Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gevangenen warden Lasgemaakt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gevangenen warden Lasgemaakt

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere maakt de gevangenen los.

Psalm 146 : 7c

II.

Krachtens Adams val ligt de gehele wereld verdoemelijk voor God en is er geen onderscheid tussen de één en de ander. Er moge uitwendig in de uitleving enig onderscheid zijn, maar inwendig zijn wij allen even diep ellendig en rampzalig. Wij zijn lijfeigenen van de vorst der duisternis. Wij liggen geheel en al in zijn macht besloten en slapen als in het opperste van de mast. Onbekommerd gaat de mens daarheen van de geestelijke gevangenis naar de eeuwige gevangenis; van de tijdelijke banden in de eeuwige banden. Och, wij hebben onszelf verkocht aan hem, die sterker is dan wij zijn en wij hebben rust in die banden, zolang totdat God ons onrustig maakt en de banden gaan knellen.

En om nu als een gevangene losgemaakt te worden, moeten die gevangenen eerst gevangen worden als een vis in het net en als een vogel in een strik. Met andere woorden: een Goddelijk genadewonder moet er in onze ziel verheerlijkt worden; een wonder van Gods vrije en souvereine genade. Och, laten wij dat toch niet op de achtergrond schuiven of verdoezelen. Ook in onze dagen is het schering en inslag om de mens op de voorgrond te plaatsen en daardoor practisch de doodstaat van de mens te loochenen, alsook de noodzakelijke, onwederstandelijke bediening des Heiligen Geestes. Neen, nooit genoeg kan de verantwoordelijkheid van de mens voorgesteld worden, daar de mens, hoe diep ook gevallen, mens gebleven is en verantwoordelijk is voor al zijn daden. Veel te gemakkelijk wordt er vaak gezegd: God moet een mens bekeren. In de meeste gevallen is het maar een vijgeblad om zich te verontschuldigen en heimelijk de schidd op God te werpen.

Het wordt in alles zo openbaar, dat de mens een vijand van God is, en maar vol is van vijandschap. Bij de één komt het meer openbaar dan bij de ander, maar de waarheid zegt het ons zo duidelijk, dat het bedenken van ons vlees vijandschap tegen God is.

Daarom, bij de handhaving van de volle verantwoordelijkheid van de mens moeten wij toch te allen tijde klaar en helder naar voren brengen de vrijmacht en de almacht Gods. Wij moeten van dood levend gemaakt worden en als een vijand met God verzoend worden door de dood Zijns Zoons. Wij zijn verduisterd in ons verstand en vervreemd van het leven, dat uit God is, door de onwetendheid en door de verharding onzes harten.

Zeg nu zelf maar, wie, ja wie zal er ooit op de wereld tot God schreeuwen in waarheid en oprechtheid des harten, tenzij dat God 't zaligmakend werk Zijner genade door de Heflige Geest in hem is begonnen? Wie zal er ooit roepen om verlossing uit de banden en uit de gevangenis tenzij God Zelf de ogen heeft geopend voor zijn jammerHjke en verloren toestand? Wie zal er ooit in waarheid op God betrekking hebben, tenzij het gemis van God door hcht der Geestes is ontdenkt? En zo zouden wij door kunnen gaan om het u aan te tonen, dat zonder het waarachtige werk Gods in hem, de mens dood ligt in zonden en in misdaden.

Een geslacht groeit er op, dat schier niet meer weet, dat er een wonder Gods in een mens plaats moet hebben.

O, dat wij met alles wat in ons is te allen tijde de noodzakelijkheid daarvan mochten voorstellen en het leggen op de consciëntie ook van onze kinderen, opdat zij het nooit vergeten.

Het is de dure roeping van de ouders hun kinderen daarop te wijzen. Hun bloed zal toch eenmaal van onze hand worden afgeëist. Maar ook leraars, onderwijzers en ouderlingen, op hen rust de taak, de verantwoordelijke taak om steeds voor te houden, dat de mens in een staat des doods ligt en dat er een Goddelijk genadewonder moet plaats hebben. Wij moeten uit de gevangenis verlost worden en de banden van onze ziel moeten verbroken worden.

Krachtens onze val en ongehoorzaamheid in het Paradijs hebben wij Gods deugden geschonden, maar ook onszelf overgegeven aan de vorst der duisternis. De duivel en zijn trawanten hebben hun beginsel niet bewaard en hebben hun woonstede verlaten en worden nu ook tot het oordeel des groten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. Zij zijn ook in gevangenis en hebben door hun verleiding de beelddrager Gods meegesleept.

Maar nu dat grote wonder Gods, de duivelen kunnen nooit verlost worden uit hun kerker, dat is voor eeuwig afgedaan, doch naar Gods vrij en souverein welbehagen in Christus Jezus heeft God van eeuwigheid een zeker getal van Adams zonen en dochteren verkoren tot de eeuwige heerlijkheid. Dat is Gods vrije welbehagen geweest. Neen, daar was niets en daar is niets, en daar zal ook nooit iets in het schepsel komen, waarom God dat deel van Adams geslacht redt, verlost, zaligt en verheerlijkt. God is van eeuwigheid bewogen geweest in Zichzelf, om Zichzelf te verheerlijken en zondaren te zaligen. In Zijn eeuwige wijsheid heeft Hij een weg uitgedacht om met behoud en verheerlijking van Zijn deugden gevangenen los te maken. Wij hadden alles afgesneden, maar God heeft hulp besteld bij een Held, Die machtig was te verlossen. Op de wereld was er geen raad meer, maar van eeuwigheid heeft God raad gehouden, en de Zoon betuigt in Psahn 2: „Ik zal van het besluit verhalen".

O die Goddelijke liefde, die Goddelijke wil, die Goddelijke raad en dat Goddelijk besluit. Wie zal het ooit in woorden kunnen uitdrukken? Van onze zijde was het kwijt en niemand van ons zou zijn broeder immermeer kunnen verlossen en Gode Zijn rantsoen kunnen geven. Het was aan 's mensen zijde alles afgedaan. Maar wat een weldaad, dat God de duivel vóór was en dat onze zonde het eeuwig voornemen Gods niet kon vernietigen.

De Vader verkoor Zijn Zoon en de Zoon gaf Zichzelf. Dat verbond met Zijn uitverkorene, dat door al het geweld der hel en door al de vijandschap van ons hart nooit verbroken of teniet gemaakt kan worden. Met Hem, zo sprak de Vader, zal Mijn verbond vast blijven. De grondslag der zaligheid Hgt niet in het schepsel, maar alleen in een drieenig God. En het fundament der zaligheid ligt boven het bereik van duivel, wereld en zonde.

Van des Heeren goedheid zal dat volk altijd zingen. De arme wereld denkt in haar blindheid, dat Gods volk ook hier in dit leven te beklagen is. O, wat een verkeerde gedachten hebben zij er van. Zij menen, dat dat volk altijd maar droefgeestig is, geen blijdschap kent en nooit genot smaakt. Maar zo is het toch niet. Gods Woord spreekt van het gekerm der gevangenen, maar ook van de blijdschap des Heeren, die hun sterkte is. God Zelf wekt hen op bij ogenblikken om te zingen van de wegen des Heeren.

Gr.-Rapids

Ds W. C. LAMAIN

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1954

De Banier | 6 Pagina's

Gevangenen warden Lasgemaakt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1954

De Banier | 6 Pagina's