Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Genadig evenwicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Genadig evenwicht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verheerlijki in de beproefde Paulus

I.

En opdat ik mij door de uitnemendheid dier openbaringen niet zou verheffen, zo is mij gegeven een scherpe doom in het vlees, namelijk een engd, des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou, opdat ik mij niet zoude verheffen.

2 Connthe 12 : 7

De aanleidende oorzaak dezer woorden, door Paulus neergeschreven, vindt haar grondslag in de verdenking ten opzichte van Paulus' Goddelijke zending tot apostel. Er waren er in de gemeente van Corinthe, die sterk hieraan twijfelden.

Dat is niet iets vreemds, dat ondervindt men ook thans nog. En voornamelijk als iemand niet uitschittert in bijzondere gaven. De wereld, ook de godsdienstige, vergaapt zich aan ijdelheid. En wanneer iemand gaven heeft, wordt hij door velen al spoedig op het schild verheven.

De apostel daarentegen werd door velen veracht. De brieven, zo sprak men, zijn wel gewichtig en krachtig, maar de tegenwoordigheid des lichaams is zwak en de rede is verachtelijk. En hiertegenover nu deed de apostel, wat hij anders niet gewend was, maar wat de zaak des Evangelies thans nodig maakte, namelijk zich verweren.

En hoe deed hij dit? Door te roemen in zichzelf? Neen! maar hij gaat zijn Goddelijke zending bewijzen door te roemen in de genade, die hem èn als kind van God, èn als apostel was geschonken. Waarom hij kon zeggen: Ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen, enz. Lees hierover het laatste gedeelte van hoofdstuk 11.

Welk een opsomming van al de arbeid van Paulus. Hij spreekt van de diepten, waarin hij om des Evangelies wil geleid is, doch ook van de hoogte, die de genade hem deed bestijgen. Hij doet dat in omsluierde taal, hoofdstuk 12 : 2: lïc ken een mens in Christus, voor veertien jaren (of het geschied zij in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam, weet ik niet. God weet het), dat de zodanige opgetrokken is geweest tot in de derde hemel". Welk een kruisiging van het eigen ik, welk een oefening spreekt uit deze woorden.

Had hij zich willen verheffen; indien iemand, zo had hij het gekund en... had hij reeds eerder van die openbaringen gesproken. Want het is reeds veertien jaren geleden, dat hij een bijzondere openbaring ontving. Had hij deze in eigen kracht moeten ontvangen, zo zou hij dit gedaan hebben, want de wortelzonde, hoogmoed, leeft in ieders hart, ook na ontvangen genade.

Doch de Heere, Die hem zulk een uitnemende openbaring geschonken had, gaf hem ook genade dit te kunnen dragen tot verheerlijking Gods. Dit was een weg, geheel tegen vlees en bloed, doch die God nodig keurde voor hem. Want aan deze paradijsroos, namelijk die uitnemendheid der openbaring, stak vlijmscherp een smartelijke doorn. En daarom spreekt hij hier in de tekst: „Opdat ik mij door de uitnemendheid der openbaringen niet zoude verheffen".

Immers, menigerlei openbaringen waren de apostel van tijd tot tijd te beurt gevallen, maar geen daarvan was zo bijzonder en voortreffelijk als welke hij hier vermeldt. Opgetrokken geweest in het Paradijs Gods, ui hij heeft daar onuitsprekelijke gezichten gezien.

Doch, en hier zien we wat een mens van nature is en blijft, ook na de dierbaarste oefeningen in genade en godzaligheid, hij zou zich daar op gaan verheffen.

Ja, wat is een mens, een mens na ontvangen genade. Dan gaan we ons verheffen op onze bekering, ontdekking, uitreddingen, rechtvaardigmaking en heiligmaking; kortom, dan gaat de oude Adam met de nieuwe pronken, dan gebruiken wij de genade als een oorzaak voor het vlees. Hoogmoed is een wortelzonde; door hoogmoed zijn de engelen gevallen, is ook de mens gevallen. Ja, hoogmoed en trotsheden des harten zijn als zovele doornen en distelen, die altijd welig opschieten uit die onzalige wortelbodem van ons adamietisch bestaan. Dat verstond de dichter uit Psalm 19 goed, als hij zegt: „Houd Uw knecht ook terug van trotsheden, dan zal ik rein zijn van grote overtreding".

En David getuigt: „Ik zeide wel in mijn voorspoed: ik zal niet wankelen in eeuwigheid; want Gij, Heere, had mijn berg door Uw goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborg, werd ik verschrikt".

Hiskia was een godvrezend man, had grote weldaden ontvangen, was uitgered in Jes. 38, doch reeds in hoofdstuk 39 lezen we hoe hij de zonde van hoogmoed uitleefde als hij zijn schatten toonde aan Merodach-Baladon.

Welnu, hoe groot de genade in Paulus was, hij droeg die schat in een aarden vat. Hij woonde nog in het vlees. Hoe groot zijn vermaak was in de wet Gods, hij had een andere wet, enz., die hem gevangen hield.

En zie nu — en dat was genade voor genade, ja dit was achtervolgende genade — om hem voor dit verheffen op genoten weldaden te bewaren, zo had God

hem gegeven een doom in het vlees.

Dit gebruikte de Heere als middel. Welk een diepe weg, welk een smartelijk middel gebruikt de Heere vaak voor Zijn voUc om hen arm en nooddruftig te houden. Zo ook bij Paulus. Het wordt uitgedrukt in een bepaalde ibeeldspraak.

Een doom toch is het symbool van onze ellende. Na de donkere paradijsnacht geldt het van Godswege: „Het aardrijk zal u voortbrengen doornen en distelen".

Een doom veroorzaakt felle pijn als hij doordringt in het vlees. Bovendien staat er: „een scherpe doom", d.w.z. dat hij zeer pijnlijk was. De geringste beweging veroorzaakte bittere pijn en smart.

Doch zo gaat de tekst verder, om van de beeldspraak tot de werkelijkheid te komen: „namelijk een engel des satans, dat hij mij met vuisten slaan zou".

Het grondwoord zegt: iemand met een gesloten hand slagen toebrengen voor het hoofd, en voornamelijk in het aangezicht. Dit nu was niet alleen gevoelig en smartelijk, maar ook smadelijk. Gelijk tot het bittere lijden van de Borg behoorde, dat Hem niet alleen een doornenkroon op het hoofd gezet werd, maar ook dat men Hem smadelijk in het aangezicht sloeg. Zó krijgt hier Paulus van Aéx) der engelen, die met satan ten val is geraakt, op dergelijke wijze slagen in het aangezicht. En kon de apostel de smaad niet verdragen, die hem aangedaan werd toen hij door de hogepriester met de vuist in het aangezicht werd geslagen, zodat hij uitriep: „God zal u slaan, gij gewitte wand", gij kunt 'begrijpen hoe hij is aangedaan nu deze vuistslagen niet van een mens maar van de duivel hem gegeven worden, temeer daar zulks niet voor een enkele maal geschiedde, maar, zegt hij: „die engel des satans is mij gegeven".

Zodat Paulus reeds veertien jaar, namelijk zo lang hem die openbaring was verleend, deze vuistslagen van satan had moeten lijden. En dit mocht zeker wel een scherpe doom in het vlees genaamd worden. i

De vraag echter rijst hierop, wat hier nu •bedoeld wordt met deze doom en met dit met vuisten slaan. Want al is dit met vuisten slaan een nauwkeuriger aanwijzing van de beeldspraak van de doom, toch weten we nog niet wat hiermede bedoeld wordt.

Deze doom is dan ook een doom geworden voor de uitleggers. En juist door de talrijke verklaringen, die er zijn, kunnen we ze niet anders dan als gissingen aanvaarden. Ze]is 'kunnen wij die in drie groepen verdelen.

Ten eerste zegt men, geestelijke aanvechtingen, b.v. gewetensangst inzake zijn vorig leven, wanneer de christenen hem voor de geest kwamen, die hij vervolgd had, of godslasterlijke gedachten. Ten tweede, verdrietelijkheden door onderscheiden tegenstand, waardoor hij in zijn bediening ibelemmerd werd, zowel lichamelijk als geestelijk.

Tenslotte, allerlei lichaamslijden, o.a. een pijnhjke oogziekte of ander hchaamslijden. Er staat van de Galatiërs, dat, zo het mogelijk ware, zij hun ogen voor hem hadden uitgegraven.

Wij wagen er ons niet aan om te zeggen, dit of dat is het. Gods Woord heeft het ons niet verder geopenbaard. Wij kunnen slechts dit opmerken, dat het voornaamste deel dier pijniging van geestelijke aard is geweest, door een geest uit de afgrond veroorzaakt.

Dat het buitengewoon hinderlijk was, in ruwe vorm tot hem kwam en telkens herhaald werd.

Letten we er op, hoe de smart van de apostel werd verzwaard doordat deze hel van beproeving zo dicht bij de hemel van Gods openbaringen lag. Immers vlak bij elkander lezen we: „Paradijs Gods" en „doorn" en „engel des satans".

Voorwaar, welk een geestelijke raadselen. Hoe kan de Heere Zijn volk dit toelaten? Laat het ons Paulus zeU horen verklaren, namelijk nadat de Heere gesproken heeft: „Mijn genade is u genoeg", zegt hij in onze tekst tot tweemaal toe, hij begint en eindigt er mede: „opdat ik mij niet zou verheffen".

En dan ziet hij achter dit alles de Heere ZeH, Die het hem toeschikte, namelijk: „Zo is mij gegeven".

Ja, dit begreep hij bij terugleidend licht, als hij roemende in genade zegt: „Een iegelijk, die zijn zoon liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging". Doch daarover meer in het vervolg.

Sliedrecht

Ds C. SMITS

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's

Genadig evenwicht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's