Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Apostolische opwekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Apostolische opwekking

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt.

2 Timotheüs 2 : 8

I.

Het Paasfeest, dat wij weder mochten beleven, is voor de kerk Gods van grote betekenis.

Dat was het Paasfeest onder het Oude Verbond ook. Telkens en telkens werd het volk Israël herinnerd aan de uittocht uit Egypte. In de laatste nacht, dat het volk daar vertoefde, werd het Paaslam geslacht en gegeten. Het bloed van het lam werd gestreken aan de zijposten en bovendorpel van het huis, en op die grond mocht dat volk ook trekken uit het diensthuis van Egypte.

Ook zag dat Oud-Testamentische Paasfeest op Christus, Die, gestorven voor de zonden Zijns volks, zou opgewekt worden door de Vader tot de rechtvaardigmaking van Zijn kerk.

Groot was de blijdschap oudtijds, wanneer de stammen van Israël mochten optrekken tot het feest. O, dat er ook iets van die blijdschap in onze harten zijn mocht nu wij weder het feest der gedachtenis aan Christus' opstanding uit de doden mochten beleven.

Groot zijn de voorrechten, waaronder wij mogen leven, maar de verantwoordelijkheid is daardoor veel groter. O, dat wij het allen recht beseffen mochten en dat het ons uitdreef tot Gods troon. Gods lieve Geest overtuige ons van zonde, gerechtigheid en oordeel, opdat er plaats zou gemaakt worden voor Christus. Hem te kennen is het eeuwige leven, en met Hem verenigd de zaligheid.

Dat God daartoe Zijn Woord nog zegene, dat wij nu wensen te overdenken. God gebruike het tot waarachtige bekering, maar ook tot opwekking en versterking van Zijn volk. Dan zou er ook iets van die geestelijke blijdschap in onze harten zijn.

Het woord, dat wij thans wensen te overdenken, heeft Paulus geschreven aan zijn geliefde zoon Timotheüs. Paulus was toen gevangen te Rome. Het zag er ditmaal voor Paulus, wat zijn proces betrof, donker uit. Hij was toen als een boosdoener, als een oproermaker, in de gevangenis geworpen. De zaken stonden zo, dat hij weldra ter dood zou veroordeeld worden.

Geen wonder, dat hij Timotheüs, zijn getrouwe vriend, nog vóór zijn sterven bij zich wilde hebben. Daarover schrijft de apostel dan ook in deze brief.

Tevens had hij met dit scrhijven de bedoeling, Timotheüs in zijn gewichtige en moeilijke arbeid in Efeze te sterken en te bemoedigen. De jonge leraar had er zulk een behoefte aan tegenover de aanvallen van vele dwaalleraars en leugenprofeten.

Paulus was aan Timotheüs zo nauw verbonden; verbonden met banden, die God Zelf gelegd had.

Volgens Handelingen 16 had Paulus hem op zijn tweede zendingsreis leren kennen te Lystre, toen hij reeds het Christendom had aangenomen.

De leiding, die de Heere in Zijn souvereine wil en raad met Paulus gehouden had, verschilde zeer van de weg, die de Heere met Timotheüs gehouden had.

Paulus was, gelijk ons allen bekend is, op de weg naar Damascus, terwijl hij op reis was om het volk van God te vervolgen, neergeveld. Krachtdadig had God hem in het hart gegrepen. En niet alleen dat, maar in enkele dagen door de stukken heengeleid.

Van die uitwendige verandering kende Timotheüs niets. Hij was van kindse dagen door Gods Geest getrokken en begiftigd met het zaligmakende geloof.

Toch, hoe zeer de uitwendige wegen verschilden, dezelfde genade, die God verheerlijkt had in Paulus, kende ouk Timotheüs.

Beiden waren zij door God van eeuvvdgheid gekend. Voor beiden had Christus voldaan. Zij waren met hetzelfde bloed gekocht. Dezelfde droefheid naar God was in hun hart gewerkt door de Heilige Geest, alsook hetzelfde geloof, dat met Christus verenigt, hun geschonken. Beiden mochten zij roemen in God door Christus, en als verlorenen in zichzelf hadden zij de behoudenis en zaligheid van hun ziel alleen in die Middelaar gevonden. Het werk Gods had hen saamgebonden.

God is zo vrij in de bedeling Zijner genade, alsook in de toebrenging van Zijn volk. De één wordt soms als een brandhout getrokken uit het vuur der hel, en de ander op liefelijke wijze door God geleid.

Tegenwoordig geven veel mensen zich uit als Timotheüs, maar het is te vrezen niet alleen, maar wij kunnen het wel zeggen, dat duizenden zich daarmede zullen misleiden en bedriegen voor de eeuwigheid. Wij kunnen er wel zeker van zijn, dat als Timotheüs thans de meeste mensen zou ontmoeten, dan zou hij hen wel ernstig waarschuwen en niet hand aan hand met hen gaan.

O geliefden, laat ons toch bedenken, dat er een werk Gods in onze ziel moet verheerlijkt worden. En zullen wij ooit achting en liefde voor elkander kunnen hebben, dan moeten wij innerlijke vereniging door Gods Geest in onze harten met elkander hebben. En als die overeenkomst in het werk Gods niet gevonden wordt, dan is het maar een slecht teken.

Wij zijn allen in zonden ontvangen en worden in ongerechtigheid geboren. Wij moeten wedergeboren worden en vernieuwd door de Heilige Geest. Een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, een haten en een vlieden van de zonde. Een kennen van onszelf als een verlorene voor God, maar ook, dat wij in Christus alleen onze zaligheid en behoudenis leren kennen. Gods volk krijgt ook een hartelijke blijdschap in God door Christus, en een hartelijke lust en liefde om in alle goede werken te leven. Zij leren allen droefheid kennen, maar ook blijdschap. Iets van de hel, maar ook van de hemel leren allen bevindelijk kennen tussen God en hun ziel.

O, dat een ieder zich ernstig onderzoeke voor het aangezicht des Heeren. God ziet naar waarheid in het binnenste.

Het is maar één van tweeën. Wij hebben er kennis aan, of wij liggen er buiten. Christus stierf niet voor alle mensen, maar alleen voor Zijn volk. En wat Zijn opstanding betreft, dat geldt ook alleen maar de uitverkorenen.

In de opstanding ligt hun geestelijke en Hchamelijke opstanding gewaarborgd en verzekerd.

Paulus had de kracht van die opstanding leren kennen, en Timotheüs was er geen vreemdeling van.

Voor Paulus was de tijd zijner ontbinding aanstaande, maar Timotheüs stond nog midden in de strijd.

En wat zou hem nu in die zo bange gees-.».4-'fK: e strijd meer sterken en bemoedigoii, dan het in gedachtenis houden, dat Jezus Christus uit de doden was opgewekt? Groot, uitnemend groot was de liefde van Christus, dat Hij Zich vernederde tot in de dood des kruises. Daartoe ook had Hij onze menselijke natuur aangenomen, waar toch de Godheid niet lijden en sterven kan; en Hij als Borg vanwege de rechtvaardigheid en de waarheid Gods

Zich in de dood moest overgeven. Toch ligt er in de opstanding van Christus meer dan in Zijn kruisdood, welke waarde deze ook heeft.

De apostel Paulus zegt immers in Rom. 8: „Christus is het. Die gestorven is; ja wat meer is. Die ook opgewekt is".

Was Christus in de dood gebleven, nim­ mer was er verlossing mogelijk geweest uit de staat des doods, waarin wij van nature allen liggen. De dood had in zijn verderving kracht behouden om de uitverkorenen met al Adams nakomelingen in zijn macht te binden.

Maar zo min Christus van de dood g€> houden kon worden, zo min kan het volk Gods in de dood bhjven. Het is des Vaders welbehagen om hun het Koninkrijk te geven. Het eeuwige leven is dat volk bereid van voor de grondlegging der wereld. Hoe zou het dan mogelijk zijn, dat de verkorenen Gods in de dood gehouden werden? Wie zal Gods eeuwige raad veranderen? Doch opdat het welbehagen des Heeren door de hand van Christus gelukkiglijk zal voortgaan, en gedurig voortging, was het nodig, dat Christus uit de dood verrees. Hij heeft het dan ook Zelf betuigd, dat Hij macht had Zijn leven af te leggen, maar ook om het weder aan te nemen.

Jona was een schaduw daarvan, dat de Zoon des mensen slechts drie dagen zijn zou in de schoot der aarde.

Simson nam de poorten van Gaza, in welke stad hem de dood dreigde, weg, en zo heeft ook Christus de poorten des doods ontbonden. Alleen door Hem zal Zijn volk uit de graven uitgaan en de dood overwinnen, eeuwig en altoos. In Christus zijn zij meer dan overwinnaars. Die opstanding van Christus is de bron van alle leven.

Uit die opstanding vloeit alle heil de kerk toe, gehjk de apostel Paulus dat beschrijft in 1 Cor. 15: „Indien Christus uit de doden niet was opgewekt, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden; zo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn" De opwekking uit het graf der zonde, de doorgang door de dood, zonder dat deze beschadigt, ja het eeuwige leven hangt aan de opstanding van Christus.

Gr.-Rapids

Ds W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1954

De Banier | 8 Pagina's

Een Apostolische opwekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1954

De Banier | 8 Pagina's