Brief uit Zeeland

CCCIV.

Ons volk gaat hoe langer hoe meer van de grondslag af, waarop het groot en krachtig is geworden. En wij zien de gevolgen. Niet meer ten hoofde, maar ten staarte zijn we geworden.

Enerzijds is daar de lokking van „laat ons leven en vrolijk zijn", en anderzijds is daar een strijd tegen de verwording, die in zichzelf zwakheid verraadt.

Er was in 1918 noodzaak, dat de S.G.P, werd opgericht, en die noodzaak is er noch onverminderd, ja in misschien wel groter mate dan toen.

Is er niet de dreiging van het socialisme, zij het onder de dekmantel van het erkennen van het Opperwezen? Zij het dat het zich minder fel, minder rood gekleurd aandient dan wel toen.

Is er niet de slapheid van de zogenaamde christelijke partijen? Is er niet de dwang van bovenaf, waardoor de consciëntie gekweld wordt?

Daartegen helpen geen halve maatregelen van „God wat en de mens wat", maai er zal een wederkeren nodig zijn. Een wederkeren tot de God onzer vaderen. Och, evenals toen, acht men de S.G.P. niet meer van deze tijd, of niet meer voor deze tijd geschikt.

Die partij ziet alles te donker in deze zogenaamd verlichte tijd. Er is nu zo veel meer licht over de 'bedoelingen des Geestes in Gods Woord. Er is, zo veel wetenschap meer, zo veel meer kennis! Het komt maar al te goed uit wat de mens geworden is in de zondeval. Zelf willen we koning zijn. Niet Gods wil, maar onze wil moet worden nagevolgd. Maar zijn de tijden en de omstandighe den dan niet geheel anders dan toen?

Met toen wordt gedoeld op de tijd van (^ze landsgeboorte. De tijd van de Hervorming. De tijd, toen ook de regering, bij alle gebrek, naar Gods Woord wilde regeren. De tijd, toen nog geluisterd werd naar wat God te zeggen had, ook door de prediking des Woords.

Nodzaak is er voor de S.G.P. Noodzaak om ons volk weer te wijzsn op die enige grondslag, die er in Gods Woord ligt voor overheid en onderdaan.

Noodzaak is er, maar dan ook een dure plicht voor iedere S.G.P.-er, om die grondslagen te onderzoeken en anderen voor te houden.

Maar al te veel moet worden vastgesteld, (Jat ons volk nog te weinig gefundeerd is in de beginselen. Studie is nodig. Onderzoek is nodig. Het is, al meer geschreven.

Wat zullen we doen, als de grondslag ons ontbreekt? Hoe zullen we wederstaan als anderen hun beginselen naar voren brengen; beginselen, begeerlijker voor het oog, al zijn ze dat in zichzelf niet?

Hoe zullen we de tegenpartijder wat hebben te antwoorden? Maar nog erger, hoe zullen we standhouden tegen de verleidingen?

Het kan wel zijn, dat er niet altijd woorden te vinden zijn tot wederstand, maar als het beginsel maar vast in ons hart ligt, dan mag er een aanval komen, maar dan zal er ook wederstand zijn.

Het gaat toch om de ere Gods? Het gaat er toch om, dat God in ons land geëerd en gediend wordt? Het gaat toch om de vrijheid van de consciëntie, om te leven naar dat Woord?

Och, voor het oog kan het wel schijnen, dat het aangenamer is te streven naar wat de zinnen streelt. Maar het zal blijken, dat het einde bitter zal zijn. Geen vrijheid, geen rust, geen vrede, geen welvaart, dan in het onderhouden van Gods geboden. Niet om onze verdiensten, maar God Zelf viril er dat aan verbinden.

Daarom, en daarom maar steeds verwezen naar die hechte grondslag. Och, gelooft toch niet dat het ook wel kan als de mens zelf zijn wetten stelt.

Neen, als de overheid niet meer weet, dat er een hogere Wet is; als het volk niet meer erkent, dat het gezag door God op de overheid is gelegd; waar moet het dan heen? Naar de revolutie! Naar de onderdrukking; naar de ondergang!

Och, mochten wij ons volk nog eens kunnen wakker schudden, eer het te laat is. Maar kan dan die kleine S.G.P. dat? In eigen krachten niet, dat is onmogelijk. En mocht dat besef maar diep liggen, om niet in de fout te vervallen, die wj moeten bestrijden.

Maar God staat boven alles. Het is bij Hem mogelijk te helpen de krachteloze. Het is bij Hem mogelijk met kleine dingen grote zaken te verrichten. De God van Elia leeft nog. De God, Die Gideon aangordde, is nog Dezelfde.

Maar laten we dan ook een voorbeeld nemen aan Gideon. Al moest het getal Hein zijn, opdat God de eer kreeg, hij regelde toch.

Uw Zeeuwse Briefschrijver

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen