Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eeuwig Verband

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eeuwig Verband

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel mijn huis alzo niet is bij God, nochtans heeft Hij mij een eeuwig verbond gesteld, dat in alles wél geordineerd en bewaard is; voorzeker is daarin al mijn lieil en alle lust, hoewel Hij het nog niet doet uitspruiten. 2 Samuel 23 : 5

Als David zag op de weg, die God met hem gehouden had heel zijn leven, hoe ontelbaar vele malen Hij hem verlost en gered had uit vele noden, hoe God hem bewaard had in alle gevaren, maar vooral hoe de Heere hem geroepen had uit de duisternis tot Zijn wonderbaar Hcht en uit de macht des satans tot God, hoe Hij hem gezalfd had tot koning, hem bevestigd had op de troon, hem rijk en in alles gezegend had, hoe getrouw hij de Heere altijd bevonden had, dan wist hij er geen weg mee.

Och, aan het einde van zijn leven moest David zeggen, ziende op de huiszonden en de daarop gevolgde huiskruisen, dat hij er niets van had terechtgebracht. Vrije genade bleef alleen over en zalige verwondering: Nochtans heeft Hij het mij gesteld. Al was mijn huis ver van God, ver van wat het had moeten zijn, evenwel mijn God is Koning over n^ij geweest en dat zal Hij over mij blijven, eeuwiglijk en altoos.

De grond van Davids verwachting lag niet in iets van hem zelf, maar in het onveranderlijk verbond, dat God eenzijdig, souverein hem gesteld had, en dat van eeuwigheid, eer iets van hem begon te leven, in de besluiten Gods. Maar ook in de tijd had God het hem gesteld, gefundeerd op recht en gerechtigheid, zodat David eerlijk zalig werd, niet ten koste van Gods recht, maar juist tot meerdere opluistering daarvan. God had het hem personeel gesteld, niet alleen anderen, maar ook hem. David had daar een persoonlijke geloofswerkzaamheid, en geloofde, dat hij verlost was van de vloek van een verbroken werkverbond, en dat hij delen mocht in de weldaden van het genadeverbond. Niet alleen de bijvoeging, het verbond des koningschaps, maar heel het verbond, naar al haar inhoud.

Welk een hartelijke vreugde doorstroomde hem, toen hij zeide: „Voorzeker is daarin al mijn heil en alle lust". Het heü voor Davids ziel bestond in de zalige gemeenschap met God in Christus, de genieting van de gunst Gods, het vol zijn van de goedertierenheid Gods en in verbondsvernieuwing, waarbij hij zich we^ der geheel aan zijn getrouwe Verbondsgod overgaf.

Voorzeker; onomstotelijk, onberouweUjk, onuitsprekelijk heil is mij vloeiende uit dat verbond, dat Hij mij gesteld heeft, zonder dat ik er iets aan gedaan heb; niets uit mij, maar al uit Hem, zo ga ik naar Jeruzalem. David was gedekt tegen •de onheilen, die anderen bedreigden, die stonden buiten het verbond. Geen onheil kon zijn stad verstoren, die God ter woning had verkoren.

Wat een heerlijk welwezen des geloofs had die oude, afgeleefde David. Daar kon hij de dood en de eeuwigheid mee aandoen. Voor hem was de dood geen koning der verschrikking meer; hij mocht er rijk doorheen zien. Met verlustiging, met hartelijke goedkeuring, ja met omhelzing van het verbond ging bij hem gepaard een levendig verlangen naar de voltooiing van het verbond, met verloochening en verzaking van alles, wat daar buiten was. Nu alle lust voor de aards-tijdelijke dingen begon te vergaan en hij stond voor de poorten der eeuwigheid, mocht hij zich verlustigen in de God des eeuwigen verbonds, en weer iets smaken van de verlustiging, die Adam vóór de val in God had, met de geheiligde wetenschap, dat om Zijns Zelfs wil God ook een verlustiging in David had.

En dat alles ondanks dat God het nog niet deed uitspruiten. De Geest van Christus deed David Zijn dag van verre aanschouwen, deed hem leven op de belofte in volkomen vertrouwen in Hem, Die het beloofd had. Al ontzonk hem alles op deze wereld, zijn blik mocht hij richten naar de toekomst, al zou hij dat uitspruiten op aarde niet beleven.

De triomferende en de strijdende kerk is één in Christus, en dat verbond was Davids ankergrond, in welke hij het anker der hoop mocht uitwerpen. Hij werd in hope zalig, hij was reeds zahg in de levende hoop, al was de Messias er nog niet; Hij zou komen en niet achterblijven en al de ongerechtigheden van Zijn volk verzoenen. Hartelijke vreugde in de toezeggingen Gods, dat het verbond uitspruiten zou op Gods tijd, in de volheid des tij ds, dat was zijn heerlijk voorrecht. Al moest Davids huis naar het vlees geheel omlaag worden gebracht, uit de afgehouwen tronk van Isaï zou een rijsje voortkomen, eerst als een tedere Spruite, maar zij zou worden tot een cederboom, die takken zou voortbrengen en vruchtdragen, dat onder hem wonen zou alle gevogelte van allerlei vleugel; in de schaduw zijner takken zouden zij wonen.

Al zou er voor de kerk des Heeren een zeer zware druk komen in de tijden der gevankelijke wegvoering, de Heere zou haar wederbrengen te Sion en haar bouwen als in het eerst. Ja als niemand meer aan Davids huis enige heerlijkheid zou zien, zou het verbond uitspruiten in de komst van de Zoon Gods in het vlees, als de Volvoerder des verbonds. Die in de aangenomen mensheid kwam om te lijden en te sterven, en door Zijn dood en opstanding een eeuwige verlossing tew'eegbracht. Zijn bloed zou alle zonden, ook de zonde van ongeloof wegnemen, en door Zijn volmaakte gerechtigheid zou Hij een eeuwige gerechtigheid aanbrengen, waaraan alle gelovigen deel zouden hebben, zowel die van het Nieuwe Testament als die van het Oude Testament. Niet alleen het huis van David en de inwoners van Jeruzalem, maar ook de uitverkoren heidenen.

Het is nu maar voor ieder mens de vraag, of hij met de Godsman David deel mag hebben aan dat verbond en zijn weldaden; of men waarlijk door de Heilig© Geest in de wedergeboorte in wezen vanuit het werkverbond is overgezet in het genadeverbond. Nog groter en rijker zou het zijn, als dat met medeweten van ons zelf in afhandeling van zaken mocht geschied zijn, want eer kan de ziel geen volledige rust hebben en ook geen zuiver evangelische verlustiging in het verbond ï jb'ïen, omdat de nawerking van het werkverbond niet is teniet gedaan.

Wat wettisch kan men menige levende ziel nog zien worstelen, zo lang de verborgenheid van het genadeverbond niet in de ziel verklaard is. Al zijn er ogenbhkken, dat men er iets van zien mag, wat valt men veel terug onder de wet der werken, waardoor de blijdschap weer wordt weggenomen. Dat komt doordat geen afhandeling van zaken heeft plaats gehad en de zaken niet opgelost zijn. De grond wordt dan nog maar al te veel gezocht in zichzelf, terwijl hij Hgt in het verbond. Daardoor heeft de vijand gelegenheid met grote slingeringen en beroeringen de ziel te kwellen en de vrijmoedigheid te benemen om zich als een verlorene in zichzelf te werpen op Christus in het verbond.

Hoe groot is het voorrecht dergenen, die afgesneden van eigen leven, in Christus hun leven hebben en uit Hem ontvangen die rust der ziel, om in licht en donker zich het eigendom van Christus te mogen weten. Dat neemt vanzelf niet weg, dat ook dat volk telkens bij vernieuwing weer de Geest van Christus behoeft om zich in het verbond te kunnen verlustigen, tot doding van de oude mens met zijn lusten en begeerlijkheden. Hoe meer de grond ligt in het werk van Christus, hoe afhankelijker men wordt. Naarmate men een uitgewerkte zaligheid door het geloof mag omhelzen, hoe meer de eigenwerkelijkheid een kruis en een last voor Gods voDc worden zal, zodat zij gaan zuchten: Hoe raak ik nog eens mijzelf geheel kwijt!

Maar dat gebeurt niet eer dan bij het overgaan uit de tijd in de eeuwigheid. Dan zal het verbond voor dat volk ten volle ontplooid worden, want hier kennen zij maar ten dele, maar alsdan zal het ten volle geopenbaard worden, dat zij zalig zijn geworden omdat God het heeft gewild van eeuwigheid. Dan zal tot in alle eeuwigheid hun verlustiging zijn in het verbond, dat door de Vader is uitgedacht, door de Zoon is volvoerd en door de Heilige Geest geopenbaard door middel van het Woord Gods in de harten der uitverkorenen, opdat God zou betonen de uitnemende rijkdom Zijner genade door de goedertierenheid Gods in Christus Jezus.

Daar zal Gods volk ook David ontmoeten, die als met stervende lippen zo klaar en helder over het verbond sprak met opzicht van zichzelf, tot lering en vertroosting van velen zijner medegenoten.

Barneveld.

Ds. CHR. VAN DAM

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Banier | 8 Pagina's

Het eeuwig Verband

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1955

De Banier | 8 Pagina's