Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUITENLANDS OVERZICHT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk de geldgierigheid een onmatige begeerte naar geld en goed in zich heeft — zo hebben godvrezende auteurs van vroegere eeuwen geschreven — hebben de eergierigheid en de hovaardij een begeerte in zich om een grote en beroemde naam onder de mensen te krijgen en blazen zij de mensen op om meer te schijnen dan zij in werkelijkheid zijn, en om grotere daden te doen dan zij wezenlijk kunnen verrichten.

Zij hebben daarbij als een treffend voorbeeld de val des mensen in Edens hof ter sprake gebracht. De Heere had — zo hebben zij opgemerkt — de eerste mens naar Zijn beeld geschapen, dat is in ware gerechtigheid en heiligheid, opdat Hij God, zijn Schepper, recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in eeuwige heerlijkheid leven zou, om Hem te loven en te prijzen. Doch aangelokt door het ingeven des duivels, dat hij nog groter zou worden, ja zelfs God gelijk zou worden, en door moedwillige ongehoorzaamheid heeft deze mens zich van al deze gaven beroofd.

En deze pest — zo verklaarden de genoemde schrijvers — heeft in dier voege al de nakomelingen der eerste mensen besmet, dat er onder hen niemand wordt gevonden, of er leeft in hem een zekere hovaardige zucht om wat te zijn en wat te worden, ja om steeds wat groters te worden en om zelfs boven het gestoelte der sterren boven God uit te klimmen. Deze hovaardige zucht leeft inderdaad in een iegelijk mens; zó sterk zelfs, dat ' waar een veer nog de wind van node heeft, om omhoog te gaan, hij vanzelf wel omhoog gaat.

Deze hovaardige zucht, welke in wezen niet dan Gode tergende en deswege van Hem vervloekt is, kunnen wij in onze donkere dagen allerwege opmerken; opmerken ook in de handelingen en beraadslagingen van de machtigen der aarde. Dezen, God en Zijn Woord niet in erkentenis houdende, zien wij bezig met het bouwen van allerlei luchtkastelen, welke de één na de ander in puin ter neer storten.

Aan de bouw van een luchtkasteel zijn zij nu al meer dan een maand op de conferentie te Geneve bezig, zonder dat zij daarmede ook maar iets gevorderd zijn. Zoals bij het houden der conferenties steeds gebruikelijk is geweest, zo gaat het er nu ook weder naar toe. Gunstige en minder gunstige, en zelfs ongunstige berichten dienaangaande wisselen elkander steeds regelmatig af. De ene dag wordt een bericht wereldkundig gemaakt, waarin vermeld wordt, dat men goede hoop mag hebben, dat de conferentie zal slagen; doch de volgende dag wordt er een bericht gepubliceerd, waarbij deze hoop weer totaal de bodem is ingeslagen. Het ligt niet in onze bedoeling om aan deze berichten onze nadere aandacht te besteden, evenmin als wij van zins zijn de verschillende voorstellen, welke op de conferentie al zo gedaan zijn, aan een nadere bespreking te onderwerpen. Dit heeft toch volstrekt geen nut. Hele kolommen zouden daar overigens mede in „De Banier" te vullen zijn. Doch zij zijn het niet waard om ons daarmede nader op te houden, omdat zij tenslotte toch in de prullemand terecht komen. Hierbij doet zich, zoals immer tevoren, ook nu weer het verschijnsel voor, dat de ene delegatie de andere vaak in heftige bewoordingen de schuld geeft, dat men op de conferentie niet opschiet.

De gang van zaken begint zelfs de Engelse regering, welke nog al hoog gespannen verwachtingen van de conferentie had, te verdrieten. De Engelse minister Eden heeft namelijk verklaard, dat er aan de deliberaties een einde moest komen. Hij was van oordeel, dat dit op einde Mei moest plaats hebben. Daarbij heeft de Engelse regering tevens verklaard, dat de communisten er rekening mee moesten houden, dat zij, indien deze tot een redelijk overleg niet genegen bleken te zijn, zich achter de Amerikanen zou gaan stellen en toe zou treden tot het door de Amerikaanse regering voorgestelde verdrag, dat zich in Zuid-Oost-Azië tegen de communisten zou lichten.

Dat deze verklaring van de Engelse regering echter op de communisten veel indruk gemaakt heeft, valt niet te constateren. Zij zetten de strijd in Indo-China onafgebroken voort. En niet alleen daar ontwikkelen zij hun actie. Neen, tot in Middan-Amerika toe zijn zij druk bezig te ageren. Ook daar gaat de koude oorlog, welke men op de conferentie te Geneve uit de wereld zoekt te bannen, woeden, en wel in die vorm, dat er uit de communistische landen achter het ijzeren gordijn wapenleveranties aan de pro-communistische staat Guatemala, en aan de uiterst linkse organisaties in andere landen van Midden-Amerika plaats vinden.

De Amerikaanse autoriteiten zijn daarover niet weinig verontrust; zo zelfs, dat zij het nodig geoordeeld hebben deskundigen naar Europa te zenden om een onderzoek in te stellen naar de wijze, waarop de door de communistische rijken gezonden wapens Midden-Amerika bereiken.

Tegelijk met dit nieuws is ook de eerste Amerikaanse tegenzet tegen de wapenleveranties gepubliceerd. Een Frans vrachtschip, dat onder meer lading voor Guatemala aan boord heeft, is aan één van de toegangen van het Panamakanaal op last van de Amerikaanse regering, met goedkeuring van de Franse, aangehouden voor een nader onderzoek naar mogelijke wapens.

Ook heeft er een Engelse kabinetszitting plaats gehad, waarin men zich ook bezig heeft gehouden met de communistische wapenleveringen aan Midden-Amerika. Naar bekend geworden is, stonden de besprekingen in die zitting in verband met de toestand in Brits-Honduras, waarin de communisten een geweldige actie voeren. In Brits-Honduras is een sterk communistisch georiënteerde partij, welke bij de verkiezingen op 28 April jongstleden voor de wetgevende vergadering de meerderheid behaalde. Deze partij ondei'houdt nauwe betrekkingen met het rode Guatemala, dat gebiedsdelen van Brits-Honduras opeist.

Zo kan men dus waarnemen, dat de communisten, terwijl men in Geneve aan het delibereren en nog eens weer delibereren is, het voeren van de koude, en ook van de wezenlijke oorlog in Indo-China voortzetten.

Deze strijd is nog immer het zorgenkind der Franse regering. Zij heeft ingrijpende maatregelen genomen om de strijd het hoofd te kunnen bieden. Zo heeft zij besloten, dat het tweede deel van de lichting 1954 - 80.000 man - reeds in de komende weken, deels zelfs over enkele dagen — in plaats van in October — onder de wapens zal geroepen worden. Deze jeugdige lichting zal echter niet naar Indo-China worden gezonden, doch het mogelijk maken, dat beroepsmilitairen tezamen met specialisten, ter sterkte van drie divisies naar Indo-China zullen kunnen worden gezonden.

Ten aanzien van de nieuw te benoemen opperbevelhebber in Indo-China is door de regering nog geen besluit genomen. Al staat het wel vast, dat de huidige opperbevelhebber, generaal Navarre, zal vervangen worden, nochtans schijnt dit niet op stel en sprong te geschieden. Generaal Juin, die als opperbevelhebber aangezocht is geworden, heeft echter ver-klaard, dat hij een zodanige benoeming niet wenst.

Wat de oorlog in Indo-Ghina zelf aangaat, maakt men zich in Frankrijk niet ten onrechte ongerust over de Franse post Yen Phoe; dit klein Dien Bien Phoe is nu toch al drie weken door de communistische strijdkrachten ingesloten, waarbij het moorddadige artilleriebeschietingen heeft te verduren.

De Franse Noordelijke opperbevelhebber, generaal Coquy, heeft inmiddels een offensief in Westelijke en Zuid-Westelijke richting doen inzetten, ten einde te trachten de aanvoerlijnen van de communistische troepen, die Yen Phoe belegeren, af te snijden.

In Saigon is het Amerikaanse vliegdekschip „Windham Bay" aangekomen met jachtbommenwerpers en verkenningsvliegtuigen voor de Franse luchtmacht aan boord.

Met dat al zal de Franse regering het vuur wel na aan de schenen gelegd worden in het debat in de Nationale Vergadering, dat op 1 Juni een aanvang zal nemen. Men verwacht echter niet, dat er vóór Pinksteren een besluit genomen zal worden, waardoor het kabinet Laniel tot aftreden gedwongen zal worden.

In het kort nog het navolgende. De Raadgevende Vergadering van de Raad van Europa is te Straatsburg — dat met recht de naam van Praatsburg gegeven kan worden — weder eens in vergadering bijeen geweest. Dinsdag en Woensdag 25 en 26 Mei is daarin esn algemeen politiek debat gehouden. Niet minder dan 34 afgevaardigden hebben daarin hun beschouwingen ten beste gegeven. Het is hierbij ook weer praten en nog eens weer praten geweest, zonder dat er een besluit genomen werd, wat bij de grote verdeeldheid, welke er op bepaalde punten bestond, ook niet te verwonderen is. Op één punt bestond er echter in die vergadering een merkwaardige eenstemmigheid, en wel op dit punt, dat men het er algemeen over eens was, dat de Berlijnse conferentie op een grote mislukking was uitgelopen.

Voorts viel er verdeeldheid en nog eens verdeeldheid in deze bijeenkomst te constateren. Vrijwel alle afgevaardigden brachten daarin hun eigen wensen en belangen naar voren. Zo uitten de Griekse afgevaardigden hun groot ongenoegen over het feit, dat Engeland het eiland Cyprus niet aan Griekenland wil afstaan en verlangde een Deense afgevaardigde betere behandeling van de Deense minderheid in Sleeswijk-Holstein, terwijl vele afgevaardigden de totstandkoming van het Europese Defensieverdrag bepleitten, zonder dat zij echter de tegenstanders er van, die ook in de bijeenkomst aanwezig waren, hebben kunnen overtuigen. Ook het rapport over het Saarland, dat de heer van der Goes van Naters heeft opgesteld, kwam ter sprake. Deze hield daarover een inleiding. Doch daadoor werd ook de kwestie, welke nog steeds een ernstig geschilpunt tussen West-Duitsland en Frankrijk uitmaakt, geen stap nader tot haar oplossing gebracht.

Zo hebben de afgevaardigden dan weder eens in Straatsburg vergaderd, waarbij ook nu weer gebleken is, dat de niet geringe onkosten, welke hun respectievelijke landen hebben te betalen, niet verantwoord zijn; doch de belastingbetalers zijn er ten slotte goed voor om ze op te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's

BUITENLANDS OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's