Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het statuut van het  Koninkrijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het statuut van het Koninkrijk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

rede van Ds Zandt

Donderdag 15 en Vrijdag 16 Juli heeft de Tweede Kamer beraadslaagd over het statuut betreffende de verhoudingen tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antülen, welke tezamen het Koninkrijk der Nederlanden uitmaken. Op zichzelf bestond er bij de S.G.P.fractie geen 'bezwaar tegen het wetsontwerp, waarin het statuut werd voorgesteld. Integendeel. Zij vond het een verheugend feit, dat na langdurige onderhandelingen op een geheel vrijvriUige grondslag een overeenkomst bereikt was, waarmede de afgevaardigden in hun onderhandelingen het geheel eens geworden waren. Hierbij toch behielden de drie betrokken landen hun volkomen zelfstandigheid, tervrijl zij in de eeuwenoude band, welke er tussen hen 'bestaan heeft, voortaan verenigd zullen blijven. Slechts tegen één artikel, dat van groot belang was, had zij bezwaren. Dit was artikel 55, en daarvan speciaal het derde hd, waarin bepaald wordt, dat, indien het statuut gewijzigd wordt, bij zulk een vrijziging bij tweede lezing niet meer tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen vereist zal worden om aangenomen te worden, maar de helft plus één.

Met andere sprekers waren de afgevaardigden van gevoelen, dat deze verandering in het stemmenaantal in de toekomst gebruikt, juister gezegd, misbruflct zou worden om ingrijpende vrij2dgingen in de grondwet aan te brengen. En dit in zeer gewichtige aangelegenheden, onder meer ten aanzien van de troonopvolging. Ja, zelfs zou het alsdan mogelijk zijn, dat bij enkelvoudige meerderheid het Koninkrijk in een republiek zou worden omgezet.

Dit vormde tenslotte voor de S.G.P.-afgevaardigden zulk een hoogst gevrichtig bezwaar, dat zij zich daardoor zeer tot hun spijt genoodzaakt zagen hun stem tegen het wetsontwerp uit te brengen.

Ook bij de heer Schouten woog dit bezwaar zeer sterk, zó sterk zelfs, dat hij tenslotte ook zijn stem tegen het wetsontwerp uitbracht. Het merkwaardige hierbij is, dat al de overige Anti-Revolutiormaire Kamerleden hem aUeen lieten staan en hun stem vóór het wetsontwerp uitbrachten. En dit geschiedde onder aanvoering van de heer Bruins Slot, die een verklaring aflegde, waarbij hij uitdrukkelijk verklaarde, dat hij de bezwaren van de heer Schouten volkomen gegrond vond, maar desniettemin daar maar overheen zou stappen — wat toch wel een heel vreemde, principieel niet te verdedigen houding was. Zo moest dan de heer Schouten het beleven, dat hij op dit zeer gewichtige punt door al zijn fractiegenoten in de steek gelaten werd. Eveneens stemde de heer Sohmal tegen het wetsontwerp, verklarende, dat hij zijn stem niet aan het wetsontwerp kon geven, omdat hij een voorstemmen in strijd achtte met de Christelijk-Historische beginselen, waarmede hij al zijn C.H. fractiegenoten een slag in het aangezicht gaf.

Voorts stemde ook de liberale fractie tegen het wetsontwerp, daar de leider dier fractie, de heer Oud, van mening was, dat het wetsontwerp in strijd met de grondwet was. Mevrouw Fortanier-de Wit legde, ondanks het bezwaar van haar fractieleider, dat ook zij overigens deelde, de verklaring af, dat zij nochtans haar stem aan het wetsontwerp zou geven. Zij werd daarin door geen enkel ander liberaal Kamerlid gevolgd, zodat zijn fractiegenoten de heer Oud niet zo alleen lieten staan als de Anti-Revolutionnaire Kamerleden de heer Schouten dit gedaan hebben.

Verder zij nog vermeld, dat ook de fiactie van de heer Welter haar stem uitbracht tegen het ontwerp, omdat zij dit in strijd achtte met de grondwet.

Het was wel te voorzien, dat de communistische Kamerleden hun slem tegen het wetsontwerp zouden uitbrengen, daar de heer Gortzak in een zeer lange rede — wel verreweg de langste van de overige vrij korte redevoeringen van de andere Kamerleden — zich tegen het wetsontwerp had uitgesproken.

Tenslotte laten wij de rede, welke Ds Zandt bij deze gelegenheid uitsprak, hier volgen.

Ds Zandt sprak als volgt: Mijnheer de Voorzitter! Op zichzelf beschouwd is het een verheugend feit, dat er op geheel vrijwillige grondslag een overeenkomst tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen is tot stand gekomen. Dat deze aangelegenheid niet zo eenvoudig is geweest, hebben de langdurige onderhandelingen — zij zijn reeds in Januari 1948 begonnen en pas in Jtmi van dit jaar geëindigd — wel uit gewezen. Daarom temeer is het verbhjdend, dat de laatste onderhandelingen een resultaat hebben opgeleverd en dat niet, zoals in de Indonesische kwestie, de eeuwenoude band tussen deze volkeren verbroken is geworden. Zoals het Statuut bepaalt, zijn de drie genoemde landen thans met behoud van eigen zelfstandigheid en in onderling verband verbonden. Van een overheersing van de een door de ander is (Jan ook geen sprake meer. Elk land is krachtens het Statuut gerechtigd zijn eigen landszaken naar eigen inzicht geheel zelfstandig te regelen. Wij kunnen danook een woord van lof niet onthouden aan degenen, die zich de tijd en de moeite er voor wilden getroosten het Statuut tot stand te brengen. Door him moeizame werkzaamheden is het dan mogelijk geworden Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in één Koninkrijk te verenigen onder dien verstande, dat de drie landen ieder de eigen landsbelangen zelfstandig kunnen behartigen en dat zij gezamenhjk op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen kunnen verzorgen en elkander wederkerig bijstand verlenen, waarmede dan de koloniale periode is geëindigd.

Op het Statuut zelf zullen wij thans niet in den brede ingaan. Het is een compromis, dat met de grootste moeite tot stand is gekomen en waarbij elk der partijen haar wensen niet geheel heeft vervuld gezien. De practijk zal moeten uitwijzen, of het Statuut in de toekomst een voor alle partijen bevredigende uitkomst zal hebben. Veel zal er hierbij van afhangen, of alle partijen met eensgezindheid willen samenwerken en in eensgezindheid ook de belangen van het Koninkrijk wensen te behartigen. Daar is enige hoop op, omdat het Statuut geheel vrijwillig is aangegaan en wel zonder enige pressie van wie dan ook en zonder dat er enige internationale aandrang is uitgeoefend. Zowel de gedelegeerden van Suriname als die van de Nederlandse Antülen hebben verklaard, met Nederland verenigd te willen blijven.

Mijnheer de Voorzitter, met het uitspreken van onze waardering willen wij echter allerminst zeggen, dat het Statuut in alle delen onze onvoorwaardelijke instemming heeft. Integendeel, er bestaat bij ons een ernstig bezwaar tegen de inhoud van het derde lid van artikel 55, dat als volgt luidt; „Indien en voor zover een voorstel tot wijziging van het Statuut afwijkt van de Grondwet, wordt het voorstel behandeld op de wijze, als de Grondwet voor voorstellen tot verandering in de Grondwet bepaalt, met dien verstande, dat de Nieuwe Kamers de voorgestelde verandering bij volstrekte meerderheid der uitgebrachte stemmen kunnen aarmemen".

Ons bezwaar gaat bepaald tegen de zinsnede, welke begint met de woorden „met dien verstande". Hierdoor wordt het mogelijk, dat omtrent een aantal zeer belangrijke aangelegenheden onder meer aangaande de troonopvolging, een belangrijke verandering kan worden aangebracht, namehjk dat het mogelijk wordt, dat bij een eventuele vwjziging van het Statuut gekomen wordt tot een verandering van de Grondwet, en dat men de helft van de stemmen, plus één. Dit zou een zeer ingrijpende wijziging teweeg brengen, waar volgens de Grondwet slechts een vsdjziging dezer wet tot stand kan komen, indien deze bij tweede lezing met tenminste tweederden van het aantal uitgebrachte stemmen wordt aangenomen. Nu heeft de Regering in de Memorie van Antwoord wel verklaard, dat zij begrip heeft voor de tegen het derde lid van artikel 55 aangevoerde bezwaren, doch dat zij die niet overwegend acht, maar hetgeen zij daarvoor heeft aangevoerd, heeft ons daarvan, althans tot nog toe, niet kunnen overtuigen. De Regering heeft o.m. opgemerkt, dat er geen vrees behoeft te bestaan, dat door middel van het aanbrengen van een wi]ziging in het Statuut, hier te lande de leeftijd met betrekking tot de kieswet zal worden verlaagd, tot bijv. 21 jaar. Dit betwisten vsdj de Regering niet, doch de mogelijkheid blijft toch altijd bestaan, dat een wijziging in het Statuut gebruikt, men kan ook zeggen: misbruikt wordt om zeer ingrijpende wijzigingen in de Grondwet aan te brengen, bijv. t.a.v. de troonopvolging, welke zelfs zover zou kunnen gaan, dat met enkelvoudige meerderheid van stemmen het Koninkrijk in een republiek veranderd zou kunnen worden.

Al mag op het ogenblik het gevaar daarvoor niet bepaald aanwezig zijn, toch kunnen zich in de toekomst allerlei mogelijkheden voordoen. Wij zouden het zeer op prijs stellen, wanneer de Regering ons bezwaar in haar antwoord geheel zou kunnen wegnemen. Wij achten het toch voor een goede verstandhouding tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen van groot belang, dat het Statuut in deze Kamer met een zeer grote meerderheid van stemmen wordt aangenomen, en ook dat dit zo spoedig mogelijk zal plaats hebben.

Daarom ontmoeten de concept-moties van de heer Oud bij ons grote bezwaren. Wanneer het te verwachten zou zijn, dat de aanneming en uitvoering ervan zouden leiden tot het opheffen van de bezwaren, die ook bij ons bestaan, zouden wij niet aarzelen onze bijval, daarmede te betonen. Wij vrezen echter, dat langs deze weg de bezwaren niet zullen worden opgeruimd, maar wel dat zij het tegendeel ten gevolge zouden kunnen hebben van hetgeen de heer Oud beoogt. Hoe zullen deze conceptmoties worden opgevat in Suriname en de Nederlandse Antillen? Zullen ook van - lie zijde weer geen nieuwe voorstellen kunnen komen, waardoor er van overeenstemming in het geheel geen sprake meer zal zijn?

Mijnheer de Voorzitter, wij behouden ons onze stem voor, zowel ten aanzien van het Statuut als ten aanzien van de mogelijk in te dienen moties van de heer Oud. Wij hopen, dat het antwoord van de Regering dermate bevredigend moge zijn, dat het Statuut met een zo groot mogelijk aantal stemmen zal kunnen worden aangenomen en dat de eeuwenoude band in vernieuwde vorm tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen onder des Heeren onmisbare zegen tot het welzijn van deze landen moge strekken.

Met enige spanning werd de uitslag tegemoet gezien, welke nog vrij onzeker was, daar niemand vermoed had, dat van de Anti-Revolutioimaire fractie alleen de heer Schouten tegen zou stemmen. Sommige fracties hadden Kamerleden, die in het buitenland verkeerden, telegrafisch ontboden om bij de stemming aanwezig te zijn. Dit heeft ten gevolge gehad, dat er niet minder — wat zelden gebeurt — dan 94 leden bij de stemming aanwezig waren.

Vóór de stemming legden onderscheidene Kamerleden, waaronder Ds Zandt, een korte verklaring af, welke als volgt luidt:

KORTE VERKLARING

Mijnheer de Voorzitter! De Minister heeft ons in zijn rede, hoezeer wij haar overigens waarderen, er niet van ktmnen overtuigen, dat het derde lid van artikel 55 van het Statuut in de toekomst niet kan worden gebruikt of misbruikt om ingrijpende wijzigingen, onder meer ten aanzien van de troonopvolging, met enkelvoudige meerderheid van stemmen aan te brengen. Al mag op het ogenblik het gevaar daarvoor niet bestaan, toch zal zo iets zich in de toekomst kunnen voordoen. Dit is voor ons van zo ernstige aard dat wij onze stem aan het onderhavige wetsontwerp zeer tot onze spijt niet zuj. len kunnen geven. Wij zeggen nadrukkeiijk „zeer tot onze spijt", omdat wij er hoge prijs op stellen, dat de eeuwenoude band tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antülen, welke thans in nieuwe vorm door die landen vrijwillig zal worden aangegaan, zal blijven bestaan en wel op een zodanige wijze, dat de gelijkwaardigheid van deze landen in het Statuut nadrukkelijk is vastgesteld en er alzo van kolonialisme geen sprake meer is".

Dat wij tenslotte deze houding hebben moeten aannemen, ligt bepaaldelijk aan hetgeen in het derde lid van artikel 55 van het Statuut is vastgesteld, dat voor ons een onoverkomenlijk bezwaar oplevert om onze stem aan het onderhavige wetsontwerp te geven.

De uitslag van de stemming was, dat 75 stemmen vóór en 19 stemmen tegen het wetsontwerp werden uitgebracht, zodat het wetsontwerp met veel meer dan tweederde van het totaal aantal stemmen werd aangenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's

Het statuut van het  Koninkrijk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juli 1954

De Banier | 8 Pagina's