Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.

Croens huwelijk. In 1828 naar Brussel. In kennis met Merle d'Auhigné.

Op 26-jarige leeftijd verloofde Mr Groen van Prinsterer zich met Elisabeth Maria Magdalena van der Hoop, kortweg Betsy van der Hoop genoemd. Zij was de dochter van de burgemeester van Groningen, Mr Abraham Johan van der Hoop en Arnoldina A. M. Thomassen h. Thuessink. Toen zij op kostschool in Den Haag was, kwam zij als vriendm van Groens zuster vaak bij de famihe Groen te Voorburg aan huis, zodat Groen op die manier met haar in kennis kwam. Na een verlovingstijd van ongeveer negen maanden traden zij 22 Mei 1827 in het huwelijk.

Daar Groen inmiddels referendaris bij het kabinet des Konings geworden was, bracht dit mede — daar Nederland en België toen nog één koninkrijk vormden — dat hij wegens de jaarlijkse wisseling van residentie, het ene jaar in Den Haag en het daarop volgende jaar in Brussel moest wonen. Zo kwam het, dat Groen al betrekkelijk spoedig na zijn huwelijk, namelijk in September 1828, naar Brussel vertrok, waar hij weldra de revolutiestorm zou meemaken.

Daar te Brussel gebeurde er echter ook iets, wat van zeer grote invloed op Groens verdere leven en op dat van zijn echtgenote zou zijn. Het echtpaar Groen maakte er namelijk kennis met de predikant Merle d'Aubigné, de bekende schrijver over de geschiedenis der Hervorming, door wie Groen eigenlijk voor het eerst in aanraking kwam met de Reformatie van Luther en Calvijn.

Deze Merle d'Aubigné, een afstammehng der Hugenoten of Refuge's, werd in 1794 in een plaats dichtbij Geneve geboren. Hij studeerde in laatstgenoemde plaats in de theologie en kwam daar onder invloed van Robert Haldane in aanraking met het Réveil. In 1817 werd hij in het predikambt bevestigd. Enkele maanden daarna bezocht hij ter gelegenheid van de 300-jarige herdenking der Hervorming Duitsland, en wel in het bijzonder de plaatsen, die in de geschiedenis der Hervorming een zeer bekende klank hebben, zoals Eisenach, de Wartburg en enkele andere meer. Daar ontvonkte in hem reeds de sterke drang om de geschiedenis van Luther en de Reformatie te beschrijven. Het duurde echter nog wel dertien jaar voordat het voorgenomen plan tot uitvoering kon worden gebracht, daar hij al spoedig na zijn bezoek aan vorenbedoelde plaatsen, namelijk in 1818, naar Hamburg vertrekken moest, waar hij tot 1823 als predikant bij de Franse kerk werkzaam was. Vervolgens vertrok hij naar Brussel waar hij van 1823 tot 1830 predikant en hofprediker was. Zodoende leerde hij daar ook het echtpaar Groen van Prinsterer kennen, die hij met het Réveil in kennis bracht. Deze kennismaking is voor Groen en zijn echtgenote van zeer grote betekenis geweest.

Volgens hetgeen wij hierover vermeld vonden, zou mevrouw Groen van Prinsterer het eerst onder de diepe indruk van Merle d'Aubigné's woord gekomen zijn. Hij zou haar namelijk eens de vraag hebben voorgelegd of zij bereid was om te sterven. Een vraag, die haar blijkbaar nog nooit gesteld was en waarover zij zich ook nooit enige bekommering had gemaakt. Evenals Groen toch was zij in een oppervlakkige godsdienst grootgebracht, en evenals hij, verkeerde ook zij in de mening, dat het hemelleven als vanzelfsprekend zou volgen op een aards leven van het betrachten van deugd en plicht, daar zij immers naar een versregel uit één der gezangen konden aannemen, dat zij door de Doop herboren waren.

Toen mevrouw Groen, die met haar man ook onder Merle d'Aubigné's prediking kwam, voor bovengenoemde vraag werd gesteld, waaraan — naar zich laat indenken — allicht nog een gesprek zal voorafgegaan zijn, bleef zij daarop het antwoord schuldig. Dat deze ernstige vraag haar echter niet onverschillig liet, blijkt wel daaruit, dat zij in tranen uitbarstte. En dat niet alleen, maar de indruk, welke deze vraag op haar gemaakt had bleef ook niet zonder vrucht voor wat de uitwendige levensopenbaring betreft.

Namen Groen en zijn vrouw voorheen deel aan de wereldse genoegens, welke het hofleven, waarin zij verkeerden, zo rijkelijk verschafte, vanaf dat ogenblik kreeg mevrouw Groen, en daarna ook haar man, daarvan een grote afkeer. Zij voelden zich niet langer thuis in de gezelschappen, waarin zij zich tevoren zo gemakkelijk bewogen hadden. Daarbij was het Groen steeds duidelijker geworden, dat een uiterlijke belijdenis zonder meer ten enenmale ongenoegzaam is om daarmede voor God te kunnen bestaan. Dit komt onder meer tot uiting in een brief, die hij in 1831 schreef aan één zijner vrienden. Mr van Rappard, met wie hij sedert 1826 in relatie stond en die hem in 1829 steunde in zijn uitgave van de „Nederlandse Gedachten".

Doelend op zijn verandering in godsdienstig opzicht, schreef hij in bedoelde brief: „Maar nu vraagt gij, welke invloed deze overtuiging heeft op mijn hart? En dan moet ik u met schaamte bekennen, dat die invloed nog zeer gering is. Dat geloof, waardoor men een nieuw schepsel wordt, waardoor men zich volkomen bevredigd en gerust en gelukkig en reeds op aarde zalig gevoelt, dat geloof bezit ik niet, of althans in nog zo geringe mate, dat ik er mijzelf nog bijna onbewust van ben". Ook tegenover De Qlercq liet hij zich ia 1832 in-soortgelijke geest uit, als hij zegt, bij een vergelijking van zijn overtuiging met die van De Clercq, duidelijk te kunnen zien, dat hij „in de meeste ogenblikken althans, weinig meer dan dat historisch geloof, dan die algemene en onbestemde toestemming des verstands bezit, welke op hart en wandel de invloed, die wij toch allen behoeven, niet uitoefenen kan.Ik hoop en bid, dat, door Gods genade, die bloot verstandelijke overtuiging spoedig een toepassing op mijzelf, een wezenlijke toeëigening moge zijn". Uit deze aanhalingen uit brieven van Groen zelf, blijkt alzo, dat Groen er oog voor gekregen had, dat een verstandelijk toestemmen van de waarheid op zichzelf niet genoegzaam is voor de eeuwigheid. Vergeleken bij vroeger, was hij dus tot gans andere gedachten gekomen, hetgeen ook meer en meer tot uiting kwam in zijn beschouwingen over historie en staatsrecht, welke hij van nu af aan in het licht van Gods Woord begon te bezien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's