Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV

Uit de historie van België en Nederland. Vereniging Noord en Zuid.

Wij heben er reeds op gewezen, dat mr. Groen van Prinsterer tijdens zijn verblijf te Brussel de revolutie in haar ware aard meer en meer heeft leren onderkennen. Om op de toestanden van die tijd een juiste kijk te hebben achten wij het nodig om in het kort een schets te geven van de geschiedenis van die tijd.

Daarbij beginnen wij met het jaar 1813, toen hier te lande het Franse juk werd afgeschud en de Prins van Oranje tot „Hoge Overheid" werd uitgeroepen, spoedig gevolgd door de landing van de Prins te Scheveningen en diens aanstelling tot Souvereine Vorst over het vrije Nederland. Gedurende enige maanden, namelijk van 6 December 1813 tot 29 Maart 1814 regeerde de Vorst die Wilem I genoemd werd, feitelijk onbeperkt, dus zonder grondwet. Al spoedig echter kwam een grondwet tot stand met goedvinden van de Vorst, doch deze wet was slechts gedurende korte tijd van kracht.

Hoewel het in dit verband te ver zou voeren om op de inhoud van deze eerste grondwet in te gaan, willen wij toch op een zeer belangrijke bepaling er uit even de aandacht vestigen. En wel op deze, dat de Vorst moest behoren tot de Hervormde Kerk. Hiermede werd dus de mogelijkheid, dat een rooms-katholiek Nederland's troon zou kuimen beklim-men, uitgesloten.

Deze grondwet van 1814 moest echter al spoedig veranderd worden doordat de mogendheden besloten de grenzen van Frankrijk terug te brengen tot die van het jaar 1792, waardoor dit land de Zuidelijke Nederlanden, die het indertijd op Oostenrijk veroverd had, moest afstaan. Nu wilde Oosteruljk de Zuidelijke Nederlanden, het tegenwoordige België niet terug hebben, daar het liever schadevergoeding kreeg in de vorm van delen van Italië. De Belgen zelf wüden echter het liefst, dat hun land weer onder Oostenrijks bewind kwam of anders, dat het een zelfstandige staat zou worden. De mogendheden hielden evenwel met het gevoelen der Belgen geen rekening, zij beschouwden de Zuidelijke Nederlanden als veroverd gebied, waarover zij de vrije beschikking haden. Willem I zelf was sterk voor de vereniging der Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden, waarin hij gesteund werd door Engeland, dat een sterke staat aan Frankrijk's noordgrens wenste. Bovendien, zo redeneerde men, hadden de beide Nederlanden vroeger onder dezelfde landsheer gestaan en er was gelijkheid van taal en zeden geweest. En daar Pruissen en Rusland zich tegen dit voorstel niet verzetten, werd het ten uitvoer gebracht. Nederland en België werden tot één staat verenigd onder Willem I, welke staat in het vervolg de naam zou dragen van het Koninkrijk der Nederlanden. Als grondwet zou die van 1814 gelden, nadat daarin in gemeenschappelijk overleg enkele wijzigingen zouden zijn aangebracht. Deze wijzigingen beoogden onder meer, dat België behoorlijk in de Staten-Generaal vertegenwoordigd zou worden, terwijl voorts de bepaling, dat de Vorst, die voortaan Koning genoemd zou worden, tot de Nederlands Hervormde Kerk moest behoren, vervallen zou, hetgeen vanzelfsprekend als eis door het overwegend rooms-katholieke België werd gesteld. Deze bepaling toch was Rome een doom in het oog, evenals het voor de roomse geestelijken dier dagen een doom in het oog was, dat de protestantse godsdienst met de roomse gelijkgesteld werd. Zelfs richtten de Belgische bisschoppen op de 30ste October 1814 een schrijven aan het Weener Congres, waarin zij de eis stelden, dat alle rechten, privileges, vrijstellingen en voorrechten van de roomse godsdienst weer zouden wqrden ingesteld, zoals deze bestaan hadden toen de Zuidelijke Nederlanden onder het bewind van Oostenrijk behoorden. Ook wilden deze bisschoppen, dat de staatsraad uitsluitend uit roomsen zou bestaan en dat twee bisschopen daarin opgenomen zouden worden.

Voorts stonden zij er op, dat de jaarwedden der geestelijkheid onafhankelijk van het burgerlijk gezag vastgesteld en onherroepeHjk zouden worden, waartoe men de tienden wederom wenste ingevoerd te zien, die volgens hen te allen tijde als een heilig en onvervreemdbaar fonds waren beschouwd.

Vervolgens werd door hen de wedertoelating der Jezuïeten bepleit als het beste middel om de jeugd op vrome wijze groot te brengen en haar een goede opleiding te geven. Droegen deze eisen reeds een verregaand aanmatigend karakter, nog erger was het wat deze bischoppen zich durfden veroorloven ten aanzien van het Huis van Oranje, waarvan men wist, dat dit tot de regering van de verenigde Nederlanden zou worden geroepen. Zij eisten toch niet minder dan dat het Huis van Oranje zijn godsdienst slechts binnen de muren van het paleis zou mogen belijden! Deze eis is niet slechts verregaand aanmatigend. maar verregaand brutaal en ze levert een nieuw bewijs van wat ons te wachten zou staan als Rome hier te lande de macht in handen zou krijgen.

Het Weener Congres was echter gebonden door de Londense Conventie van Juni 1814, waarin reeds geregeld was wat er met België gebeuren zou en onder meer ook, dat bij de vereniging der Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, de erediensten gelijke rechten zouden hebben en de ambten voor alle burgers open moesten staan. De onderhandelaars te Weenen namen het schrijven der bisschoppen dan ook voor kennisgeving aan en voerden de voorgenomen vereniging door. Het voorgestelde ontwerp-grondwet werd in het Noorden met algemeene stemmen aangenomen, doch in het Zuiden werd het met 796 tegen 527 stemmen verworpen, terwijl van de 1603 aldaar opgeroepen notabelen zich 280 van stemming onthouden hadden.

Van de tegenstemmers hadden er echter 126 uitdrakkehjk verklaard, dat zij tegengestemd hadden wegens de artikelen over de gehjkstelling der erediensten. Daar nu deze gehjkstelling door de Londense Conventie nadrukkelijk voorgeschreven was, verklaarde de Koning, dat die 126 tegenstemmers bij de 527 voorstemmers gerekend moesten worden, terwijl hij inzake de 280, die niet opgekomen waren, in toepassing bracht: wie zwijgt stemt toe, zodat die 280 ook bij de voorstemmers geteld werden. Zodoende kwam de Koning toch tot een grote meerderheid en werd de grondwet voor geldend verklaard. Dit was de grondwet van 1815, die slechts van betrekkelijk korte duur zou zijn, doordat na nog geen twintig jaren België in opstand kwam en zich van de Noordelijke Nederlanden losscheurde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's