Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit het eigen land

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het wordt met de dag al meer openbaar, welk een gruwelijke misslag er begaan is, toen ons Parlement bij meerderheid van stemmen de souvereiniteitsoverdracht van Indië aan Indonesië goedkeurde; een misslag niet alleen ten aanzien van Nederland, maar ook ten aanzien van Indonesië.

Sjahrir, de gewezen Indonesische minister en leider van de socialistische partij in Indonesië verklaarde dezer dagen in een rede, dat men in Indonesië nog nooit zo arm geweest was als tegenwoordig, en dat er nog nooit zulk een corruptie geheerst had als thans.

Een misslag evenzeer ten aanzien van ons land. Zó. zeer zelfs, dat de voorstanders van de souvereiniteitsoverdracht, die zich destijds op hun progressiviteit zo verhieven, en allen, die tegen die overdracht zich verklaarden, voor achterlijken en reactionnairen uitmaakten, thans liefst niet aan hun toenmalige progressiviteit herinnerd willen worden. Ja, het is wel zeer opmerkelijk, dat professor Romme, die kort geleden een overzicht gaf van de verrichtingen der K.V.P. na de bezetting, daarbij met geen woord gewaagde over de gedragswijze van die partij-betreffende de souvereiniteitsoverdracht van Indië.

Hoe is het toch gans anders verlopen dan de progressieven het voorgesteld hebben, dat het in Indonesië en tussen Nederland en Indonesië zou verlopen, en hoe zijn de door de progressieven als achterlijken en reactionnairen verachtelijk neergezetten in hun oordeel gerechtvaardigd, als zij verklaarden, dat Indonesië nog niet rijp voor zelfbestuur was, en dat er een staat van brandende vijandschap in Indonesië zou intreden, als de eeuwenoude band tussen Nederland en Indië zo bruusk en zo ontijdig, tot schade van beide landen, verbroken zou worden. Helaas valt er thans, en dit zowel tot schade van Indonesië als Nederland de voorspelde slechte gezindheid van Indonesië tegenover Nederland te constateren.

Daarvan leggen de arrestaties van een aantal Nederlanders in Indonesië, er van beschuldigd, dat zij tegen de Indonesische staat complotteerden, een getuigenis af. Er is tegen hen het voeren van een monsterproces aangekondigd. Doch zij zitten nog maar steeds gevangen, terwijl de Indonesische regering weigert, dat aan hen rechts-en consulaire bijstand wordt verleend, hetgeen de verstandhouding tussen Nederland en Indonesië aanmerkelijk verslechtert, want zelfs de Nederlandse regering, welke de slapheid, als 't Indonesië geldt, wel in eigen persoon vertegenwoordigt, heeft onlangs bij monde van minister Luns in de Eerste Kamer met nadruk verklaard, dat zij geen genoegen kan nemen met de weigering van de Indonesische regering.

Van die slechte gezindheid legt al evenzeer getuigenis af het feit, dat men in Indonesië gedurig in de Indonesische wateren Nederlandse onderzeeboten signaleert, en er zonder blikken of blozen verkondigt, dat Nederland op Sorong troepen gereed houdt om een inval te doen, terwijl men aldaar zeer goed kan weten, dat noch van het één, noch van het ander ook maar een syllabe waar is. Doch dat zulke verzinsels bij uitstek geschikt zijn om bij het Indonesische volk een hetze tegen Nederland te verwekken, behoeft geen nader betoog.

Evenzeer blijkt de slechte gezindheid der Indonesische regering tegenover ons land, dat op bevel dier regering de Indonesische studenten niet langer aan onze universiteiten mogen studeren, maar hun studie in andere landen hebben voort te zetten. Zonder enige twijfel wordt Nederland daardoor onaangenaam en schadelijk getroffen, maar de Indonesische studenten, die hun studie hier te lande hebben moeten onderbreken, en Indonesië zelf daardoor al eveneens. Daarbij is nog als een blijk van de slechte gezindheid der Indonesische regering gekomen, het verbod dier regering, waarbij de Nederlanders in Indonesië verboden werd om op de verjaardag onzer Koningin ons volkslied, het Wilhelmus, te zingen.

Dit alles en nog al zo veel meer, wat er thans in Indonesië plaats grijpt, is oor- zaak geworden, dat zelfs onze regering, blijkens de verklaringen van minister Luns, afgelegd in de Eerste Kamer, ten opzichte van de gang van zaken in Indonesië ernstig ongerust is. Dat vormt wel een scherpe tegenstelling met de verklaringen, welke de regering in vroegere jaren heeft afgelegd. Toen het er in Indonesië ook al slecht voor Nederland uitzag en het zich al heel duidelijk liet aanzien dat, indien de souvereiniteitsoverdracht had plaats gehad, het er nog al veel slechter voor Nederland in Indonesië uit zou gaan zien, toen toch heeft onze regering bij herhaling verklaard, dat zij met optimisme en goede moed ten opzichte van Indonesië vervuld was. Keer op keer als één van haar vertegenwoordigers van een bezoek aan Indonesië terugkeerde, verklaarde deze, in ons land teruggekomen, namens onze regering, dat Nederland alle reden had om het beste te hopen en te verwachten van de gang van zaken in Indonesië, ofschoon de feitelijke toestand dit allerminst uitwees. Doch deze regering en degenen, die haar beleid in zake Indonesië steunden, wilden op de feitelijke toestand niet letten. Instede van daarop te letten, verklaarden èn de regering èn haar aanhangers met eenparige mond, dat er een veel en veel betere verstandhouding tussen Nederland en Indonesië zou ontstaan daner ooit geweest was, indien de souvereiniteitsoverdracht maar eenmaal had plaats gevonden

Nu, de souvereiniteitsoverdracht heeft plaats gevonden, en in plaats van de door de regering en haar aanhangers voorgestelde, uitstekende verstandhouding is de verstandhouding tussen Nederland en Indonesië slechter geworden dan zij ooit tevoren geweest is, en instede van jubeltonen krijgt men nu klacht op klacht van onze regering en haar vroegere medestanders te horen. En dit wel in die mate, dat minister Luns het dezer dagen in de Eerste Kamer openlijk uitsprak, dat er gegronde reden tot ernstige ongerustheid over Indonesië bestaat, een ongerustheid, welke met name de anti-Nederlandse maatregelen en de christenvervolgingen op Celebes gold. Het was hem en de regering soms moeilijk het hoofd koel te houden, voornamelijk als zij letttn op de houding van de Indonesische pers. En ook moest minister Luns erkennen, dat de regering diep geschokt was door de christenvervolgingen op Celebes, waarbij bleek, dat de Indonesische regering kennehjk niet bij machte was om de godsdienstvrijheid, die in haar grondwet opgenomen en gewaarborgd werd, te beschermen. En eveneens kwam minister Luns er volmondig voor uit, dat er van het zelfbeschikkingsrecht dat de ïn3onesische volken, waaronder ook het Ambonese, in de Haagse Ronde-Tafelconferentie was toegekend, door het optreden van de Indonesische regering, welke dit zelfs tegenover het Ambonese volk met wapengeweld geschonden heeft, niets terecht gekomen was. Tegenover de Kamerleden, die er op aandrongen, dat deze verdragsschendingen aan het oordeel van de Organisatie der Verenigde Naties onderworpen zouden worden, merkte minister Luns zeer terecht op, dat daarvan practisch niets te verwachten was, omdat degenen, die het vooral in deze Organisatie te zeggen hebben, als bij instinct hun keuze doen ten bate van de niet-Europese landen. Hiermede bevestigde dan minister Luns, wat van Staatkundig Gereformeerde zijde zo gedurig verklaard is, namelijk dit, dat in de Organisatie der Verenigde Naties niet het recht, maar het belang, inzonderheid dat der grote mogendheden, gediend wordt.

Ten aanzien van de hernieuwde onder­ handelingen over het Unie-statuut, gaf minister Luns te kennen, dat van de zijde van de regering nimmer enthousiasme aan de dag gelegd is, om dat statuut nu reeds te herzien. Bovendien dragen volgens hem de recente uitlatingen van de

Indonesische regeringspersonen er niet toe bij om een gunstige sfeer voor de komende onderhandelingen te vormen. Na rijp beraad heeft de regering echter besloten om de onderhandelingen over het Unie-statuut aan de Indonesische regering niet te weigeren. Zij is op dit ogenblik nog bereid de onderhandelingen te beginnen met deze regering over de opheffing van de Nederlands-Indonesische Unie, maar over de status van Nederlands Nieuw-Guinea wenst de regering niet te spreken, omdat deze geen enkel verband heeft met de Unie-verhouding. Nederland heeft de souvereiniteit over Nieuw-Guinea te handhaven, totdat zijn taak aldaar volbracht is.

Hoe zijn de tegenstanders van de souvereiniteitsoverdracht van Indië aan Indonesië toch door de feitelijke gang van zaken in alles gelijkgesteld! Het is in Indonesië — wat door hen voorspeld is — op een chaos, op armoede, ellende en steeds toenemende corruptie uitgelopen. De regering blijkt er niet eens bij machte te zijn om de orde, rust en veiligheid voor haar onderdanen te verzekeren, getuige de vreselijke christenvervolgingen op Celebes door daar agerende benden. Wat voor zin heeft het eigenlijk, met een regering te confereren en te gaan onderhandelen, die, zoals de feiten uitwijzen, in het eigen land geen zeggingschap kan uitoefenen? Wat nut kan het hebben om besprekingen in zake het Unie-statuut met een regering aan te knopen, welke aan de chaotische toestand, zoals die zich thans allerwege in Indonesië openbaart, niet bij machte is een einde te maken? Wat voor goeds, zowel voor het Nederlandse als het Indonesische volk, kan er uit een zodanige onderhandeling voortkomen, waarbij de personen, die Indonesië vertegenwoordigen, met een vijandige gezindheid tegen Nederland vervuld zijn? Het is zeer te duchten, dat de besprekingen, welke op die conferentie gevoerd zullen worden, maar stof zullen opleveren, om nog al feller dan thans geschiedt tegen Nederland te ageren en aan de leidende personen in Indonesië een geschikte gelegenheid bieden om de schuld van de in Indonesië thans heersende ellende op de rekening van Nederland te stellen, zoals door hen heel de slechte gang van zaken bij voortduring op de ruggen van de Nederlanders wordt afgewenteld, waarmede dan de regerende autoriteiten hun eigen onbekwaamheid en veelvuldij' gepleegde corruptie voor het Indonesische volk zoeken te camoufleren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's

uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1954

De Banier | 8 Pagina's