Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlands OVERZICHT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is door Ezechiël gesproken over de valse profeten, als over degenen, die spraken van vrede, vrede en geen gevaar, en daarmede het volk valselijk gerust stelden. Zo zijn bij het volk van Israël destijds, naar het woord van Ezechiël, kussens voor de okselen der armen genaaid en is het naar de bloemhoven gedreven. Doch de Heere heeft van de profetieën der valse profeten gesproken, dat daarmede een bedriegelijk gezicht des vredes voor ogen gespiegeld werd, dewijl er geen vrede was. Het bedroevende hierbij was, dat de valse profetieën gretig gehoor bij het overgrote deel van dat volk vonden, en dat Ezechiël, en met hem de ware profeten, door dat deel als zwartgalligen werden aangemerkt, die alles van de donkere kant zagen en beschouwden, ja bepaaldelijk door dat deel veracht en gehaat werden. Dit deel was gesteld op de sirenenzang der valse profeten, waarvan de uitkomst keer op keer aantoonde, dat het daarmede bedrogen werd. Doch het was voor het heden met die zang gerustgesteld en vond daarin een reden om naar de uitspraak des harten te blijven leven.

Dit wil toch een iegelijk mens van nature. Hij is daarop zo gesteld, dat hij alle weimenende waarschuwingen beslist afwijst en ze als een pessimistisch oordeel van de hand wijst, ja zelfs bespot en belacht, waarbij hij dan degenen, die hem getrouwelijk waarschuwen, betrekt en als zwartgalligen en pessimisten veroordeelt, bespot en belacht.

Dit keert in de historie der volkeren gedurig terug. Hoe worden toch degenen, die naar de eis van Gods Woord spreken, voortdurend bespot en belachen, ja, door de grote massa verafschuwd! De sirenenzang van vrede, vrede en geen gevaar, is toch bij de mensheid zo geliefd. Zij klinkt haar als muziek in de oren. En toch is daar geen vrede te verwachten, waar men zich van Gods getuigenis afkeert. De lotgevallen van elke eeuw wijzen het uit. Ook die van onze eeuw. Hoe is daarin de mensen al niet voorgespiegeld, dat hun bij toeneming van beschaving en verlichting een eeuwige wereldvrede te wachten stond, hoe ze daardoor begoocheld werden, zelfs zó, dat men omtrent strikjes in de knoopsgaten heeft gedragen, die er op wezen, dat degenen, die ze droegen, in de vaste overtuiging leefden, dat er nooit meer oorlog zou uitbreken.

De tweede wereldoorlog heeft hen in hun goedgelovigheid en valse rust wel bitter bespot. En wat er bij het aftreden van Malenkof heeft plaats gevonden, doet dit al evenzeer. Bij alle onzekerheid over deze gebeurtenis, welke zo verschillend wordt beoordeeld — ook in deze geldt het: zoveel hoofden, zoveel zinnen — is één ding zeker, namelijk, dat heel de economie in Rusland opnieuw gericht zal worden op de aanmaak van oorlogstuig. De zware industrie zal, om dit te bevorderen, weer op volle toeren gaan draaien. Nu is dit feit later in een onderhoud met Amerikaanse journalisten door Russische regeringspersonen wel voorgesteld als iets, dat geen bijzondere verontrusting behoeft te baren. Ook in dat onderhoud werd bovendien nog verklaard, dat de huidige Russische regering de vrede en niets dan de vrede wil, en dat zij er op uit is om een goede verstandhouding onder de volken tot stand te brengen. Doch men zal er wel aan doen om aan deze verklaring geen al te grote waarde te hechten. Te meer niet, waar de woorden zó zeer in strijd met de daden zijn. Het is daarenboven meermalen gebleken, dat in de kringen der diplomaten en der regeringen fraaie woorden moeten dienen om daarmede afschuwelijke daden te bedekken, alsook, dat woorden maar woorden zijn, waarop niet de minste staat valt te maken. Feit is, dat de Sovjet-Unie zich thans gaat toeleggen op een zo groot en krachtig mogelijke bewapening. Dit heeft op zichzelf al heel wat te zeggen. Het zegt ons, dat dit zo grote land er een kolossale strijdmacht op na zal gaan houden, welke op zichzelf reeds een geduchte mihtaire macht vormt.

Hierbij komt nog, dat de Russische regering er stellig aan mede zal werken, dat ook het rode China terdege bewapend wordt. Het heeft er toch alles van weg, dat door deze regering de vriendschapsbetrekkingen met het communistische China steeds nauwer worden aangehaald. Welk een geduchte militaire kracht kunnen de Sovjet-Unie en het rode China tezamen verenigd ontwikkelen! Het is waar, dat deze zo geweldige militaire kracht tot op de dag van heden niet tot een gezamenlijk optreden is overgegaan, zelfs niet waar er bij zo velen de vrees bestond, dat die zou geschieden toen de Amerikaanse zevende vloot ingezet werd om de nationalistische strijdkrachten van een eiland naar Formosa over te brengen. Het is hierbij gebleven bij dreigementen, welke de rode Chinese regering aan het adres van Amerika heeft gericht. Inderdaad heeft zij geen vin verroerd om dit te beletten; allicht is zij van enig militair optreden afgehouden uit respect voor de Amerikaanse vloot.

Met dat al is daarmede de oorlogstoestand rondom Formosa niet beëindigd en de vrede in dit gebied nog allerminst verzekerd. Daarop wijst wel het jongste gevecht, dat er heeft plaats gevonden. Met een zekere ophef maakt een mededeling van de nationalistische Chinese regering op Formosa 'daar melding van. Daarin wordt omtrent dit gevecht gezegd, dat tijdens het grootste zeegevecht in de Chinese burgeroorlog een strijd tussen torpedobootjagers van het nationahstische China en landingsschepen van de communisten' heeft plaats gevonden, waarbij 21 communistische schepen, elk met 200 man aan boord, tot zinken zijn gebracht, zonder dat de nationalistische strijdkrachten daarbij enig verlies ledsn. Tevens is er ook nog van Chinese nationalistische zijde — zo meldt een bericht uit Formosa — een aanval gedaan op het eiland Tatsjen, waarbij acht kazernes en een groot aantal tenten zouden zijn verwoest en zware verhezen aan de bezetting van het eiland zouden zijn toegebracht.-

Dit geeft ons er genoegzaam getuigenis van, dat het oorlogsgevaar, al is er dan op het ogenblik nog niet tot het voeren van een grote algemene oorlog overgegaan, volstrekt niet van de lucht is. Veel wijst er op, dat de communistische regeringen, althans voorlopig, veel liever dan tot het voeren van een oorlog over te gaan, met de geallieerde Westerse mogendheden aan een conferentietafel ter bespreking van de bestaande geschillen wensen plaats te nemen. Dit behoeft ook niet te verwonderen. Bij de tot dusver gehouden conferenties hebben zij gedurig zijde gesponnen. Waarom zouden zij tot wapengeweld overgaan, als zij met praten en besprekingen hun doeleinden kunnen bereiksn? Bij het voeren van een oorlog belopfen zij nog immer de-kans die te verliezen, en bovendien kost een oorlog heel wat meer aan goed en bloed dan een bespreking.

De Russische regering heeft dan ook bij herhaling voorgesteld, dat er weder een conferentie gehouden zal worden. In Amerika gevoelt men daar echter niet voor, terwijl men in Engeland en Frankrijk daar niet zo afwijzend tegenover staat. Merkwaardig is het in deze, dat de Westduitse bondskanselier dr. Adenauer, die tot dusver nimmer enig goed woord voor de Russische regeerders over gehad heeft, dezer dagen tegenover persvertegenwoordigers verklaarde, dat hij persoonlijk bereid was deel te nemen aan 'n vijfmogendheden-conferentie. Hij gaf daarover een nadere verklaring, zeggende, dat hij voorstander was van een te houden conferentie, waarop de ministers van buitenlandse zaken van Amerika, Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland en de souvereine Westduitse bondsrepubliek vertegenwoordigd zouden zijn. Hij zeide zelfs bereid te zijn een dergelijke conferentie voor te stellen, nadat de Londens-Parijse accoorden in alle betrokken landen waren goedgekeurd, doch voordat reeds de Westduitse bondsdag, die, zoals men algemeen aanneemt, de Londens-Parijse accoorden zal aanvaarden, door het aannemen van de defensiewettsn tot de opstelling van een Duits leger zou besluiten.

Dat de huidige Russische regering, evenals de haar voorafgaande, haar zinnen gezet heeft op de bijeenroeping van een conferentie, blijkt wel daaruit, dat zij in een uitvoerige door de radio-Moskou omgeroepen verklaring er bij de Organisatie der Verenigde Naties op aangedrongen heeft, dit jaar een wereldconferentie, tot welker bijwoning alle volken uitgenodigd zullen worden, te beleggen inzake de vermindering van de bewapening en de uitbanning van de atoom-en waterstofbomwapens. In deze verklaring wordt, kort samengevat, bepleit, dat alle voorraden van de atoom-en waterstofbommen vernietigd zullen worden, en dat gebruik van kernenergie alleen voor vredesdoeleinden zal worden toegestaan, en dat niet toegestaan mag worden, dat het bewapeningspeil van de leden van de Organisatie der Verenigde Naties boven dat van I JamJBri 1955 verhoogd wordt. In haar verklaring heeft de Russische regering het hierbij echter niet gelaten. Zij herhaalt daarin haar vroeger reeds geuite klacht, dat er geen van de Aziatische landen vertegenwoordigd is in de ontwapenings-subcommissie, en beschuldigt Amerika, Engeland en Frankrijk er van, dat de aanneming van de Londens-Parijse accoorden onvermijdelijk zal leiden tot een versnelling van de bewapeningswedloop.

In de kringen van de Verenigde Naties te New-York beschouwt men deze jongste Russische verklaring over de ontwapening als een stap terug ten opzichte van de houding van de Sovjet-Unie, zoals die tot uiting is gekomen op de afgelopen zitting van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties.

Alles bijeen genomen, is het dan ook zeer begrijpelijk, dat men van Westelijke geallieerde zijde alles in het werk stelt en poogt om de positie dezer alliantie te versterken. En met deze pogingen zija inderdaad vorderingen gemaakt. In sommige Aziatische randgebieden is het gelukt de positie der Westelijke geallieerden aanmerkelijk te versterken. Pakistan aanvaardde Amerikaanse militaire hulp en trad bovendien in een soort van bondgenootschap met Turkije, dat lid van het Noord-Atlantische pact is. Irak heeft zich ten gunste van de alliantie losgemaakt van de Arabische Liga. Perziö houdt zich, sedert Mossadeq als regeringspersoon van het toneel verdween, ver van de communisten, die in Perzië tijdens de regering van Mossadeq heel wat in de melk te brokkelen hadden, maar wiens kans, om de teugels der regering daar in handen te krijgen, thans wel verkeken is.

Te Bangkok kwam Zaterdag jongstleden het Zuid-Oost-Aziatische pact tot stand. Al moet daarbij erkend worden, dat bij dit pact ibetrekkelijk slechts weinig Zuid-Oost-Aziatische volken zijn aangesloten; slechts enkele hunner zijn daarin verenigd. India, Ceylon, Burma en Indonesië zijn er niet tot toegetreden. Wel zijn daarbij ook de Amerikanen, Engelsen, Fransen, Australiërs, Nieuw-Zeelanders, de Philippino's en de Siamezen betrokken. Hierbij is het wel frappant, dat men tot de Nederlandse regering geen uitnodiging tot deelneming in dit verbond heeft gezonden. Nederland toch heeft in de verhoudingen, welke er in dat deel der wereld bestaan, ook belang. Daarin is het Nederlands Nieuw-Guinea gelegen. Nederland schijnt in het oog van de machtigen der aarde in het geheel niet meer mede te tellen. Ook is het mogelijk, dat dezen Nederland niet verzocht hebben om tot het Zuid-Oost-Aziatische verbond toe te treden, om Indonesië er gunstig voor te stemmen, wat dan op een misrekening is uitgelopen.

Tot slot nog het volgende.

Veertien dagen na het aftreden van het kabinet Mendès-France, en nadat drie formateurs, Pinay, Pflimin en Pineau, geprobeerd hebben een ministerie te vormen, heeft Frankrijk nog steeds geen nieuw ministerie. De twee eerstgenoemde formateurs hadden hun pogingen al opgegeven voordat zij een ministerie gevormd hadden. De laatste is op dat punt nog een stap verder gekomen. Hij heeft een kabinet samengesteld, waarmede hij voor de Nationale Vergadering verschenen is. Doch daarmede is echter de ministeriële crisis niet opgelost geworden, want met 312 tegen 268 stemmen heeft de Nationale Vergadering het gevormde kabinet het vertrouwen geweigerd. Een vierde kabinetsformateur kan nu zijn kansen beproeven. Wie deze zal zijn, daarover is men het thans nog niet eens, ook niet daarover of deze al dan niet zal slagen. Daarom zullen wij het bij deze mededeling en beschouwing thans hebben te laten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's

Buitenlands OVERZICHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 februari 1955

De Banier | 8 Pagina's