Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII

Toeneming der ontevredenheid, welke leidde tot samengaan van roomsen en liberalen in Zuidelijke Nederlanden.

Ofschoon Koning Willem I zeK een liberaal regeringsbeleid voorstond, waarin hij aanvankeHjk door de Belgische liberalen gesteund werd, vonden deze hem toch op de duur niet liberaal genoeg. Het gevolg hiervan was, dat zij in plaats van de Regering te steunen, in de oppositie gingen. Wel trachtte de Koning door enige toegeeflijkheid deze oppositie voor zich te winnen onder meer door in 1827 twee oppositieleiders tot leden van de Raad van State te benoemen, maar het gelukte hem niet daarmede de ontevredenheid weg te nemen. Op elke inwilliging volgden weder nieuwe eisen, daar men in het kamp der Belgische liberalen zeer goed begreep, dat de toegeeflijkheid slechts uit nood voortsprong en dat de Regering onmiddelijk tot haar vorige beleid zou terugkeren zodra de oppositie gebroken zou zijn.

Zolang nu de liberale en de roomse oppositie in België afzonderlijk optraden, ja zelfs fel tegenover elkander stonden, gelukte het de Regering nog wel om beide opposities in toom te houden. Dit veranderde echter toen deze zich met elkaar gingen verstaan en gezamenlijk tegen de Regering gingen optrekken. Ook bij de roomsen in België toch, was de ontevredenheid sterk toegenomen. vooral door hetgeen de Koning in 1825 deed. Toen toch begon hij zich met de opleiding der roomse geestelijken in te laten, menende op de duur de geestelijkheid aan zijn zijde te krijgen door van staatswege voor de opleiding der geestelijken te zorgen. Bij het onderwijs zou dan immers tevens eerbied voor en aanhankeHjkheid aan het vorstelijk huis en de staatsinstellingen kunnen worden ingeprent. Daartoe richtte de Koning te Leuven het „Collegium philosophicum" op, waar een voorbereidende opleiding zou worden gegeven. Bovendien werd aan de bisschoppelijke seminaria voorgeschreven, dat zij alleen kwekelingen van dit Collegium mochten opnemen.

De Koning nam hiermede een maatre-' gel, welke ook reeds door Jozef II genomen was, toen de Zuidelijke Nederlanden zich onder Oostenrijks bewind bevonden. Had deze maatregel toen reeds grote ontstemming teweeggebracht, dit was niet minder het geval toen Koning Willem I een soortgelijke maatregel nam en daarbij het Collegium nog wel hetzelfde gebouw voor huisvesting aanwees als indertijd Jozef II.

De verbittering over deze maatregel was zo groot, dat vele rooms-katholieken, ongetwijfeld mede op aansporing der geestelijken, het besluit des Konings trachtten te ontduiken door hun kinderen naar het buitenland te zenden. De Regering nam hiertegen echter ook haar maatregelen. Zij bepaalde namelijk, dat jongelieden, die in het buitenland hun opleiding genoten hadden, noch enig ambt, noch enige kerkelijke bediening zouden kruinen verkrijgen.

Gingen de Belgische liberalen hiennede wel accoord, de geestelijkheid in de Zuidelijke Nederlanden en met haar de rooms-katholieke bevolking werd door genoemde maatregelen ten zeerste verbitterd. De geestelijkheid verklaarde ronduit, dat zij de leerlingen van het Collegium niet op hare seminaria toeliet en hen nimmer ook tot de geestehjke stand zou wijden. Het ging dus hard tegen hard. De Koning zag echter wel in, dat het resultaat van zijn maatregelen zou zijn, dat zijn rooms-katholieke onderdanen op de duur geen nieuwe geestelijken meer zouden krijgen. En aangezien het de Regering aan het vaste beginsel van Gods Woord ontbrak, begon zij te schipperen. Er werden door haar onderhandelingen met de paus aangeknoopt om zodoende te komen tot verzoening met de roomse kerk. Het resultaat was het tot stand komen van een concordaat in 1827, waarover men aan roomse zijde aanvankelijk wel verheugd was, omdat daarbij vrijheid van onderwijs in de seminariën werd verleend en de benoeming van bisschoppen aan de paus werd overgelaten, terwijl bij latere besluiten nog andere concessies werden gedaan, maar die vreugde werd niet weinig getemperd door een vertrouwelijke circmaire van de zijde der Regering, waarin van allerlei voorbehoud sprake was, zodat aan roomse kant de vrees ontstond, dat hetgeen met de ene hand gegeven werd, met de andere weer zou worden teruggenomen.

Daarbij kwam, dat de liberale oppositie het onderhandelen over een concordaat met leede ogen had aangezien. Zij oordeelde, en dat geheel terecht, , dat er op de Regering geen staat viel te maken, dat zij niet meer vast op haar kon rekenen, zodat zij zich van de Koning afwendde en toenadering begon te zoeken met de roomse oppositie, die al evenzeer had laten blijken, dat de enige manier om zich met succes tegen het regeringsbeleid te kunnen verzetten was: het samengaan van rooms-katholieken en liberalen.

In een te Luik verschijnend rooms blad werd dit samengaan het eerst bepleit. Direct stemde een liberaal Brussels blad hiennede ten volle in en sedertdien veranderde de toon zowel in de roomse als in de liberale pers. De roomse bladen hielden op met het schimpen op vrijdenkers en Voltairianen, terwijl zij voorts namens de roomse oppositie verklaarden, dat deze bereid was in te stemmen met de eis der liberalen in zake de vrijheid van spreken en schrijven.

De liberale bladen staakten htm hekelend geschrijf over de misbruiken der roomse kerk en gaven namens de liberalen te kennen, dat deze in het vervolg zich niet langer verzetten zouden tegen de vrijheid van onderwijs, zodat de roomsen daardoor in de gelegenheid zouden worden gesteld om het lager onderwijs van onder de invloed van de Staat te brengen onder de invloed hunner kerk.

Zo kwam in 1828 in België het verbond tussen liberalen en roomsen tot stand onder de naam Union-Catholique-Liberale. De Regering die het gevaar van dit verbond inzag nam direct maatregelen om de bestaande wet tot beteugeling van de vrijheid van drukpers krachtig te doen naleven. Zij liet daartoe de rechterlijke ambtenaren opnieuw aanschrijven, hetgeen tot gevolg had, dat de drukpersvervolgingen weer met grote kracht plaats vonden. Zo werd onder meer een der voormannen der liberalen, de eerste journalist van België, De Potter geheten, wegens een de Regering niet welgevallig artikel tot 18 maanden gevangenis en duizend gulden boete veroordeeld. Dit gaf echter weer aanleiding tot grote ontevredenheid en tot agitarie onder meer, voor de invoering van persvrijheid, onderwijsvrijheid en ministeriële verantwoordelijkheid.

gens het wetsontwerp uitbreiding wenst te geven tot het eigen gebruik van zelfvervaardigde goederen ten behoeve van het verrichten van diensten, terwijl voorts de regering het eigen gebruik van zelfvervaardigde grondstoffen wenst te belasten in de in het wetsontwerp reeds aangegeven gevallen en eventueel in nog nader aan te wijzen gevallen. Het wil ons echter voorkomen, dat hierbij niet de vereiste billijkheid betracht wordt. Wanneer toch in de ene geïntegreerde bedrijfstak wel omzetbelasting van zelfvervaardigde grondstoffen wordt geheven en in andere bedrijfstakken niet, is het te verstaan, dat dit door de eerstbedoelden als een onbiUijkheid wordt aangemerkt. Dit is bijvoorbeeld het geval in de schoenen-en handelsindustrie, die volgens het wetsontwerp omzetbelasting zullen moeten betalen van zelfvervaardigd gelooid leder, bestemd voor de vervaardiging van söhoenen en handschoenen, alsmede van rubberzolen en rubberhakken.

Daarentegen zullen bedrijven, die zelfvervaardigde grondstoffen ten behoeve van een eigen lederwarenindustTie verwerken, volgens het wetsontwerp niet onder de omzetbelasting vallen, indien zij geen schoenen en handschoenen, maar andere lederwaren produceren. Door de voorgestelde uitbreiding der integratieheffing worden de hierdoor getroffen bedrijven dus wel uitermate zwaar belast, zó zelfs, dat te vre25en is, dat de schoenenprijzen zullen gaan stijgen en dat ook de handschoenindustrie aan de groeiende concurrentie, welke van het buitenland wordt ondervonden — in 1952 werd er voor 5% mülioen aan handschoenen ingevoerd, in 1953 reeds 8 millioen — niet het hoofd zal kuimen bieden, hetgeen o.m. funest zou zijn voor de werkgelegenheid. Wij zouden er daarom sterk vóór zijn, de omzetbelasting ten aanzien van zelfvervaardigde grondstoffen in geïntegreerde bedrijven te laten vervallen, waarbij dan in bepaalde gevallen van ernstige concurrentie aan niet geïntegreerde bedrijven compensatie zou kunnen worden verleend.

Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, wensen wij bij de regering voor te staan, dat het percentage betreffende levering door de groothandel wordt verlaagd. De door de regering voorgestelde verhoging moge niet zo groot lijken, door de groothandel zal ze terdege worden gevoeld, evenals het handhaven der weeldebelasting door de handel als een zware last gevoeld wordt. Wanneer wij anderzijds kunnen constateren, dat de opbrengst der belastingen de ramingen verre overtreft, gelijk uit de cijfers over de maand Mei weer duidelijk is gebleken, achten wij alle reden aanwezig om de belastingdruk te verminderen, ook die van de omzetbelasting, welke op ons volk een druk legt van 1200 millioen gulden, hetgeen neerkomt op ongeveer 20 pet. van alle staatsuitgaven.

Hiermede, Mijnheer de Voorzitter, zal ik volstaan; slechts wensen wij nog op te merken, dat wij onze steun zullen geven aan al die amendementen, welke ten doel hebben, verlichting te brengen in de zware druk, welke de omzetbelasting op het bedrijfsleven en de consumenten legt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's