Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tranen van Petrus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tranen van Petrus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Petrus, naar buiten gaande, - weende bitterlijk. Lucas 22 : 62

II.

Petrus weende bitterlijk.

De tranen zijn een ondubbelzinnig bewijs van zijn onberonwelijke bekering tot zaligheid.

Hij is ontdekt aan zijn dodelijke onmacht, verbroken in zijn eigen kracht; hij heeft ondervonden de onmisbaarheid van de almachtige bijstand des hemels en de noodzakelijkheid der bewarende genade.

Hij heeft zich opnieuw verbonden aan de dienst des Heeren, vernieuwd de keuze des harten om (af-en aanhankelijk levende) met woord en daad te bewijzen de waarachtigheid zijner vroegere belijdenis: „Tot Wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens!"

Na de herrijzenis des Heeren Jezus zal hij herroepen zijn drievoudige verloocheaing met de drievoudige belijdenisr „Heere! Gij weet, dat ik U liefheb!" Petrus ging naar buiten, om te zijn alleen met God. Vertroosting is genoten uit t3e voorbede Christi; hij bleef dies niet geheel ongetroost; doch de volle troost is de discipel ten deel gevallen toen hij werd verwaardigd met een verschijning van de verrezen Heiland ten dage der opstanding.

Hij is met Jezus alleen geweest, en de wenende Petrus is vertroost geworden met algenoegzame vertroostingen door de Trooster der treurigen Sions. Hij heeft ondervonden de waarachtigheid van de belofte: „Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen; Ik zal hen geleiden en hun vertroostingen wedergeven; namelijk aan hun treurigen".

Petrus, naar buiten gaande, weende bitterlijk.

Zijn droefheid was de droefheid naar God, die werkt een onberonwelijke bekering tot zaligheid. Hebt gij bevindelijke kennis aan die droefheid? Dit is haar kenmerk: bedroefd zijn over de zonde als zonde, over haar waar karakter als Godsontering, majesteitsschennis, wetsverbreking, erkennen van de zonde als zondigen tegen het driemaal heihge en rechtvaardige, hoge Wezen, en als een gruwelijk kwaad in de ogen des Heeren. Dit is 't kenmerk der droefheid naar God: uitgedreven worden tot God met ondertekening van zijn doemvonnis en een request om genade; een zoeken van zijn gerechtigheid en leven buiten zich in de Heere Jezus, Sions Zoenborg, om als 'n goddeloze te worden vrijgesproken van de schuld en recht te ontvangen op het eeuwige leven, uitsluitend ter wille van de zoen-en kruisverdiensten Christi, uit louter vrije genade.

Dit is het kenmerk der droefheid naar God: zij werkt een onberonwelijke bekering; namelijk een gruwen van de zonde en lust hebben tot alle gerechtigheid, een haten en vlieden van de goddeloosheid naar eis van alle geboden der Goddelijke wet, een hartelijke Hefde tot een heilige wandel en oprechte godzaligheid. Dit is het kenmerk: de grondkeuze van het wedergeboren hart is een leven, Gode ter ere en door Zijn kracht, in steile afhankelijkheid van de Heere, gedachtig des Heeren Woord: „Zonder Mij kunt gij niets doen".

Zeg, zijt gij geen vreemdeling van de kenmerken der ware droefheid naar God? Indien bij bevinding die stukken u niet onbekend zijn, dan wordt de wortel der zaak in u gevonden en zijn er gewisse kentekenen van echt geestelijk leven; geestelijk doden* missen de zaak.

Och, dat gij maar veel mocht inroepen het onderscheidende licht des Heiligen Geestes: Och, dat ik klaar en onderscheiden tag. Om te zien in Gods licht u'v zielgestalten als merktekenen van de aan u verheerlijkte genade.

Edoch niet om op die kenmerken uw zaligheid te gronden, want de grond uwer behoudenis hgt alleen in de zoenen kruisverdiensten van Sions Borg en Zaligmaker. Er mag en kan geen ander fundament worden gelegd dan Jezus Christus, de Gekruisigde, die gans Sion belijdt als „De Heere onze Gerechtigheid".

Bedroefden naar God, wenende zielen, gelijk Petrus werd vertroost, zo wil Israels ontfermer óók u troosten. Hij zal het zeker doen, doch op Zijn tijd, de tijd Zijns welbehagens. Uw bede klimme gestadig op tot God, de Troost in noden, de grote Hoorder van 't gebed.

Zalig zijn die treviren, want zij zullen vertroost worden.

Hij is nabij de ziel, die tot Hem zucht. Hij troost het hart, dat schreiend tot Hem vlucht; Dat, ongeveinsd, in 't midden der ellenden. Zich naar Gods troon met zijn gebeên blijft wenden. Hij geeft de wens van allen, die Hem vrezen; Hun bede heeft Hij nimmer afgewezen.

Petrus, naar buiten gaande, weende bitterlijk.

Dat is de geschiedenis van zijn „tweede bekering". En nu zeggen wij dit: De waarachtige bekering des zondaars door en tot God omvat de droefheid naar God, die werkt een onberonwelijke bekering tot zaligheid.

De kenmerken van die droefheid werden u reeds voorgehouden. Nu, hebt gij er kennis aan bij persoonlijke bevinding? Weet wel: de weg der bekering is een weg van tranen en zuchten, van boete en berouw.

Velen zijn vijand van die weg; zij ontzien zich niet te spotten met de wenende en zuchtende zielen, met het arme, bedroefde, kermende volk van God. Gij ook? Ziet toe, gij randt Gods oogappel aan!

Wellicht waant gij u een bekeerd mens, omdat gij u hebt bekeerd van de herberg tot de kerk, van de leugen tot de waarheid, van de grove ondeugd tot de vrome deugd.

Ach, zulk een uiterlijke bekering geldt niet voor God. Houd u niet voor bekeerd, doch voor jammerlijk verkeerd; en de verkeerden van hart zijn de Heere een gruwel.

Alleen de oprechten van hart zijn de Heere een welgevallen; zij, die voor God in de schuld komen te vallen, kermen om genade, als arme tollenaren zuchten: O Ck)d! wees mij, zondaar, genadig! Die bedelen Gena, o God, gena, ! Aanzie mijn ellende en mijn moeite en neem weg al mijn zonden.

Onbekeerd zijn, betekent nog verloren liggen onder de macht der zonde en het vonnis der verdoemenis. Komt gij onbekeerd te sterven, gij wordt gedaagd voor de rechterstoel Gods en de Rechter zal jret^gen: Ik ken u niet! Wijk van Mij af^gij werker der ongerechtigheid.

Geef u rekenschap; met minder zal het niet gaan dan met de bekering tot God, de droefheid naar God. Met minder zal het niet gaan dan met de Petrus-weg en de Petrus-tranen. Slechts de treurigen worden verwaardigd tot de zaligheid van het nieuwe Jeruzalem, alwaar God alle tranen van de ogen zal afwissen.

Onbekeerden, gij allen, die waant bekeerd te zijn, of mogelijk meent geen bekering van node te hebben, mocht gij nog eens onbekeerd worden, mocht uit hart en mond tot de troon der genade rijzen de bede: „Heere, bekeer ons tot ü, zo zullen wij bekeerd zijn".

Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere Heere, zo Ik lust heb in de dood des goddelozen! Maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekere van zijn weg, en leve. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen, want waarom zoudt gij sterven?

Ontwaak, o zorgeloze mens! Dat niet uw levensbloem verflens' , », „ Alvorens vrucht te dragen! Ontwaak, bekeer u, 't is nog tijd, Eer dat de sikkel 't koren snijdt. O tel uw levensdagen! Misschien is dit de laatste dag, t Die u op aard' behouden mag.

St. Maartensdijk

Ds JOH. DE BRES

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1954

De Banier | 8 Pagina's

De tranen van Petrus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1954

De Banier | 8 Pagina's