Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Afdeling Visserijen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Afdeling Visserijen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir van Dis

De afdeling Visserijen van de begroting van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening kwam na de afdeling Landbouw in behandeling. Daar er voor de bespreking der gehele begroting aan de fractie der S.G.P. slechts een half uur spreektijd door de Voorzitter met goedkeuring der Kamer was toebedeeld en er voor Landbouw ongeveer 22 minuten was afgegaan, bleven er voor de afdeling Visserijen nog slechts circa 8 minuten over. Zodoende moesten sommige onderwerpen achterwege blijven, terwijl andere in het kort behandeld moesten worden. Wat de situatie der IJsselmeervissers betreft, deze is wel uiterst moeilijk. Het viswater wordt steeds meer ingekrompen door de voortgaande inpoldering; de hoeveelheid vis wordt ook minder, zodat de vissers niet weten waaraan zij toe zijn. De Minister van Landbouw kon echter ten deze niet anders antwoorden dan dat hij het rapport moest afwachten van de Commissie, welke zich met dit vraagstuk bezighoudt. Zodra dit rapport is ingediend, zal door hem een beslissing genomen worden betreffende de te nemen maatregelen.

U-It 't antwoord van de Minister in zake het verrichten van Zondagsarbeid op de vissersvloot bleek wel overduidelijk, dat er van een verbod ten deze niets komt. De organisaties van werkgevers (reders) en werknemers (vissers) bleken niet bereid de Zondagsarbeid te staken. Is dit van de zogenaamde neutrale organisaties — die overigens helemaal niet neutraal ten deze zijn — te verwachten, waar deze er operJijk voor uitkomen, dat zij zich Gods Woord niet ten richtsnoer stellen, allerbedroevendst is het, dat de zich Christehjk noemende organisaties ten deze één lijn getrokken hebben met de zgn. „neutrale" organisaties. Hiermede is weer eens zonneklaar aan het licht gekomen, dat het woord „Christelijk" bij zich Christelijk noemende organisaties veelal niet meer dan een etiket is. Met deze inleiding menen wij te kunnen volstaan en geven thans plaats aan de rede door de afgevaardigde der S.G.P. bij deze afdeling gehouden. Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Wanneer wij bij de afdeling „Visserijen" van deze begroting enkele onderwerpen gaan bespreken, zullen wij de zeevisserij buiten beschouwing laten. Ten aanzien hiervan toch heeft de Minister op 1 April van dit jaar aan de Staten-Generaal een Nota aangeboden, waarin verscheidene maatregelen tot sanering van de zeevisserij worden aangegeven, zodat de Kamer bij de behandeling dezer Nota alsdan op de vraagstukken, die zich met betrekking tot de zeevisserij voordoen, alsook op visserijbeleid in het algemeen, meer in den brede zal kimnen ingaan.

Wij wensen dan allereerst een enkele opmerking te maken in zake de schaderegeling voor vissersschepen. Dienaangaande vermeldt de Memorie van Toelichting, dat er zulk een regeling op grond van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden tot stand gekomen is en dat er met de afwikkeling der schadegevallen reeds een aanvang is gemaakt. Wij kunnen niet nalaten, bij de Minister te bepleiten, dat deze regeling op een billijke, loyale vvijze zal worden toegepast, zodat de gedupeerde vissers niet met een bedrag worden afgescheept, dat ten enenmale onvoldoende is om de door hen geleden schade te vergoeden.

Ook is het hoogst noodzakelijk, dat met de afwikkeling de vereiste spoed wordt betracht. Zowel over te lage schadevergoeding als over de lange duur der afwikkeling hebben ons reeds verscheidene klachten bereikt. Nog onlangs van een tweetal Urker vissers, van wie de ene zijn vaartuig reeds in Mei 1940 verloor, de ander in 1945, doordat op last van de commandant der B.S. zijn zeilvisjersvaaruig voor de ingang van de haven van Urk tot zinken werd gebracht. Het is toch zeer begrijpelijk, dat het de gedupeerden in een onaangename stemming brengt, wanneer men na 9 jaar nog niet weet, waaraan men toe is. En dat te meer, waarbij de materiële schade wegens het verlies van zijn schip nog de schade wegens derving van inkomsten, de zogenaamde bedrijfsschade, komt. Er is dus alle reden voor om nog eens met alle klem bij de Minister een spoedige afdoening en het uitkeren van een behoorlijke, niet schriele schadevergoeding te bepleiten.

Overgaande tot een ander punt. Mijnheer de Voorzitter, willen wij thans nog enkele opmerkingen maken betreffende de naleving van de op 1.5 Juli 1954 in werking getreden wet op de maaswijdte van zeevisnetjen. Uit de Memorie van Antwoord blijkt dienaangaande, dat de vissers reeds rekening houden met de nieuwe verhoogde minimummaten voor de vis en voorts, dat bij de controle op de maaswijdte van de visnetten tot nu de nodige souplesse is betracht. Wat echter hierna in de Memorie van Antwoord volgt, is minder geruststellend. De Minister kondigt daarin toch aan, dat de vissers met ingang van 1 Januari 1955 rekening dienen te houden met een strikte toepassing van hetgeen de wet in deze eist. Dit is voor de kustvissers en de kleine zeevissers een wel zeer onaangename mededeling. Het zijn toch vooral deze vissers, die door de genomen maatregel ernstig gedupeerd worden. Wij kunnen dan ook niet nalaten te bepleiten, dat voorlopig ten aanzien van deze kust-en kleine zeevissers de nodige soepelheid zal blijven betracht worden. Zouden zij toch ook nog boeten moeten gaan betalen en wellicht ook hun netten in beslag genomen worden, dan wordt het deze mensen onmogelijk gemaakt om voor zich en hun gezin het brood te verdiepen, terwijl de visaanvoer daardoor verminderen zou. En dit te meer waar het groottrawl-en loggersbedrijf kan doorgaan met de haringvisserij met netten met "een maaswijdte van 40 mm., waar­ bij dus ook de bodemvis gevangen wordt. Ook uit dit oogpunt bezien, is er alle reden om de uitvoering van de genoemde wet soepel te doen geschieden.

Mijnheer de Voorzitter! De volgorde van het Voorlopig Verslag aanhoudend, wensen wij vervolgens één en ander op te merken in zake de Zondagsarbeid op de vloot. Twee jaar geleden heeft de Minister toegezegd, dat hij bereid was dienaangaande in overleg te treden met de bij de visserij betrokken partijen, de werkgevers en de werknemers. De Minister deed deze toezegging, omdat hij erkende, dat het niet aanging de vissers op Zondag te laten werken, terwijl de arbeid op Zondag in andere bedrijven, b.v. winkelbedrijven en fabrieken, verboden is. De Memorie van Antwoord is echter wel zeer teleurstellend. De Minister toch merkt daarin het volgende op:

„Over de Zondagsarbeid op de vloot kan worden medegedeeld, dat uit door de Staatssecretaris van Sociale Zaken ingewonnen inlichtingen is gebleken, dat noch een 2-taI organisaties van reders, noch die van de werknemers behoefte gevoelen aan een andere regeling voor de arbeid op Zondag aan boord van vissersschepen dan de reeds in de CA.O.'s bestaande. Alleen de Ned. Vissersbond is voorstander van een wettelijke regeling. De leden van de Ned. Vissersbond zijn echter niet werkzaam op loggers of trawlers. De ondergetekende gevoelt daarom onder de huidige omstandigheden geen behoefte aan een verbod of verdere beperking van de Zondagsarbeid".

Mijnheer de Voorzitter! Dit antwoord, wij zeggen het nogmaals, is zeer teleurstellend.

Teleurstellend, omdat er uit blijkt, dat noch de vertegenwoordigers der reders, noch die der vissers, blijkbaar dus ook niet de vertegenwoordigers der zich Christelijk noemende organisaties, behoefte gevoelen aan een regeling, waarbij aan de Zondagsarbeid op de vissersvloot een einde wordt gemaakt. Niet alle vissers echter delen het standpunt hunner vertegenwoordigers. Er zijn er onder hen, die beslist tegen de Zondagsarbeid zijn en die het in hun vertegenwoordigers afkeuren, dat zij ten aanzien van deze aangelegenheid zich niet door het goddelijk gebod, maar louter door laten leiden. stoffelijke belangen

Teleurstellend echter is het antwoord van de Minister niet minder, omdat er uit blijkt, dat de Minister zich neerlegt bij de beslissing van de vertegenwoordigers der organisaties van reders en vissers in plaats van zich in dezen te richten naar Gods Wet en dienovereenkomstig de Zondagsarbeid op de vissersvloot te verbieden. Bovendien is er nog een andere' reden, die de Minister aanleiding had kunnen geven om de Zondagsarbeid op de vissersvloot te verbieden. Gedurig is er door de Minister gewezen op de noodzakelijkheid, achteruitgang van de visstand op de Noordzee te voorkomen. De maaswijdte der visnetten moest daartoe zelfs worden vergroot. De bezwaren, daartegen van de zijde der kunstvissers en der kleine zeevissers ingebracht, moes­ ten daarvoor wijken. Hoezeer ware het met het oog op de bevordering van dé visstand aan te bevelen geweest, indien het uitzetten van de netten op Zondag verboden ware geworden.

Mijnheer de Voorzitter! Wij wensen thans een andere zaak te behandelen, namelijk die van de verontreiniging van het water. Hierover worden gedurig klachten vernomen en deze zullen wel blijven toenemen, naarmate zich nieuwe industrieën aan vaarwater vestigen, bestaande industrieën worden uitgebreid en tegen de waterverontreiniging niet voldoende maatregelen genomen worden. Voor de visstand heeft dit zeer nadelige gevolgen en daarmede ook voor de binnenvisserij. Zelfs het IJsselmeer schijnt reeds zodanig aan verontreiniging bloot te staan, dat aan de vis, als het tenminste juist is wat in het Voorlopig Verslag wordt opgemerkt, een chloorsmaak is waar te nemen. Anderen spreken van een carbolsmaak, maar hoe men het noemen wil, de verontreiniging van het water, en ik spreek hierbij in het algemeen, is een aangelegenheid, die de volle aandacht van de Minister en zijn ambtgenoot van Verkeer en Waterstaat behoort te hebben. Ten deze zijn krachtige maatregelen nodig zowel in het belang van de visstand als in het belang van de vissers.

Mijnheer de Voorzitter! Ik ga thans over to| een andere kwestie, n.l. die van de gevolgen van een eventuele afsluiting der zeegaten. Uiteraard kan op deze aangelegenheid thans nog niet nader worden ingegaan, daar nog niet eens definitief vaststaat, wat er ten deze gebeuren gaat. Dat wij toch in verband iiiermede enkele opmerkingen wensen te maken, is het feit, dat aan deze afsluiting wel zeer ernstige consequenties verbonden zijn met het oog op de mossel-en oestercuitures in Zeeland. Zouden deze cultures daardoor ten ondergang gedoemd worden, dan zou dit voor degenen die daarin hun bestaan hebben, wel een zeer zware slag zijn. Dit geldt wel in het bijzonder voor de oesterkwekers, daar voor de mosselkwekers nog een uitweg is naar de Waddenzee, al zal ook daar een grens aan zijn. Wij bevelen de belangen des oester-en mosselkwekers dan ook ten zeerste in de aandacht van de Minister aan, daar het wellicht niet uitgesloten is, dat er een zodanige afsluiting kan bewerkt worden, dat de oester-en mosselcultures behouden kunnen blijven.

Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter — de tijd laat het niet toe meer te zeggen — wensen wij bij de Minister de belangen der IJsselmeervissers te bepleiten. Deze vissers hebben het zeer moeilijk, terwijl vooral de grote onzekerheid, waarin zij gelaten worden, voor wat betreft het afvloeien van vissers boven 60 jaar, voor hen uiterst onaangenaam is. De Minister bevordere daarom een spoedige beslissing, opdat de IJsselmeervissers weten waaraan zij toe zijn. Bovendien wensen wij er bij de Minister op aan te dringen om, zolang er nog geen beslissing ia zake de afvloeiing van oudere IJsselmeemssers genomen is, aan de kuüvissers schadevergoeding te geven wegens het derven van inkomsten, doordat het visgebied voor hen gedurende een bepaalde tijd van het jaar is ingekrompen.

Inzake de smaak van de vis uit het IJsselmeer ontkende de Minister wat hierover in het Voorlopig Verslag was opgemerkt. Het nuttigen van deze vis kon hij daarom ten sterkste aanbevelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1954

De Banier | 8 Pagina's

Afdeling Visserijen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1954

De Banier | 8 Pagina's