Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUITENLANDS OVERZICHT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen David Goliath ten strijde tegemoet ging, had hij naar menselijke schatting alles tegen zich. Zelf was hij klein van persoon, en zo op het oog bezien lang niet opgewassen tegen Goliath. Ook had hij zijn broeders tegen zich, en ten laatste ook nog koning Saul. Dit alles kon reden genoeg geweest zijn om hem van de strijd af te doen zien. Doch hij zag er niet van af. Want Eén, Die meer was dan zijn broeders en koning Saul en Goliath, was met hem en trok met hem op. In Diens mogendheid versloeg hij tegen de verwachting van al de Israëlieten en van al de Filistijnen in de pochende reus, die hij zelfs ter aarde velde.

Het is nu de vloek van een iegelijk mens, dat hij van nature de mogendheid des Heeren niet aanmerkt, noch zoekt. Als lid van de grote vereniging „zelfhulp" zoekt hij de kracht bij zichzelf en vertrouwt hij op eigen krachten en gaven en die zijner medemensen.

Deze vloek kenmerkt wel in het bijzonder onze tijd! Hoe zeer toch zoekt men in onze dagen het heil bij zichzelf en zijn medemensen; zo zeer zelfs, dat het is alsof er geen God meer leeft, Die redding kan geven en Die het onmogelijke mogelijk kan maken.

Zo ziet men dan de mens jammerlijk verward zitten in de strikken van zijn eigen denkbeeldige wijsheid en krachten. En zo ook ziet men de verwarring op aarde steeds groter worden, en zo ook komt men niet uit de verwarring en uit de spanning, welke er tussen de volken bestaat, in weerwil van zo veelvuldige pogingen, welke men daartoe aanwendt.

Dit leert ons de geschiedenis eïïce week weer opnieuw; ook die van de nu achter ons liggende. Instede toch dat de eendracht onder de volken toeneemt en de spanning afneemt, kan men waarnemen, dat juist het tegendeel het geval is.

Op het ogenblik immers wordt er fel en verbeten om het fort Dien-Bien-Phoe in Indo-China gestreden. De communisten ontzien daarbij geen mensen. Golf na golf van zogenaamde zelfmoordenaarstroepen tracht door de versperringen van het prikkeldraad henen te dringen om zodoende de weg te banen voor de hen volgende geregelde troepen. Tot dusver echter tevergeefs. Door het heldere weer daartoe in staat gesteld, maken de Franse bombardementsvliegtuigen onder hen vele slachtoffers, zó zelfs, dat de aanvalskracht van het communistische leger aanmerkelijk is afgenomen. Hun massale aanval op het einde der vorige week kostte hun vele manschappen zonder dat zij enig noemenswaardig resultaat konden bereiken.

In andere sectoren van het Indo-Chinese strijdtoneel verdubbelen de communisten hun actie. In Noord-Cambodja, waar de communisten zijn binnengevallen, worden ook al verwoede gevechten geleverd, doch volgens het Franse opperbevel ook daar tevergeefs, omdat de Franse strijdkrachten de toestand er weten te beheersen.

Desniettemin heeft de strijd in Indo-China bij de Amerikaanse autoriteiten grote onrust verwekt. De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Dulles, heeft daar in een rede openlijk uiting aan gegeven. Hij sprak daarin uit, dat Amerika, en met haar de vrije wereld, het niet mocht gedogen, dat het de communistische legers zou gelukken om Zuid-Oost-Azië onder hun macht te krijgen, omdat zulks een ernstige bedreiging voor heel de vrije wereld zou inhouden.

De regering van de Verenigde Staten van Amerika — aldus Dulles — is van oordeel, dat deze mogelijkheid niet lijdelijk aanvaard mag worden. De gehele vrije wereld moet zich daar krachtig tegen verzetten. Dit zou welhcht ernstige gevaren met zich mede kumien brengen, maar deze gevaren zijn veel geringer dan de gevaren, waar de vrije wereld zich tegenover geplaatst zal zien, indien het de communisten zou gelukken Zuid-Oost-Azië onder hun heerschappij te krijgen.

Indien toch de communisten dit zou gelukken — zo merkte Dulles vervolgens op — dan behoefde niemand er aan te twijfelen, dat het daarbij zou blijven, daar zij niet zouden nalaten om ook andere, thans nog vrije volken van Zuid-Oost-Azië onder hun macht te brengen. Een communistische heerschappij over Zuid-Oost-Azië zou een grote bedreiging uitmaken voor de Philippijnen, voor Australië en voor Nieuw-Zeeland. Bovendien zou het de communisten, indien zij in Zuid-Oost-Azië heer en meester waren, in staat stellen om de vrije Chinezen op Formoza ten onder te brengen.

Het mag zeker velen wel toeschijnen, dat het gevaar van het uitbreken van een derde wereldoorlog verminderd is en dat de spanning onder de volkeren afgenomen is, maar volgens Dulles wijst niets er op, dat dit gevaar thans voor goed geweken is en dat de communistische heersers in de Sovjet-Unie en in het rode China een blijvende vrede zullen aanvaarden, indien dit tevens zou betekenen, dat zij van verdere veroveringen zouden moeten afzien. Zij houden immers, gelet op hun daden niet op om met hun actie de vrije wereld onder hun machtssfeer te brengen. In Europa toch houdt de Sovjet-Unie Oost-Duitsland en Oostenrijk vast in haar greep en stelt zij alles in het werk om een Frans-Duitse verzoening te beletten.

Uit deze rede van Dulles kan men al heel overtuigend opmaken, dat het onder de volken nog verre van pais en vrede is, dat de spanningen er nog steeds onder bestaan en dat de verwarring eer toeneemt dan afneemt.

Dat deze verwarring niet afneemt, daartoe draagt de regering van de Sovjet-Unie het hare gretig bij. Zij is er toch op uit om verwarring en verdeeldheid onder de Westelijke volken te stichten. Ongetwijfeld is dat ook wel het hoofddoel van haar geweest, toen zij dezer dagen met een hieuw verrassend voorstel voor de dag is gekomen. Zij heeft namelijk in een nota medegedeeld, dat zij ernstig zal overwegen als lid tot het Noord-Atlantische pact toe te treden, als de leden er van tot het door haar op de Berlijnse conferentie voorgestelde veiligheidsverdrag zullen toetreden. Daarbij is zij zelfs zó ver gegaan, waartegen zij zich op de Berlijnse conferentie nog met hand en tand verzette, dat zij Amerika nu toestaat om ook lid te worden van haar veiligheidsverdrag.

Men kan moeilijk aannemen, dat de Russische regering ook maar een ogenblik geloofd heeft, dat haar voorstel door de Westelijke regeringen aanvaard zou worden. Veel meer dient haar voorstel beschouwd te worden als een propagandamiddel om bij de volken de indruk te vestigen, dat zij de vrede wil, waarop haar daden echter allerminst wijzen.

Zoals verwacht kon worden, hebben de regeringen der Westelijke mogendheden haar voorstel dan ook van de hand gewezen.

Daarmede is echter de verwarring niet uit de wereld verbannen; hetgeen ons wel getoond wordt door hetgeen in Frankrijk is voorgevallen.

De maarschalk Juin heeft zich daarin in afkeurende zin over het Europees Verdedigingsverdrag uitgelaten. Dat deze uitlating niet naar de zin der Franse regering was, stond van tevoren wel vast, maa ris ook uit haar daden gebleken. Zij heeft namelijk de maarschalk ter verantwoording geroepen. Deze werd uitgenodigd in een onderhoud met de ministerpresident Laniel en de minister van oorlog Pléven zich te verantwoorden. Dag en uur van dat onderhoud waren Juin nauwkeurig medegedeeld. Doch wie op dat onderhoud verscheen. Juin niet. Als reactie daarop heeft de Franse regering hem van al zijn waardigheden ontheven. Dit zo opzienbarend ontslag heeft Juin ineens in het brandpunt van veler belangstelling geplaatst, zowel van buitenlanders als van Fransen. Voor de laatsten is hij bij zeer velen hunner, die zich met het Europese Verdedigrngsverdrag niet konden verenigen, een figuur van grote betekenis geworden, tot een martelaar, die om het welzijn van Frankrijk zijn schitterende militaire positie er aan gegeven heeft. Stellig zullen zich om Juin nu vele tegenstanders van genoemd verdrag scharen, voor wie hij de held is geworden, die voor het Franse nationale belang opkwam en zich tegen de herleving van het Duitse militairisme verzette. Ongetwijfeld is daardoor de verwarring in Frankrijk sterk toegenomen en zal de regering van de Sovjet-Unie niet nalaten om in dit troebele water te vissen, en zij heeft wel grote kans daar enig succes mede te hebben.

Het ontslag van Juin heeft toch een felle weerslag onder het Franse volk gevonden. Dit bleek reeds op Zondag 4 April, bij de Are de Triomphe te Parijs, waar oud-strijders bijeengekomen waren voor een plechtigheid ter ere van de Franse soldaten in Indo-China, welke plechtigheid uiterst rechtse elementen, versterkt door comrnunisten, hebben aangegrepen om tegen de regering en haar politiek te demonstreren.

De minister-president Laniel en minister

Pléven, die ook aan de plechtigheid deelnamen, werden door de demonstranten eerst uitgejouwd, en later omsingeld en aangevallen. Laniel kreeg enkele ferme klappen en Pléven zag zich plotseling omsingeld door een groep reserve-officieren, van wie één hem in het gelaat sloeg en zijn hoed en bril op straat deed vallen, en anderen hem zelfs aan de haren getrokken hebben.

Het eigenaardige hierbij is, dat Juin inmiddels verklaard heeft, dat hij nog geen ontslag als N.A.T.O.-opperbevelhebber voor Centraal-Europa genomen heeft, en gezegd heeft ook zulks niet te zullen doen als hij geen zekerheid heeft, dat een Fransman — die dit naar zijn zeggen toekomt — hem op zijn post zal opvolgen.

Dat met dit alles de kans sterk gedaald is, dat het Europese Verdedigingsverdrag in Frankrijk zal worden aangenomen, behoeft geen nader betoog; terwijl het ook al evenmin zeker is, dat het Italiaanse parlement dit zal doen. Men verwacht, dat de behandeling van het verdrag in dit parlement, omdat de communisten daarin zo sterk vertegenwoordigd zijn, een heel jaar in beslag zal nemen.

Ook in Egypte blijft de toestand nog verward. Generaal Naguib, die tot twee malen toe is flauw gevallen, heeft moeten zwichten voor de druk, welke door de vice-premier Nasser en diens medestanders op hem uitgeoefend is. Zijn plannen om het militaire bestuur deze zomer te vervangen door een parlementaire regering, zijn nu officieel ongedaan gemaakt. Instede daarvan treedt nu op een „nationale raad van advies", welke onder controle van de officieren van de raad der revolutie komt te staan. Naguib zelf, die premier en president van Egypte gebleven is, moet thans ziek te bed liggen.

Alle betogingen, welke er vóór de komst van militairen in Caïro hebben plaats gevonden, zijn thans door het militaire gezag verboden. Of de verwarring daarmede nu werkelijk ten einde en de rust in Eypte hersteld is, zal in het verloop van dit jaar allicht wel blijken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1954

De Banier | 8 Pagina's

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 1954

De Banier | 8 Pagina's