Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De S.G.P. moest het weer  ontgelden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De S.G.P. moest het weer ontgelden

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ditmaal in 't Christelijk-Gereformeerde Jeugdblad, dat vóór de verkiezingen van de Provinciale Staten verscheen. Daarin staat het volgende geschreven:

„Intussen valt het te betreuren, dat ook thans het gescheiden optrekken van de Protestants-Christelijke partijen haar weer zetels zal kosten, die aan de gezamenlijke tegenstander ten goede zullen komen. Zo is bijv. in Friesland, Noord-Holland en Noord-Brabant door de S.G.P. een lijst ingediend, waarop met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen zetel zal worden verkregen".

Hierbij valt op te merken, dat het Gereformeerd Politiek Verbond ook in tal van provincies onder gelijke omstandigheden precies hetzelfde gedaan beeft. Doch daarover wordt in genoemd blad met geen enkel woord gerept. Neen, het is de S.G.P., die het weer moet ontgelden en als een soort zondebok de woestijn wordt ingestuurd. Tot haar wordt het verwijt gericht, dat sdj scheuring maakt. En dit geheel ten onrechte. Door haar woordvoerders is toch zowel aan de Anti-Revolutionnaire Partij, alsook aan de Christelijk-Historische Unie, bij herhaling het voorstel gedaan om op Gereformeerde grondslag, zoals ons die in het onverminkte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis geboden wordt, een grote Protestants-Christelijke partij te vormen; doch nimmer heeft zowel de A.R.P. als de C.H.U. daar iets van willen weten. Van hén is de scheuring uitgegaan, waar zij met de op Gods Woord gegronde politiek onzer Gereformeerde vaderen gebroken hebben; en door hén wordt de scheuring bestendigd.

Waarom is in het Christelijk-Gereformeerd Jeugdblad dit de lezers niet medegedeeld? Was de schrijver van het onderhavige artikel dit mogelijk onbekend, hoewel het toch genoegzaam bekend kan zijn? Welnu, hij stelle de lezers van zijn blad er alsnog van op de hoogte, en dele daarbij dan tevens mede, dat de S.G.P., in tegenstelling met de A.R.P. en de C.H.U., de enige partij is, welke haar politiek naar het onverminkte artikel 36 richt. Dit kan hem toch niet anders dan een aangename zaak zijn; zo behoort het hem althans te zijn.

Als lid van de Christelijk-Gereformeerde Kerk heeft hij zich immers van harte te verblijden, dat er een partij bestaat, die de belijdenis zijner kerk — de Christehjk-Gereformeerde Kerk handhaaft toch ook het onverminkte artikel 36 — ook op staatkundig terrein wenst gehandhaafd en uitgevoerd te zien. Een belijdenis is toch niet iets, waarnaar men zich alleen in de kerk heeft te richten, welke men goed voor de Zondag, maar slecht voor de verdere dagen van de week heeft te achten, welke men op de kerkbanken belijdt, maar waaraan men in het staatkundige leven maling heeft.

Het is dan ook — heel zacht gezegd — wel heel wat vreemds, als men ziet, dat leden van de Christelijk-Gereformeerde Kerk ook leden en voorstanders van de Anti-Revolutionnaire Partij zijn, welker program lijnrecht inloopt tegen het ongewijzigde artikel 36, dewijl dit program een vertolking van het neo-gereformeerde beginsel bevat, zoals dit door schrapping van 21 woorden in artikel 36 door de Gereformeerde Kerken beleden wordt. Dit moest dan ook voor elke Christelijk-Gereformeerde een afdoende reden zijn om zich verre van de A.R.P. te houden, ja zelfs om er zich openlijk tegen te verklaren. Het is toch een dubbelhartigheid, welke Gods Woord zo zeer veroordeelt, als men in de kerk het ongewijzigde artikel 36 belijdt, en deze in de politiek finaal verloochent.

Doch niet alleen ten opzichte van artikel 36 druist de politiek der C.H.U. en die der A.R.P. vierkant in tegen de belijdenisgeschriften der Gereformeerde vaderen, welke ook die der Christelijk-Gereformeerde Kerk zijn, maar ook in vele andere gevallen.

In de politiek hebben de C.H. en de A.R. zich jarenlang verzwagerd in bondgenootschap met Rome, in welker bladen en geschriften Rome dan als een Christelijk rijk is en wordt voorgesteld en als Christelijk de kiezers wordt aangeprezen; hetgeen vlak ingaat tegen wat de belijdenisgeschriften en - formulieren der Reformatie en die der Christelijk-Gereformeerde Kerk aangaande Rome belijden.

De Heidelberger Catechismus getuigt aangaande Rome, aangaande haar mis, welke een hoofdbestanddeel van Rome's godsdienst uitmaakt, dat de mis in de grond niet anders is dan een verloochening van de enige offerande en van het lijden van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij is, terwijl het formulier van het Heihg Avondmaal met nadruk verklaart, dat geen deel in het rijk van Christus hebben, als daar zijn alle afgodendienaars, allen, die verstorven heiligen, engelen aanroepen, en allen, die de beelden eer aandoen; hetgeen nooit anders op te vatten is, dan dat het een klare en beslist scherpe verwerping van Rome's godsdienst inhoudt.

Ook de twee andere belijdenisgeschriften der Gereformeerden bevatten al een even duidelijke veroordeling van Rome, waar de 37 Artikelen des Geloofs zowel als de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten Rome als het rijk van de antichrist aanduiden.

Goed en wel beschouwd is het dan ook hoogst ongerijmd en onverklaarbaar, als een Christelijk-Gereformeerde zich bij een partij aansluit, of zijn stem uitbrengt op een candidaat van een partij, welke èn in haar program, èn in haar praktijk de belijdenis zijner kerk zo te schande maakt.

Daarbij komt nog, dat wij het gedurig moeten beleven, dat de S.G.P., welke de beUjdenis der Gereformeerden onverzwakt en onverkort in de staatkunde in de praktijk gebracht wenst te zien, van Christelijk-Gereformeerde zijde bestreden wordt, en zoveel als maar mogelijk is over de hekel wordt gehaald. Zoals dat nu ook weer het geval is in het thans door ons besproken artikel uit het Christelijk-Gereformeerd Jeugdblad, waarin geschreven is, dat door het indienen van eigen lijsten in sommige provincies door de S.G.P., die aan de Protestants-Christelijke partijen weer enkele zetels zal kosten, „die aan de gezamenlijke tegenstanders ten goede zullen komen".

Als wij het laatste, door ons letterlijk aangehaalde, tussen 2 aanhalingstekens geplaatste, lezen, dan zeggen wij: Hoe hebben wij het nu? Om een volksuitdrukking te bezigen: hier breekt mij dé klomp! hoe laat zich dit toch rijmen met de gedragswijzen van de C.H.U. en de A.R.P.? Zij 2ajn toch lange jaren bondgenoten van Rome geweest, inzonderheid wel de A.R.P., welke in r.k. bladen de trouwe bondgenoot van Rome genoemd is. En dat de A.R.P. en de C.H.U. thans niet meer de bondgenoten van Rome zijn, ligt waarlijk niet aan hen, maar aan Rome, welke hen als aftandse paarden, die niet meer voor gebruik en dienst geschikt zijn, de laan heeft uitgestuurd.

Men stelt dan ook de zaak niet in het rechte, volle licht, als men schrijft, dat de C.H. en de A.R. tegenstanders van Rome zijn. Zij zijn immers jarenlang bondgenoten van Rome geweest, en als het aan hen gelegen had, dan - het zij nog eens met nadruk geheel naar waarheid gezegd - zouden zij dat nog zijn! Zelfs gaat het thans eigenlijk niet meer op om van de C.H. en de A.R. te schrij. ven als tegenstanders van de sociahsten. Vier hunner mannen immers zitten in het kabinet, dat onder leiding van een sociahstische minister-president staat. Zeker, eens waren de C.H. en A.R. uitgesproken tegenstanders van de socialisten. En men zou eens wat te horen gekregen hebben, vooral van Anti-Revolutionnaire zijde, als men in de dagen van de coalitie met Rome gezegd had, dat er een tijd zou aanbreken, waarin twee Anti-Revolutionnairen verenigd met sociahsten in één ministerie zouden zitten. Men zou stelhg van A.R. zijde de mensen, als zij zulks gezegd hadden, als grove lasteraars aan de schandpaal geslagen hebben. Doch thans is het dan zo ver gekomen, hetgeen ons een snelle afloop der wateren te aanschouwen geeft.

Men behoeft zich daarover echter niet al te zeer te verwonderen. Wie toch de beginselen der Gereformeerde vaderen, waarvoor dezen eenmaal goed en bloed geofferd hebben, verloochent, zakt als Gereformeerde steeds verder en verder af; die ziet men eerst met de mannen van Rome, en daarna ook nog met die der revolutie in één ministerie verenigd zitten. Als toch het fundament niet deugdelijk is, hoe zullen dan dak en muren het op den duur kunnen houden?

Heeft de schrijver van het artikel in het Christelijk-Gereformeerde Jeugdblad ook met een enkel woord gewezen op het deugdehjk fundament, dat aan de S.G.P. ten grondslag ligt?

Weineen, daarover heeft hij in heel zijn artikel niet gerept!

Heeft hij in dat ai-tikel de S.G.P. aangaande haar beginselen bestreden? Dit al evenmin. Hoe zou hij dit als Christelijk-Gereformeerde ook hebben kunnen doen, waar haar beginselen geheel op Gods Woord gegrond zijn. Nochtans heeft de S.G.P. het in zijn artikel moeten ontgelden. Daarin toch wordt de S.G.P. als een soort scheurmaakster voorgesteld, die met haar candidaatstelling van eigen candidaten in sommige provincies afbreuk gedaan heeft aan de A.R. en de C.H., ja zelfs door haar candidaatstelhng in Noord-Brabant Rome in de kaart gespeeld heeft. Aan het slot van het artikel in het Christehjk-Gereformeerde Jeugdblad leest men dienaangaande de volgende woorden:

„Het gevolg zal zijn, dat de Anti-Revolutioimairen, die vroeger, toen de S.G.P. niet met een hjst uitkwam, twee zetels hadden, nu waarschijnlijk één zetel krijgen en dat de tweede zetel door een roomse bezet wordt".

En het artikel eindigt met de woorden: „Zo wordt Rome in de kaart gespeeld".

In de eerste plaats zij opgemerkt, dat de voorstelling van zaken aangaande Noord-Brabant, in het Christelijk-Gereformeerde Jeugdblad gegeven, door de uitslag der verkiezingen totaal gelogenstraft is, want de Anti-Revolutionnairen en ook de Christelijk-Historischen hebben in dat gewest geen enkele zetel verloren, hoewel op de lijst van de S.G.P. meer stemmen dan ooit tevoren bij een verkiezing voor de Provinciale Staten zijn uitgebracht Voorts zij geconstateerd, dat de schrijver van het artikel toch wel heel voorbarig met het vaststellen van zijn conclusie; „Zo wordt Rome in de kaart gespeeld", geweest is, en dat, gezien de uitslag der verkiezing, deze conclusie niet vrij is van een zekere verdachtmaking. En verder, dat alles in heel het artikel er op wijst, dat de S.G.P. voor de Christelijk-Gereformeerde jeugd in een zwart, in onwaar hcht gesteld moest worden.

Wie heeft toch Rome in de kaart gespeeld? Wie anders dan de Christelijk- Historischen en Anti-Revolutionnairen, die Toet hun coalitie Rome in het zadel geholpen hebben, waarbij Rome door hen, geheel tegen hun eigen belijdenis in, als Christelijk den volke werd aangeprezen, en waardoor millioenen en nog eens millioenen guldens naar de instellingen van Rome hebben kunnen vloeien, en dat Rome zeer in ons van ouds Geuzenland in macht en aanzien is toegenomen, zó zelfs, dat men in bladen heeft kunnen schrijven: Rome is weer troef in Nederland!

En wat betreft het uitkomen van de S.G.P. met een eigen lijst, ook in de provincies, waarin zij, naar de mens gesproken, geen kans heeft, dat een candidaat van haar verkozen wordt, waarover in het artikel van het Christelijk-Gereformeerde Jeugdblad met zo veel ophef en met zulk een afkeuring geschreven is, daaromtrent stellen wij vast, dat de stemmen, welke op zulk een lijst worden uitgebracht, allerminst als verloren stemmen kunnen worden beschouwd. Elke stem legt toch een zeker getuigenis af. Elke stem, op de lijst van de S.G.P. uitgebracht, bevat een protest tegen de huidige gang van zaken op het staatkundig terrein, ook tegen het gedrag van het verwaterde Christendom van de A.R.P. en de C.H.U., dat zich verzwagert met rood en rooms, en dit niet alleen in het ministerie maar ook bij de verkiezingen voor de Gedeputeerden, waarbij A.R. en C.H. hun stem uitbrengen op de candidaten van Rome en de revolutie, waarmede zij beider macht in de provincie niet weinig versterken. 2^ker, vóór de verkiezingen schermen de A.R. en de C.H. niet zuinig met hun Christelijke beginselen, en wekken zij de kiezers op om ter wüle van de Christelijke beginselen hun candidaten te stemmen, doch als de verkiezingen achter de rug zijn, dan zien wij hun gekozen Statenleden hun stem uitbrengen voor een Gedeputeerde, zowel op de candidaat der roomsen als der roden.

Het zou voor de jeugd der Christelijk-Gereformeerden heel wat nuttiger geweest zijn, en ook overeenkomstig de be­ lijdenis zijner kerk geweest zijn, indien de schrijver, instede van een vitterige kritiek op de S.G.P., welke de toets der waarheid niet kan doorstaan, te geven, het beginsel, waaruit de S.G.P. leeft, eens uiteengezet had.

En tenslotte wat de overschotstemmen aangaat, als men bij de verkiezing daarmee vóór alles per sé rekening moet houden, dan wijst de praktijk uit, dat het meermalen gebeurt, dat deze ook van de A.R.P. en de C.H.U. bij enige verkiezing aan een partij ten goede komen, waarvoor zij niet uitgebracht waren, en zelfs de commimisten ten goede kimnen komen. De schrijver van het artikel heeft zich wel erg druk gemaakt over de stemmen der S.G.P., die niet 't gewenste resultaat hebben opgeleverd; hij had zich ook evengoed druk kunnen maken over de stemmen van het Gereformeerd Pohtiek Verbond, ja zelfs evenzeer druk kunnen maken over de overschotstemmen van de A.R. en de C, H., waar deze slechts in Limburg met een gezamenlijke lijst zijn uitgekomen; want het is wel zeker, dat de overschotten der A.R. niet altijd ten goede van de C.H.U. zijn gekomen, alsook dat evenzeer het geval is geweest, dat de overschotstemmen der C.H. niet immer aan de A.R. ten goede zijn gekomen, maar wel ten goede van andere partijen. Zelfs is het daarbij niet uitgesloten, dat zij de communisten ten goede kwamen; bijvoorbeeld in Noord-Holland, waarin de communisten nog altijd een grote partij vormen, daar zij over elf zetels in de Staten van dat gewest beschikkende, in aantal in dat college de derde partij zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's

De S.G.P. moest het weer  ontgelden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's