Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en jang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en jang

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XV.

Verzet tegen de grondwet van 1815 van de zijde der bisschoppen. De Broglie veroordeeld.

Zo waren de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden met elkaar verenigd en daarmede was het Koninkrijk der Nederlanden onder Koning Willem I gesticht. De vereniging was echter van de zijde der Zuidelijke Nederlanden allerminst van harte gegaan. Dat blijkt wel zeer duidelijk uit de houding tegen het ontwerp-grondwet, dat op wel zeer vreemde manier tot wet verheven werd, geHjk dat in het voorafgaande nader is uiteengezet.

Vooral de bisschoppen in de Zuidelijke Nederlanden waren over de gang van zaken zeer ontstemd. Van die ontstemming hadden zij reeds doen blijken vóórdat de stemming over het ontwerp had plaats gehad; die ontstemming nam in niet geringe mate toe toen Koning Willem I de grondwet geldend verklaarde. Nauwelijks was er een maand verstreken of zij gaven een nieuw manifest uit, waarin zij de banvloek over de 'grondwet uitspraken, en — zo staat er letterlijk in dat manifest — „op gevaar af zich schulnig te maken aan een groot misdrijf" Werd het de roomsen verboden de eed van trouw aan de wet af te leggen. Om deze woorden kracht bij te zetten, kondigde de geestelijkheid de bij Rome gebruikelijke dwangmiddelen aan, dezelfde. waarmede ook de Nederlandse bisschoppen kort geleden in hun mandement hebben gedreigd, namelijk: weigering der sacramenten, weigering van een begrafenis in gewijde aarde, terwijl daar in 1815 nog bedreiging met hellestraffen aan toegevoegd werd.

Inderdaad zijn er toen ambtenaren geweest, die weigerden de eed op de grondwet af te leggen, zoals het geval was met 44 leden van de rechterlijke macht en een aantal aangewezen leden der Provinciale Staten in het Zuiden. Het ligt voor de hand, dat de regering, en inzonderheid de Koning, deze weigering, zowel als het optreden der geestelijkheid niet gedogen kon en maatregelen nam. Het begon met de vervolging voor de Raad van State van de bisschop van Gent, Maurice de Broglie, die als het hoofd van de tegenstand werd aangemerkt. Deze De Broglie, die fransgezind was, had tal van franse priesters, door de Jezuïeten opgeleid, in Vlaanderen geplaatst; hij had voorts herhaaldelijk zonder vergunning van de regering pauselijke brieven afgekondigd en tevens had hij zijn priesters telkens de bepalingen op het burgerlijk huwelijk laten overtreden. Zelfs bestond hij het in 1816 een brochure te laten uitgeven tegen één zijner medebisschoppen, namelijk de bisschop van Namen, die overigens in 1815 met hem en nog andere hoge geestelijken het bovenvermelde manifest had uitgegeven. Dat De Broglie zich tegen de Namense bisschop keerde, vond zijn oorzaak louter in het feit, dat deze bisschop gebeden had uitgeschreven met het oog op de blijde verwachting, waarin de Prinses van Oranje verkeerde. De Broglie rekende hem dit zeer zwaar aan, omdat laatst­ bedoelde daarmede volgens hem gezondigd had tegen de beginselen der roomse kerk, die het Protestantisme zo sterk veroordeelt.

Al de hier voren genoemde feiten waren oorzaak, dat de Gentse bisschop gesommeerd werd voor de directeur der roomskatholieke erediensten te verschijnen. De Broglie, daarbij gesteund door zijn heftige vicaris-generaal, de franse kanunnik Lesure, weigerde echter aan deze sommatie te voldoen. Daarop liet de Koning, op advies van de ministers van Maanen en Gouban, De Broglies zaak voor het Gerechtshof te Brussel brengen, en dit zond hem op zijn nieuwe weigering om te verschijnen een dwangbevel, teneinde hem voor zijn rechtbank te doen verschijnen. De Broglie gaf ook aan deze sommatie geen gevolg en nam de vlucht naar Amiens in Frankrijk, van waaruit hij tegen de tegen hem genomen maatregelen protest aantekende. Het Gerechtshof verwees daarop zijn zaak naar een ander Hof in Zuid-Brabant, hetwelk De Broglie schuldig verklaarde aan staatkundig misdrifTen hem veroordeelde tot deportatie (verbanning) alsmede betaling van de kosten. Het vonnis werd op de toen gebruikelijke wijze op het schavot te Gent, tussen twee pas gevonniste inbrekers in, aan een paal geplakt. Een andere geestelijke, die het voor De Broglie in een tijdschrift opgenomen had en daarbij zelfs op inlijving bij Frankrijk had aangedrongen, werd krachtens de oproerwet van 1815 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf te Vilvoorde; de drukker van het tijdschrift kreeg een geldboete en betaling van de proceskosten, terwijl voorts beslag gelegd werd op de tractementen van die vicarissen-generaal in het bisdom Gent, die geweigerd hadden dienst te doen voor de gevluchte bisschop. Voorts werd de zoeven genoemde Lesure als Fransman uit het koninkrijk verwezen, terwijl nog twee andere vicarissen-generaal als afgezet werden aangemerkt. Gebeurde dit in 1817, in 1820 werden nog twee-en-twintig priesters wegens hun verzet geschorst.

Gezien de felle tegenkanting' der roomse geestelijkheid en daarbij in aanmerking nemend, dat destijds van de 5% millioen inwoners de roomskatholieken verre in de meerderheid waren, namelijk circa 3% millioen, behoeft het niet te verwonderen, dat het koninkrijk groot gevaar liep geen stand te kunnen houden. En zulks te meer niet doordat ook bij het liberale deel der bevolking in het Zuiden de ontevredenheid hand over hand begon toe te nemen. Aanvankelijk hadden de liberalen in het Zuiden zich met de vereniging van Noord en Zuid kunnen verzoenen. Wel hadden zij er bezwaar tegen gehad, dat de koning van geen ministeriële verantwoordelijkheid wdlde weten, omdat hij geen „zetschipper" verkoos te worden, maar dit had er hen toch niet toe gebracht om zich tegen de vereniging te verzetten, hoewel zij nog wel meer bezwaren hadden. Het optreden der regering tegen de geestelijkheid ontmoette bij hen echter geen bezwaar, integendeel, zij hadden dit over het algemeen met voldoening gezien. Ook de wijze, waarop het onderwijs verzorgd werd, had him instemming, maar anderzijds deden zich verschijnselen voor, die de gezindheid der Belgische liberalen tegenover de koning en het koninkrijk zeer ongunstig beïnvloedden.

rikaanse regering te voeren. De Engelse regering wil blijkbaar de band met Amerika nauwer aanhalen. Of daarvoor echter bevorderlijk zal zijn wat de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken aan zijn vrienden heeft medegedeeld, namelijk dat de Amerikaanse regering van plan is om aan die van Engeland en Frankrijk te laten weten, dat Amerika een meer zelfstandige politiek in het Midden-Oosten zal gaan voeren, dient wel sterk betwijfeld te worden. Als reden voor deze wijziging in de Amerikaanse politiek gaf Dulles op, dat de Amerikaanse politiek in dit gebied tot nti toe ten zeerste werd bemoeilijkt door het steunen van de Britse en Franse koloniale opvattingen. Amerika had dit tot dusverre evenwel gedaan, omat het er te veel belang bij had om met Frankrijk en Engeland samen te werken bij de opbouw van de Westelijke defensie in Europa. Het gevolg hiervan is naar de mening van Dulles geweest, dat de volkeren in dit gebied zich meer en meer tot Rusland wenden in hun strijd om zelfbestuur en uiteindelijke volledige vrijheid. Om dit nu tegen te gaan, acht Dulles het noodzaJtelijk om Engeland en Frankrijk voortaan Amerikaanse steun in het Midden-Oosten te onthouden, indien beide landen zich blijven verzetten tegen de aspiraties van deze volken, louter om hun bezit in deze gebieden te kunnen behouden.

Deze mededeling zal noch tal van Engelsen, noch tal van Fransen aangenaam in de oren geklonken hebben; vooral de Fransen niet. Frankrijk bevindt zich toch nog steeds in Indo-China in een benarde positie. Het is uit die oorzaak, dat de Fransen nog steeds op de Geneefse conferentie met de communisten aan het onderhandelen over Indo-China zijn gebleven; te meer, daar dezen ook in deze kwestie wat water in hun wijn gedaan hebben. Zij hebben nu namelijk beloofd, dat zij oiuniddellijk al hun strijdkrachten, die zich op het ogenblik in de Indo-Chinese staten Laos en Cambodja bevinden, te zullen terugtrekken; hetgeen zij, vóórdat de zestien geallieerde landen verklaard hebben, dat zij de besprekingen over Korea als mislukt en geëindigd beschouwden, nimmer hebben wülen beloven.

Met deze nu gedane concessie hebben de comunisten dan ook volledig gecapituleerd voor de eis van de Westehjke gealHëerden, die steeds geëist hebben, dat Laos en Cambodja buiten het overleg over een bestand gehouden moesten worden, omdat in deze beide staten — in tegenstelling tot de derde (en grootste) Indo-Chinese staat Vietnam — geen gebied van enige betekenis door de communistische strijdkrachten bezet is.

De capitulatie der communisten is in de ogen der Westelijke geallieerden wel in de eerste plaats gedaan om te verhinderen, dat ook de conferentie op dit punt afgebroken zou worden. Hierbij hebben de communisten wel de wind in de zeilen gekregen, doordat het kabinet Laniel — zoals vermoed werd — tot aftreden is gedwongen geworden. De radicaal Mendès-France heeft in de val van het kabinet Laniel door zijn felle aanval er op wel het grootste aandeel gehad. Zó sterk zelfs, dat president Coty hem heeft opgedragen een nieuw kabinet samen te stellen. Mendès-France heeft deze opdracht aanvaard. Tegen veler verwachting in is hij er zelfs in geslaagd om als minister-president te kunnen optreden door in de Franse Nationale Vergadering het daartoe vereiste aantal stemmen te verkrijgen.

Bij de gelegenheid, dat hij zich in deze vergadering voorstelde en zijn program ontwikkelde, verklaarde hij zich in staat •te zijn om binnen een maand de Indo-Chinese kwestie tot een oplossing te brengen, en dat hij met zijn ministerie, indien hem dit niet gelukte, alsdan zou aftreden. Hierbij zeide hij voorts nog, dat 'hij het daarhenen wenste te leiden, dat de besprekingen op de Geneefse conferentie voortgang zouden kunnen vinden. Frankrijk zou volgens hem in de Indo-Chinese kwestie geen regeling aanvaarden ten koste van zijn levensbelangen. Indien het Indo-Chinese probleem — zo zeide Mendès-France — niet zeer spoedig opgelost wordt, moeten wij bereid zijn het risico te lopen, dat de strijd in Indo-China zich uitbreidt tot een internationale oorlog, en mogelijk tot een atoomoorlog.

Sprekende over het Europese Verdediginsverdrag met de daaraan verbonden Westduitse herbewapening, sprak Mendès-France als zijn mening uit, dat het nodig was, dat er besprekingen tussen de voor-en tegenstanders er van gevoerd zouden iworden. Hij zou zulke besprekingen dan ook organiseren, teneinde de nationale basis voor een overeenkomst omtrent dit verdrag te verkrijgen.

Indien men niet tot een overeenkomst zou komen, zou zijn regering nog vóór het einde van deze zomer compromis-voorstellen bij de Nationale Vergadering indienen, terwijl zij ook tijdens haar bestaan alle noodzakelijke maatregelen in Indo-China zou treffen.

Mendès-France's — die zelf als minister van buitenlandse zaken in het kabinet zal fungeren — eerste pogingen om een ministerie samen te stellen, zijn echter op een mislukking uitgelopen. Hij had de socialisten 6 zetels in zijn ministerie, drie voor-en drie tegenstanders van het Europese Verdedigingsverdrag, toegedacht. De socialisten hebben echter geweigerd in zijn kabinet ^tting te nemen. Het is echter voor Frankrijk wel hard no­ dig, " dat het een deugdelijke regering bekomt. Het staat er in allerlei opzicht hachelijk voor. In Indo-China winnen de communistische strijdkrachten nog steeds terrein. De vruchtbare delta van de Rode Rivier staat overdag reeds voor tweederde en des nachts bijna geheel onder controle van de communisten, terwijl in Noord-Afrika, in Timis en Marokko, het ook nog steeds verre van rustig is. Het zal er voor Frankrijk nog zo veel te benarder gaan uitzien, indien Dulles' aangekondigde wijziging in de Amerikaanse politiek werkelijkheid zal worden; en dat het daarop inderdaad gaat hjken, wijst het besluit van de commissie van buitenlandse zaken uit het Huis van afgevaardigden uit. Deze commissie heeft namelijk besloten, met 18 stemmen vóór en 2 tegen, accoord te gaan met een voorstel tot stopzetting van militaire hulpleveranties aan Frankrijk en Italië, totdat deze landen 't Europese Verdedigingsverdrag zullen goedgekeurd hebben.

In het kort nog het navolgende.

Door de Amerikaanse regering is tot onderscheidene regeringen het verzoek gericht om haar het recht te willen verlenen om de schepen van hun land op zee te laten ondersioeken, of zich er ook een levering van wapens aan Guatamala in bevindt. Bij onderscheidene regeringen bestaat er bezwaar om dit verzoek in te wilhgen.

Inmiddels is een invalsleger uit Honduras, bestaande uit anti-communistisch» Guatemalanen, die in de afgelopen maanden waren uitgeweken, versterkt door anderen midden-Amerikanen, Guatemala binnengerukt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en jang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juni 1954

De Banier | 8 Pagina's