Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXVIII.

, rief van Groen aan Thorbecke en een aan de Koning in zake reizen op Zondag.

De Tiendaagse Veldtocht, die van 2 tot 12 Augustus 1831 duurde, was zoals wij te voren hebben gezien, niet tevergeefs geweest. Al was ze slechts van korte duur, toch heeft het zegevieren van Nederlands leger over dat van België tengevolge gehad, dat de aanvankelijk door de grote Mogendheden vastgestelde voorwaarden voor Nederland aanmerkelijk gunstiger werden.

Mr. Groen van Prinsterer was dan ook over het verloop van deze veldtocht zeer tevreden. In zijn „Handboek der Vaderlandse Geschiedenis" verklaarde hij, dat zij voor Holland om verscheidene redenen heilrijk was geweest. Allereerst tot opbeuring van een terneergeslagen volk, vervolgens tot bevestiging van de band, die het regerend Huis aan het Vaderland verbond; voorts tot wegneming van de indruk, welke onophoudehjke lastertaal op Europa gemaakt had; tenslotte omdat ze er toe geleid ha'd, dat de hulde, welke voorheen aan het gezwets en de opgeblazenheid der Belgische revolutie-mannen betaald was, er door overgebracht was op de Hollandse moed.

Dat de veldtocht niet langer geduurd heeft, werd door Groen intussen niet betreurd. Hij achtte het veeleer een zegen, dat ze na tien dagen afgelopen was, daar een langer voortduren naar zijn mening zeer ongunstige, ja gevaarlijke gevolgen voor Nederland had kunnen hebben. Dat die gevaren inderdaad bestonden, hebben wij tevoren reeds gezien uit het optreden van Frankrijk en Engeland, die zich beide tegen Nederland keerden.

Ten tijde van de Tiendaagse Veldtocht en daarna onderhield Groen ook daarover een levendige briefwisseling met onderscheidene personen. Deze brieven komen voor in een heel dik boek van zowat 900 bladzijden, zijnde het eerste deel van de „Schriftelijke Nalatenschap" van Groen, uitgegeven door Dr. C. Gerretson en Dr. A. Goslinga. Dit eerste deel bevat 814 brieven lopend van circa 1808, dus uit Groen's jeugdjaren tot 8 Dec. 1833 en is bewerkt door Dr. C. Gerretson. In deze verzameling komen zowel brieven voor van Groen aan anderen als van deze aan Groen. Om een indruk van deze corespondentie te geven, laten we hier een paar van die brieven, door Groen geschreven, volgen. De ene was gericht aan de bekende Thor­ becke, van wie Groen ook herhaaldelijk brieven ontving; de tweede brief die we zullen geven, was gericht aan niemand minder dan aan Koning Willem I zelf, een kort briefje, maar van zeer principiële inhoud, zoals straks zal blijken. In de brief aan Thorbecke, die later in de politiek zijn grote tegenstander zou worden, schreef Groen de 14de Augustus 1831, dus twee dagen na het beëindigen van de Tiendaagse Veldtocht: „Welk een zonderling ogenblik! Als gij deze ontvangt, zult gij ongetwijfeld reeds de heugelijke berichten weten omtrent de overwinning bij Leuven behaald; de Prins van Oranje, die een paard onder zich terneergeschoten heeft gehad, is, naar ik zoeven verneem, reeds te Tervueren en de Hertog van Saxe— Weimar te Cortenberg. Ook uit Staats-Vlaanderen moeten gunstige tijdingen zijn. Maar. ... de Fransen zijn reeds te Wavre. Hoe moet dit alles overeen wor-den gebracht? Heeft de Prins de zekerheid, dat, wanneer hij bij het zien der Fransen terugtrekt, deze hem niet zullen aantasten en dat hij dus zijn retraite met een overwinnend leger in veiligheid bewerkstelligen kan, dan is er, niettegenstaande het verlies, dat ook onze troepen zullen geleden hebben, veel ten voordele van dit slagleveren te zeggen. Zo niet, dan zou wellicht de overwinning te duur worden betaald. Intussen is er veel boven verwachting geschied, want men kon waarlijk niet onderstellen, dat ongeoefende troepen de vijand met zoveel moed onder de ogen zouden zien. De Prins van Oranje heeft wederom grote bekwaamheden als veldheer getoond en het leger geëlecti-iseerd. De Belgische a-norkerij zal door deze geduchte lessen wel enigszins ter neder zijn gezet. De mensen vleien zich hier over het algemeen, dat Engeland nu een andere toon jegens ons aannemen zal; velen geloven aan een spoedige verandering van ministerie (in Engeland n.l.), zodat onze zaak Joor de Engelsen zou worden ondersteund: wat mij betreft, als ik aan de revolutionnaire toestand van Engeland denk, kan ik zulks moeilijk geloven. De grote zaak zal wel te Parijs worden beslist en afhangen van de strijd tussen resistance (weerstand) en mouvement (beweging). Ik ben blij, dat uw geschrift afgedrukt is en kan mij zeer goed begrijpen, dat gij niet rustig de voorrede opstellen kunt, want men wordt dezer dagen zo onophoudelijk geschokt, dat er bijna geen rust of duur meer is, zo verdi'ingen de aandoeningen zich".

De 19e Augustus, 1831 werd Groen's brief door Thorbecke beantwoord. We zullen hierop echter niet ingaan, doch ons thans bepalen tot de bovenbedoelde brief van Groen aan Koning Willem I, gedateerd 28 Augustus 1831. Groen was toen nog altijd secretaris van het Kabinet des Konings. In September 1830 had hij deze functie wel willen opgevefi. De 18e September had hij de Koning zijn ontslag gevraagd, hetgeen zijn oorzaak vond in de geheel andere zienswijze, die hij gekregen had, met andere woorden in de thans door hem voorgestane beginselen, die diametraal tegenover die des Konings stonden en die hij, zoals hij de Koning schreef, niet verbergen of verloochenen mocht. De Koning heeft dit ontslag echter niet gegeven, zodat Groen bleef wat hij was: Secretaris van het Kabinet.

In die hoedanigheid richtte hij zich de 28e Augustus 1831 tot de Koning in een persoonlijk schrijven en wel naar aanleiding van een reis, waarvan Groen vernomen had, dat de Koning van plan was deze op een Zondag aan te vangen. Die brief luidt als volgt:

„Men verneemt, dat Uwe Majesteit voornemens is wederom op een Zondag Uwe reis naar het leger te beginnen. Zou het niet wenselijk zijn, dat dit vertrek op de volgende dag werd bepaald, ten einde niet aan velen de gelegenheid te benemen om die dag op een Christelijke wijze te vieren, noch ook een voorbeeld te geven, hetwelk een zeer schadelijke invloed hebben moet? "

Uit deze korte brief blijkt overduidelijk, dat Groen toen reeds de dag des Heeren hogelijk waardeerde en er voor opkwam, dat aan degenen, die in 's Konings dienst waren en hem op zijn reis vergezellen moesten, van onnodig slafelijk werk op die dag vrijgesteld zouden worden, opdat zij hem op Christelijke wijze konden vieren, waarmede Groen ongetwijfeld bedoeld zal hebben, dat zij "tods dag zouden kunnen doorbrengen zoals dat naar den Woorde Gods behoort.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's