Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIV.

De rol der grote Mogendheden in zake afscheiding van België. Green's oordeel.

In het voorgaande zijn wij er bij gebleven, dat de grote mogendheden namelijk Engeland, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen, die in 1815 de Tractaten tekenden, waarbij het Koninkrijk der Nederlanden gevonnd werd, in 1831 opnieuw te Londen in conferentie bijeen waren. Echter niet om te beraadslagen hoe de onlusten in België, met behoud van het Koninkrijk, beëindigd konden worden, desnoods door het toepassen van geweld. Dat had Koning Willem I blijkbaar wel ver-wacht. Van hem toch was het verzoek aan de grote mogendheden uitgegaan om in overleg met hem te beraadslagen over de beste middelen, die konden worden aangewend om België tot de orde te roepen. Welk een ontnuchtering echter stond de Koning en diens regering te wachten! Reeds wezen wij er op, dat de vertegenwoordiger van Nederland, Falck geheten, niet als één der deelgenoten der conferentie werd toegelaten, doch slechts als getuige. In plaats dat deze conferentie dan ook aan de zijde van Nederland stond, bleek al heel spoedig, dat zij België in de kaart speelde en Op scheuring van het Koninkrijk der Nederlanden aanstuurde. Het waren vooral Frankrijk en Engeland, die hierbij hand aan hand gingen. Frankrijk wist immers heel goed, dat het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 gevor-md was om te dienen als een barrière of bolwerk tegen Frankrijk. Het ligt dus voor de hand, dat de Regering van dit land, welks koning door revolutie op de troon gekomen was, niets liever zag dan het uiteenvallen van dit Koninkrijk.

Van Engeland viel het ook niet te verwonderen, dat het tegen Nederland was, daar Nederland destijds met dit land moeilijkheden in Indië had, in het bijzonder over de tarieven. Rusland en Pruisen zouden wel met de wapenen ten gunste van Nederland hebben willen ingrijpen. Zowel aan het Pruisische als aan het Russische hof bevond zich een vrij sterke oorlogspartij. Dat deze nochtans niet ingrepen, kwam doordat juist in die tijd in Polen een opstand uitbrak, welke de oostelijke mogendheden zo zeer in beslag nam, dat deze van inmenging met de wapens in België moesten afzien. Zo kon het gebeuren, dat de conferentie zich, zoals Groen van Prinsterer zich uitdrukte, opwierp tot meesteres van het Rijk der Nederlanden. In plaats dat zij bedacht was pp beteugeling van de opstand, werkte zij aan de bevestiging daai-van. Zij gaf Koning Willem I, die de hulp der mogendheden had ingeroepen, geen hulp en geen raad, doch slechts bevel om zich te onderwerpen. En de Koning berustte daarin aanvankelijk, zowel omdat hereniging van België en Nederland toch niet meer mogelijk scheen alsook omdat zij in het Noorden als de grootste van alle onheilen werd beschouwd. Bovenal ook omdat hij meende door zich te onderwerpen, in elk geval de souvereiniteitsrechten op België te kunnen behouden, terwijl hij ook grote betekenis toekende aan het feit, dat de conferentie verklaard had, dat hetgeen besloten was onherroepelijk was. Verdere vernederingen zou men dus, aldus dachten Koning W'illem I en diens Ministers, niet te wachten hebben. Zo was dan het resultaat der conferentie, dat er allereerst een wapenstilstand tussen Noord-en Zuid-Nedevland tof stand kwamen, voorts dat de onafhankelijkheid van België uitgesproken werd (20 Dec. 1831), terwijl bij de protocollen van 20 en 27 Januari 1831 de voorwaarden der scheiding werden vastgesteld.

De hoofdbepalingen hiei-van hielden in, dat Nederland de grenzen zou krijgen van de Republiek der Verenigde Nederlanden in 1790, vervolgens dat Luxemburg aan het huis van Nassau zou blijven, ter-wijl België 16/31 deel van de gemeenschappelijke staatsschuld op zich nemen moest. België zou daartegenover de vrije vaart op de Nederlandse koloniën krijgen,

België wilde zich echter met deze voorwaarden niet verenigen. Het Nationaal Congres wenste aanhechting bij België van Staats Vlaanderen, geheel Limburg en geheel Luxemburg. Ziende op de stellige en plechtige verzekeringen der Gonferentie, dat de vastgestelde voorwaarden fundamenteel en onherroepelijk waren, had men mogen wachten, dat België's eisen zouden worden afgewezen met de betuiging, dat het zich aan de door de Mogendheden vastgestelde voorwaarden, evenals Nederland, had te onderwerpen.

Doch hoe bleek ook hier alweer, hoe verkeerd, ja hoe ijdel het is op prinsen te vertrouwen en te leunen op een rietstaf — in dit geval de rietstaf: grote Mogendheden — welke de hand doorboort. Het ging toen precies als tegenwoordig. Wat een verwachting hadden velen ook al niet van de organisatie der Verenigde Naties! Doch ziet, deze organistatie liet Nederland in de steek en gaf te verstaan, dat Indië zelfstandig moest worden, waarmede zij de weg baande voor het verscheuren van de eeuwen-oude band tussen Nederland en Indië.

Zo ging het ook in 1831. In plaats van zich aan de - afgelegde verklaringen te houden, stelde de Coirferentie zich open voor nieuw overleg met België en bewilligde zij tenslotte in een regeling, welke — zoals Groen van Prinsterer opmerkt — ten nadele van Holland, doch in het voordeel van België was, ter"wijl daarbij tevens uitnemend voor de belangen van Frankrijk en Engeland gezorgd werd! Zo herriep de Conferentie dus, hetgeen zij onherroepelijk bepaald had. Aan de wettige vorst, koning Willen I, legde zij een achttiental artikelen ter tekening voor, waarin elk punt van gewicht een wijziging ten behoeve der opstandeliirgen had ondergaan. Kennelijk was dit het werk geweest van de begaafde, doch beginselloze Franse staatsman Talleyrand, van wie de benichte woorden zijn: „Geef mij drie regels schrifts van iemand en ik zal er een reden in vinden om hem te laten hangen". Tegen deze geslepen diplomaat waren de gezanten der andere mogendheden niet opgewassen, gelijk Groen in zijn „Nederlandse Gedachten" van 24 Jan. 1831 met enigszins andere woorden vermeldt, schrijvende: „Het blijkt, dat de gezanten aUeri door de talenten van Talleyrand en door de vrees voor de drijvers te Parijs, zijn bedrogen en meegesleept.".

En de Prins van Oranje, die te Londen verbleef? Ook zijn leunen en steunen op de grote mogendheden zou beschaamd worden! Doch hierover biji leven en welzijn de volgende week.

mogen zijn aan en mogen levai naar het Woord des Heeren, door de profeet Jesaja gesproken:„Laat gijüeden dan af van de mens, wiens adem in zijn neus is; waarin is 'hij te achten?" terwijl toch de Heere zal doen overblijven een ellendig en arm volk, die op de Naam des Heeren zullen betrouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1954

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 december 1954

De Banier | 8 Pagina's