De verjaardag van Hare majesteit de Kaningin
Op Vrijdag 30 April heeft Hare Majesteit Haar 45ste verjaardag mogen vieren, hetgeen voor ons volk nog immer een heugelijk feit is. Zij is toch een telg uit dat doorluchtige Vorstenhuis, waaraan ons volk zo veel verschuldigd is.
Het is ons land altijd zeer slecht gegaan, wanneer Nederland en Oranje geschei den waren, en de vorsten uit het Huis van Oranje tijdelijk op vreemde bodem moesten verkeren. Men denke er maar eens aan hoe slecht het er bij gevaren is, toen Prins Willem de Vijfde ons land door Frans geweld heeft moeten verlaten, en eerst nog eigen landgenoten het bewind onder Frans opperbestuur daarover waarhjk niet tot heil van onze natie hebben gevoerd, en daarna ons rijk als een vasalstaat van Frankrijk door een koning van Fransen bloede is bestuurd, om tenslotte geheel door keizer Napoleon bij Frankrijk te worden ingelijfd.
Men roepe zich ook maar eens in het geheugen terug de jaren, waarin onze vroegere Koningin en ook de toenmalige Prinses Juliana, en ditmaal door Duitse bezetting gedwongen, de ene in Engeland en de andere in Canada heeft moeten verblijven, en al de jammeren, welke wij toen hebben beleefd.
Zeker, de historie heeft ons het bewijs keer op keer geleverd, dat Nederland het jammerlijk wedervaren is, als het zo doorluchte Huis van Oranje niet op Neerlands troon gezeten was.
En ook al is het zo, dat er veel is, dat ons in de gedragswijzie van Hare Majesteit de Koningin en van Haar Huis bedroeft, waartegen vn] evenzeer — zonder ons ook maar in de verste verte met hen te willen vergelijken — onze stem moeten verheffen en ook verheven hebben, als weleer Israels profeten zulks deden, als zij moesten opmerken, dat hun vorsten de geboden des Heeren verzaakten, nochtans is er nog reden van verheugenis, omdat nog een nakomelinge uit het geslacht van de Vader des vaderlands op onze troon gezeten is. Men zie hierbij niet voorbij, dat niets ons enige waarborg biedt, dat wanneer enig ander persoon als president ons land zou regeren, alsdan van zijnentwege geen grove nalatigheid in het betrachten van Gods geboden te aanschouwen zou zijn. Ja, het is zelfs te duchten, de donkere dagen in aanmerking nemende, waarin wij thans leven, dat er onder zodanig bestuur nog al grotere verzaking van de Heere en Zijn geboden bedreven zou worden.
Moge de Heere Zelf onze Vorstin en Haar huis door Zijn Geest en Woord willen leiden, en Haar met de Haren in alles nabij willen zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 mei 1954
De Banier | 8 Pagina's