Natuurlijk zijn er noden, die met geld nooit meer te lenigen zijn, maar er zullen toch ook in onze zo zwaar getroffen provincie wel noden zijn, ter leniging waarvan een bijdrage zeker nodig zou zijn. Nu gun ik. Mijnheer de Voorzitter, de Stichting „Nieuw Walcheren" wel wat, dat op een zgn. plechtige wijze haar werk komt besluiten, maar ik had graag gezien, dat men dit op een zeer eenvoudige manier had gedaan, door iets te doen of te organiseren, waaraan wij in ieder geval niet zoveel geld moesten besteden. Wij kunnen toch ook wel op een andere waardige wijze H.M. de Koningin ontvangen? Wat zal er nog beter zijn dan dat het eenvoudige volk achter Haar staat, dan dat het eenvoudige volk Haar steunen wil, vooral in de binnenkamer en in de voorbeden? Ik nu kan niet zien, dat, wat thans wordt voorgesteld, hiertoe leiden zal, en daarom, het spijt mij, zullen wij dus om die reden ons tegen dit voorstel moeten verzetten. Ik dank u Mijnheer de Voorzitter!

Na de beantwoording van de zijde van Gedeputeerde Staten door de heer Schout (A.R.), die het niet kon begrijpen, dat er van de zijde van de S.G.P. bezwaren tegen dat voorstel waren, en die wees op de noodzakelijkheid van een band tussen Vorstenhuis en volk, is van de zijde der S.G.P. het volgende gezegd:

Mijnheer de Voorzitter!

Ik wil toch wel dit zeggen, dat er bij mij niet de minste gedachte voor zit, dat ik die gebondenheid niet zou willen bevorderen of zou toejuichen. Het gaat alleen over de wijze, waarop deze eenheid zal moeten worden gedemonstreerd. De heer Schout moge mijn houding dan niet begrijpen, maar op dat gebied sta ik toch niet anders dan hij naar voren heeft gebracht. Ik vraag mij echter nogmaals af, of dit op deze wijze moet gebeuren; of er dit bedrag aan dient te worden besteed. Kan dat niet op een eenvoudiger manier, en kunnen wij dan niet evengoed tot een binding komen? Ik geloof. Mijnheer de Voorzitter, dat dit zeer wel mogelijk is. Dat niemand hieraan aanstoot zal kunnen nemen, wil ik niet naar voren brengen; ik geloof, dat dat 'n beetje te stout gezegd is, want er bestaan daaromtrent verschillende meningen. Het gaat er voor mij slechts om, dat het naar mijn oordeel op een eenvoudiger wijze kan en dat wij dan toch hetzelfde bereiken, namelijk dat wij onze dankbaarheid uiten tegenover God en tegenover het Vorstelijk Huis en H.M. de Koningin. Ik dank u.

Het voorstel is daarna, met de stemmen van de S.G.P.-ers tegen, aangenomen. Commentaar is daarop niet te geven. Een ieder kan het zien, wat de bedoeling is.

Het kan wel nuttig zijn, om, nu de verkiezingen voor de Staten in het zicht komen, rekening met het gemelde te houden.

Uw Zeeuwse Briefschrijver.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Ouder en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1954

De Banier | 8 Pagina's