Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Onderwijs

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Recfe van Ds Zandi

Doordat de minister van Onderwijs, Mr. Cals, een tijdlang ziek geweest was, kwam, tegen de gewoonte der laatste jaren in, waarin de begroting van Onderwijs vóór het Kerstreces behandeld werd, de behandeling er van dit jaar pas in Februari aan de orde.

Zoals alle jaren, nam de behandeling er van ook dit jaar geruime tijd in beslag. Door verscheidene sprekers werden do inzichten en verlangens op het onderwijsgebied kenbaar gemaakt; van de zijde der S.G.P. werd dit gedaan door Ds. Zandt.

Wij achten een woord van toelichting niet nodig, daar de rede in een voor ieder verstaanbare vorm werd uitgesproken.

Ds. Zandt sprak dao als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Om verschillende redenen geven wij er thans de voorkeur aan om

ons inzicht en onze verlangens

op onderwijs gebied zo kort en zo beknopt mogelijk weer te geven, temeer, daar deze bekend zijn en door ons ook meermalen in deze Kamer kenbaar zijn gemaakt, zodat nodeloze herhaling hierdoor kan worden vermeden.

Voordat vvjj daartoe overgaan willen wij onze gelukwensen tot de geachte bewindsman richten in verband met het herstel van zijn gezondheid. Allereerst wensen wij dan in korte bewoordingen nogmaals te verklaren, dat wij tegen het op de revolutionnaire grondslag van het elck-wat-wils rustende onderwijssysteem onze bezwaren handhaven en hoewel wij in dezen geheel alleen staan en de tijdgeest zich daartegen verzet, blijven wij van mening, dat het onderwijs

naar de eisen van Gods Woord

ingericht behoort te zijn. De redenen, welke ons daartoe leiden, hebben wij meermalen uiteengezet en daarop behoeven wij thans niet nader in te gaan. Voorts wensen wij een lans te breken voor de gedachte, dat ons onderwijs in al zijn geledingen meer

op het leven en de practijk

zal moeten worden ingericht. Het is in zijn huidige vorm te intellectualistisch en te veel op de examens gericht. Daarbij moeten dan vaak allerlei feiten en zaken worden geleerd, welke er, om voor de examens te slagen, moeten worden ingepompt, maar die na het examen heel spoedig worden vergeten. Dit heeft mede het gevolg, dat bij velen een grote tegenzin tegen school en onderwijs ontstaat. Bovendien — zoals door oud-minister Meijnen op de Algemene Vergadering van het door het Centraal Sociaal Werkgeversverbond op 30 December 1954 te Scheveningen gehouden congres is opgemerkt — heeft het huidige onderwijssysteem nog tegen, dat ook mede door het huidige examensysteem

eenzijdig begaafden

gedwongen worden, hun tijd in hoofdzaak te besteden aan de vakken, die hen niet liggen en waarin zij ook niet geïnteresseerd zijn, waardoor zij aan de vakken, waarin zij goed zijn en waarvan zij wat zouden kunnen maken, weinig aandacht kunnen besteden. Eenparig was

dit congres

van gevoelen dat het onderwijs meer op de praktijk des levens gericht dient te zijn. Dit zal ook wel niet gaan zonder examens, maar het is wel zeker, dat er veel meer op gestaan moet worden om de leervakken en ook de examens meer op de praktijk van het leven te richten, waarbij vermeden moet worden, dat de leerlingen hun tijd en krachten geven om kennis te vergaderen in die zaken waaraan zij in de praktijk niets hebben doch welke zij voor het examen moeten weten willen zij niet zakken; daarin dient wijziging gebracht te worden.

Bovendien is het gewenst, dat meer aandacht en zorg bij het onderwijs besteed wordt ook

aan karaktervorming.

Daarop dient gelet te worden en er dient voor gezorgd te worden dat men van de mensen niet een soort van wandelende bibliotheken maakt. Dit is van groot belang ook voor het latere leven.

Het blijkt toch menigmaal dat de ver­ standelijke ontwikkeling bij velen wel op behoorhjk peil staat, maar dat

het karakter en de persoonlijkheid

al te zeer ontbreken, waardoor deze personen, als ze op latere leeftijd in de maatschappij moeten optreden, minder of in het geheel niet bruikbaar zijn. Eveneens dient meer aandacht te worden geschonken aan

de welsprekendheid,

welke in vroegere ondenvijssystemen terecht een grote plaats innam. Het komt toch bij het onderwijs maar al te vaak voor, dat overigens hoogst bekwame leraren niet de gave hebben hun leerstof op bevattelijke en duidelijke wijze aan de leerlingen uit te leggen, hetgeen zeer vaak veroorzaakt, dat er wanorde, soms grote wanorde in de klas ontstaat niet alleen, maar ook dat er onder de leerlingen een grote verveling gaat heersei). Dit werkt daarenboven sterk in de hand, dat na volbracht examen de leerlingen alle lust benomen is om verder ook nog maar enige belangstelling te hebben voor een dikwerf zeer belangrijk leervak. Wat

de spelling betreft,

welke voor ons volk van zeer groot belang is, zouden wij willen opmerken, dat het dringend nodig is, dat de bestaande onzekerheid op dit gebied tot een einde geraakt en dat er te dezer zake eindelijk eens de zo nodige rust komt, hetgeen toch wel zeer gewenst, ja noodzakelijk is. Wij hopen, dat de Minister daar in zal slagen, want er is op dit gebied toch wel een hele chaos, welke zo spoedig mogelijk dient te verdwijnen. Ten aanzien van het

zo schrijnend tekort aan onderwijzers,

lijkt het ons niet billijk de Minister als de enige zondebok de woestijn in te sturen. Het is ongetwijfeld zo, dat er in dezen veel te optimistisch geraamd is geworden en dat men het te verwachten tekort steeds veel

te laag geraamd

heeft, een verschijnsel, dat zich ook al voorgedaan heeft bij de ramingen van de belastingopbrengsten; ook deze opbrengsten zijn vaak veel en veel te laag geraamd. Dit heeft ten aanzien van de belastingen een betreurenswaardig gevolg gehad in zoverre, dat daardoor de

zo noodzakelijke belastingverlaging

geremd is. Ook ten aanzien van het onderwijs heeft de te lage raming zeer zeker schadelijk gewerkt. Het is toch uitermate ontstellend, dat er naar raming het volgend jaar een tekort van 2600 onderwijzers alleen bij het lager onderwijs zal zijn.

Het oorspronlcelijke plan van de Minister

om leerkrachten voor het lager onderwijs aan te trekken door kleuteronderwijzeressen als onderwijzeressen in de eerste klasse van de lagere school te laten fungeren, had stellig een goede zijde in zover daardoor het tekort aan leerkrachten allicht was verminderd, maar het had toch ook zijn bezwaren, zodat wij kunnen begrijpen, dat de Minister op zijn aanvankelijke plan Is teruggekomen. Wij betwijfelen echter of

het nu bij de Minister bestaande plan

om personen in het bezit van een diploma van middelbare schoolopleiding voor onderwijzer en onderwijzeres bij het lager onderwijs klaar te maken op enig wezenlijk succes zal uitlopen. Wel is het waar, dat volgens de Minister daarvoor zich reeds 1000 gegadigden hebben opgegeven, maar volgens hem kvmnen reeds 250 van dezen niet in aanmerking komen op grond van hun leeftijd, terwijl bovendien de Minister nog vreest, dat van degenen, die zich aangemeld hebben, een aantal om welke reden dan ook, zich zullen terugtrekken. Nochtans hebben wij op zich zelf tegen deze maatregel geen bezwaren, want alles dient geprobeerd te worden om het tekort aan onderwijzers zo spoedig mogelijk te doen verdwijnen.

Wij betreuren het

dan ook, dat de Minister in zijn jongste Nota aan de invoering van het adoptiesysteem de voorkeur heeft gegeven boven uitbreiding van het aantal kweekscholen; dit in het bijzonder met het oog op het protestants-christelijk onderwijs. In verband hiermede spreken wij nadrukkelijk de wens uit, dat de onderhandelingen, die thans worden gevoerd tussen het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en het bestuur van

de kweekschool te Gouda , De Driestar"

daartoe mogen leiden, dat deze school van rijkswege erkend zal worden. Dit is ook al bevorderlijk om het tekort aan onderwijzers te doen verminderen. Daartoe heeft deze school reeds het hare bijgedragen en ook in de toekomst zal zij het hare daartoe kunnen bijdragen. Ook

in de kringen toch,

waarin de leerkrachten, die aan die school hun opleiding genoten hebben, zeer gezocht zijn, bestaat een nijpend tekort aan onderwijzers. En deze kringen zijn waarlijk niet klein. Deze school draagt er inderdaad aanmerkelijk toe bij, dat het tekort aan onderwijzers verminderd wordt en heeft er uit dien hoofde stellig recht op, dat zij erkend zal worden. Waar de onderhandelingen nog niet beëindigd zijn, zullen wij het bij deze korte opmerking laten, doch niet dan na

nogmaals met nadruk

voorgestaan te hebben dat deze school zal worden erkend, waarop zij naar ons gevoelen terecht aanspraak maakt.

Verder zouden wij bij de Minister willen bepleiten, dat op alle gebied van het onderwijs

de protestants-christelijke scholen

niet bij het openbaar onderwijs ten achter gesteld worden. Waar deze achterstelling bestaat roepen wij de medewerking van de Minister in om deze op te heffen. Ook staan wij bij de Minister voor dat deze scholen, zowel de landbouwscholen als de nijverheidsscholen als ook de scholen op andere gebieden van rijkswege zullen worden gesubsidieerd.

Wij gaan er nu toe over, enkele opmerkingen te maken terzake het Hoger Onderwijs. In de allereerste plaats wensen wij bij de Minister te bepleiten, dat er

bij de benoeming van hoogleraren in de theologie

aan de Rijksuniversiteiten in dezen met het Gereformeerde volksdeel in de Hervormde Kerk rekening gehouden zal worden. In deze grote kring heerst sterke ontstemming en veel ontevredenheid over het feit, dat nu onlangs een vrijzinnige als hoogleraar benoemd is in de plaats van de om zijn leeftijd afgetreden professor van Gereformeerde gezindheid. Naar de vaste overtuiging van terzake tot oordelen bevoegde kringen was er een persoon van

Gereformeerde gezindheid uit de Hervormde Kerk,

die voor deze benoeming alleszins geschikt geacht werd. Het heeft in deze kringen dan ook grote teleurstelling, ja bittere ontstemming gewekt, dat nu een vrijzinnige benoemd werd. Wij doen dan ook eeii zeer ernstig beroep op de Regering om in het vervolg

met dit belangrijk deel uit de Hervormde Kerk

in dezen rekening te houden, waarvoor nog te meer reden bestaat als bedacht wordt dat naar mij meegedeeld is, volgens een gegronde schatting thans ongeveer 50% van de studenten, die aan de Rijksuniversiteiten in de theologie studeren, van Hervormd-gereformeerde gezindheid zijn. Wij bepleiten bij de Min.

om in het vervolg

hieiTnede terdege rekening te houden. Mijnheer de Voorzitter! Een ander onderwerp, dat ook op het Hoger onderwijs betrekking heeft, betreft de aangevraagde leerstoel in de

homoeopathie.

Het antwoord, dat de Minister inzake het instellen van een leerstoel voor de homoeopathie in de Memorie van Antwoord gegeven heeft, heeft ons en velen met ons in den lande teleurgesteld. De Minister heeft daarin medegedeeld, dat hij dienaangaande een diepgaand onderzoek heeft ingesteld bij de hierbij betrokken instanties, wier adviezen alle zonder meer afwijzend waren. Dit schijnt voor de Minister reden te zijn om op het gedane verzoek niet in te gaan.

De bedoelde instanties

zijn uit de aard der zaak wetenschappelijke instanties geweest. Deze hebben echter met hun advies de wetenschap allerminst gediend. Zij hebben maar al te zeer

de Russische methode

gevolgd, welke ook maar één wetenschap wil erkend hebben, namelijk de materialistische. In gelijke zin treedt in ons land ook de officiële, de medische wetenschap op. Het is bekend, dat deze ook alleen maar in ons land de allopathische geneeskunde wil erkend zien en uitgeoefend hebben en zich met hand en tand er tegen verzet, dat de geneeskunde, welke de homoeopathie en anti-vivisectie voorstaat, zelfs maar een kans krijgt om haar wetenschappelijkheid te bewijzen door middel van het instellen van een leerstoel aan één van onze Universiteiten. Deze methode van verzet kan moeilijk anders dan als

een soort tyranniek optreden

worden aangemerkt, waarbij dan hoogst bekwame dokters en artsen meermalen uif de hoogte

als kwakzalvers

worden neergezet. Deze mensen zijn dit echter allerminst. Zij hebben toch ook aan de Universiteit dezelfde studie doorgemaakt, dezelfde opleiding gehad als de geneesheren, die de homoeopathische geneeskunde beoefenen en daar ook hun graden van bekwaamheid verkregen. Bovendien blijkt het daaruit heel overtuigend, dat zij geen kwakzalvers zijn, daar zij vrijelijk en zonder met de rechter in aanraking te komen, hun homoeopathische geneeswijze mogen uit- oefenen, hetgeen reeds van Regeringswege

een erkenning

iahou< it, dat de homoeopatliische geneeskunde geen kwakzalverij is. De praktijk heeft vele dokters na volbrachte studie er ten volle van overtuigd, dat de homoeopathische geneeskunde boven de allopathische te verkiezen is, terwijl er ook onder hen zijn, die, wars van het kerven en snijden in de dieren, wars van het ontzaglijk getal weerloze dieren, welke daarbij tot slachtoffer worden gemaakt,

de vivisectie-vrije geneeskunde

beoefenen in de vaste overtuiging als zij verkeren, dat zij met hun geneeswijze zowel mens als dier ten zeerste dienen. Zijn al deze gestudeerd hebbende personen — en dit vraag ik de Minister met nadruk — zulke slechte dokters? De practijk wijst het wel heel anders uit. De homoeopathische artsen hebben veelal een zeer drukke praktijk. Er zijn er onder hen niet weinigen, die als geneesheer beslist een

vermaarde naam

hebben, die niet alleen geraadpleegd worden door patiënten uit eigen woonstede, maar zelfs door personen, die van heinde en ver tot hen komen ter genezing van hun kwalen. Daarenboven zijn er ook niet weinigen, die bij behandeling van hun kwaal door deze geneeskundigen

baat en genezing gevonden hebben.

Heel de afvwjzende houding, welke tegen de instelling van een leerstoel voor de homoeopathie wordt aangenomen, kunnen wij dan ook niet anders

dan Holland op zijn smalst noemen.

Wij onthouden ons er van om in dezen een beslist oordeel uit te spreken over de verdiensten van de allopathische of de homoeopathische geneeswijze, al willen wij allerminst verzwijgen, dat het ons uitermate sympathiek is, dat zich onder de homoeopathische geneesheren

tegenstanders van de inenting

bevinden en dat dit ook het geval is bij de dokters, die de natuurgeneeswijze beoefenen. Deze laatsten zijn zelfs allen besliste tegenstanders van de inenting. Wat ons wel inzonderheid bewogen heeft en nog beweegt nogmaals met alle aandrang bij de Minister te pleiten voor de oprichting van een leerstoel, is, dat de homoeopathen

een grievend onrecht

wordt aangedaan. Het wemelt aan onze Universiteiten bij wijze van spreken van leerstoelen; leerstoelen voor dit en leerstoelen voor dat zijn er wel toegestaan, maar wordt een leerstoel voor de homoeopathie gevraagd, dan is uit het antwoord van de Minister af te leiden, dat heel de officiële medische wetenschap daartegen in het geweer komt, hetgeen nog te grievender is, waar de

Pieter-Pijl-stichting,

wat waarlijk geen kleinigheid is, op zich heeft genomen de onkosten, welke aan de leerstoel verbonden zijn, zelf te dragen. Daaruit spreekt grote offervaardig-heid en een oprechte liefde, maar ook, dat de aanvragers ten volle er van overtuigd zijn, dat zij zullen kunnen bewijzen, dat de homoeopathische geneeskunde op

wetenschappelijke gronden

berust en met de allopathie kan wedijveren. Trouwens, de bewijzen daarvoor zijn reeds aanwezig.

In onderscheidene landen

is het wetenschappelijke karakter van de homoeopathische geneeskunde erkend, in Amerika bijvoorbeeld, waar op onderscheidene Universiteiten deze wordt gedoceerd, evenals in andere landen. En dit niet alleen; men treft daar tevens vele dokters en artsen aan, die de homoeopathische geneeskunde beoefenen, alsook homoeopathische ziekenhuizen, in Amerika zelfs een heel groot ziekenhuis, terwijl er in Nederland reeds 40 jaar één bestaat. Bovendien werd er in de

Nieuwe Rotterdamse courant

van 1§ Juni 1950 melding van gemaakt, dat niet minder dan

700 Nederlandse allopatihische artsen

ook min of meer gebruik maken van homoeopathische middelen. Verder hebben aan de Leidse Universiteit

twee promoties

plaats gevonden, waarbij de homoepathie werd verdedigd, de eerste was van een Engelsman, de tweede van de be­ kende Amsterdamse arts dr. Oosterhuis. Mijnheer de Voorzitter! De Minster gaat onzes inziens te veel op deze adviezen — waarvan wij vragen,

dat zij openbaar zullen worden gemaakt

— af. Het wil ons voorkomen, dat het volkomen verantwoord zou zijn, wanneer er een homoepathische leerstoel werd ingesteld, doch zelfs is geweigerd de bestaande jaarlijkse cursus in de homoeopatische geneeskunst in universitair verband te doen plaats hebben.

De Regering mene intussen niet, dat zij met deze haar weigerende houding van deze kwestie af is.

De aandrang

om de instelling van een homoeopathische leerstoel te verkrijgen wordt steeds sterker.

Zij wordt gesteund door allerlei sympathiebetuigingen in steeds breder wordende kringen, gelijk ook in deze Kamer gebleken is. Het Iaat zich aanzien, dat de voorstanders van de homoeopathie en van de natuurgeneeskunde steeds sterker op instelling van een homoeopathische leerstoel zullen aandringen. Wat

de kring van de Pieter Pijl-stichting

betreft, zij zal, overtuigd van haar goede recht en van de wenseUjkheid van de oprichting van een homoeopathische leerstoel, alles in het werk stellen en blijven stellen om de niet alleen door deze kring, maar ook door zovele anderen begeerde leerstoel te verkrijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Onderwijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's