Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De millioenennota

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De millioenennota

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de eerste vergadering der Tweede Kamer, welke na afloop van het uitspreken der Troonrede gehouden werd, verscheen de minister van Financiën met het befaamde koffertje. Daaruit kwam de zo belangrijke Miliioenennota te voorschijn, welke hij de voorzitter aanbood. Nadat er eerst in de Nota een beschouwing over het ontwerp-begroting 1954 gegeven is, wordt daarin verklaard: Meer nog dan het verloop der uitgaven kan, naar des ministers oordeel, de opbrengst der middelen geacht worden een weerslag te zijn van de groeiende welvaart van ons land.

Blijkens de vermoedelijke uitkomsten zal het nadelige saldo van de gehele dienst, ad 1199 millioen, kunnen worden verminderd met 338 milhoen tot 841 millioen. Dit is, behalve aan het effect van de opbrengst van de laatste loonronde, welke bij de oorspronkelijke begroting uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten was, vooral te danken aan de bijzonder gunstige economische ontwikkeling, waarin ons land zich in de laatste jaren heeft mogen verheugen. Daardoor vloeiden de belastingopbrengsten nog belangrijk ruimer dan zelfs bij een reeds redelijk optimistische beoordeling kon worden voorzien.

Voorts is in de Nota opgemerkt: Het ontwerp Rijksbegroting voor 1955 staat in het licht van de tegenwoordige gunstige economische ontwikkeling. Eén van de uitgangspunten, waarop zij werd gebaseerd, is de veronderstelling, dat een betrekkelijk gunstige wereldconjvmctuur ook in 1955 zal voortduren, en als gevolg hiervan het nationale inkomen zal stijgen, hetgeen op zijn beurt weer doorwerkt in de opbrengst der belastingen, en dat men op iets langere termijn rekenen mag met een uitvallen of verlaging van verschillende categorieën van uitgaven.

Het meer bevredigende karakter van het begrotingsbeeld voor 1955 komt ook hierin aan de dag, dat de lopende dienst (de gewone dienst, tezamen met de buitengewone dienst I en het landbouwegalisatiefonds) met een nadehg saldo van 8 millioen nagenoeg in evenwicht is. De kapitaaldienst (buitengewone dienst II) sluit met een nadelig saldo van 560 mülioen, zodat op de gehele begrotingsdienst een tekort resteert van 568 millioen.

Aan het ontwerp-begroting 1955 — zo wordt medegedeeld — nu ligt het streven ten grondslag, met behulp van de rijksfinanciën bij te dragen tot een evenwichtige verdere ontwikkeling van de gunstige conjunctuur, waarin ons land zich bevindt, en tevens van de te verwachten bevredigende situatie gebruik te maken om te komen tot een verdere versteviging van de Nederlandse economische positie, opdat daardoor een verantwoorde basis wordt verkregen van een nieuwe verlichting van lasten.

In 1955 zal de nog resterende verzwaring van de belastuigdruk, die destijds in verband met het defensieprogramma werd ingevoerd, komen te vervallen. Voor de jaren 1956 en volgende ligt echter een verdergaande vermindering van de fiscale druk in het voornemen, zowel op het gebied van de kostprijsverhogende belastingen als op het gebied van de directe belastingen in de persoonlijke sfeer (inkomsten-, loon-en vermogensbelasting). Deze fiscale verlichtingen zullen, vergeleken met de bestaande toestand, neerkomen op een bedrag in de orde van grootte van 500 a 550 miUioen.

Het valt niet te ontkemien, dat het beeld, dat de begroting voor 1955 ons biedt, financieel bezien, gunstig is. Het doet daarom al heel vreemd aan, dat de regering de verlaging der belastingen — stellig om de socialisten ter wiUe te zijn, die feitelijk tegen belastingverlaging zijn — eerst met het jaar 1956 wil doen ingaan. Zij voert daar in de Millioenennota nog allerlei argumenten voor aan, die in het licht van de thans zo bijzonder gunstige staat van 's lands financiën geen grond van bestaan hebben.

Zelf heeft de regering erkend, dat de rijksfinanciën het toelaten, inzake de in 1951 ingestelde verhogingen van de vermogensbelasting en de vennootschapsbelasting — deze laatste slechts voor de helft — per 1 Januari 1955 en wat betreft de motorrijtuigenbelasting per 1 September, deze te laten vervallen. Stellig had zij met de verlaging der belastingen en lasten verder kunnen en moeten gaan.

Om ons nu bij de in 1955 plaats hebbende verlagingen der belastingen te bepalen, ten opzichte van de vermogensbelasting zal deze met 17 tot 29 procent verlaagd worden.

De vermogensbelasting, welke in 1951 verhoogd werd, ging tevens gepaard met het instellen van een progressie. Voor 1951 bedroeg de heffing na aftrek van ƒ 10.000 voor ongehuwden, ƒ 15.000 voor gehuwden en ƒ 5.000 voor elk kind, uit een proportioneel tarief 5 percent. In 1951 werd het tarief gebracht op 6 percent tot ƒ 100.000, en verder progressief oplopend tot het maximum van 7 percent.

Het ongedaan maken van de progressieve verhoging van 20 tot 40 % betekent op de basis van de huidige druk een verlaging van bijna 17 tot bijna 29 %. Wat de motorrijtuigen betreft, welke in 1951 met een zware verhoging van de belastingdruk belast werden, deze worden bij de voorgestelde verlaging ook minder belast.

De belasting op motorrijtuigen op 2 of 3 wielen was in 1951 m.et 40 % verhoogd en wordt met ingang van 1 September 1955 weder verlaagd tot het oude niveau, hetgeen een verlaging van 28, 57 procerit inhoudt.

De verhoging van 30 procent in 1951 voor motorrijtuigen, niet voor personenvervoer bestemd, gaat er weer af en betekent dan een verlaging van 23 procent ten opzichte van de huidige belastingen. Voor motorrijtuigen met meer dan drie wielen voor i> ersonenvervoer (minder dan 8) werd in 1951 ook een progressie ingevoerd, die daarvoor er niet was. Deze progressie komt ook per 1 September 1955 te vervallen; de belastingverlaging is in deze gevallen vooral voor de zwaardere wagens belangrijk, waarbij dan aangenomen wordt, dat de grens van 8 personen, welke vroeger 6 personen was, gehandhaafd blijft.

Hierbij komt ook het speciale tarief voor ziekenauto's en voor vervoer tegen betaling te vervallen. De successiebelasting wordt van O tot 31 procent verlicht.

Voor de berekening van de rechten van successie, waarvan de reeds bestaande zware progressie in 1951 nog aanmerkelijk verhoogd werd, zullen de lagere tarieven per 1 September 1955 weer gelden. De tarieven ten aanzien van erfenissen van kinderen en echtgenoten, welke in 1951 niet verhoogd werden, zullen daarentegen blijven zoals zij vóór 1951 bestonden.

De tarieven, die na 1 September weder zullen gelden zijn voor kinderen en echtgenoten 3 tot 17 procent; voor afstammelingen in de tweede en verdere graad 5 tot 32 procent; voor bloedverwanten in de rechte opgaande lijn 10 tot 28 procent; voor broers en zusters 18 tot 36 procent; voor kinderen van broers en zusters 27 tot 45 procent en in andere gevallen 31 tot 54 procent.

Wat de verlaging voor de vennootschappen betreft, daarvan is reeds een opgave gegeven in het artikel over de Troonrede.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1954

De Banier | 8 Pagina's

De millioenennota

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 1954

De Banier | 8 Pagina's