Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jang

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jang

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIX.

\S> roen's werkzaamheden in 's kojiings dienst. Zijn standpunt ten aanzien van Rome.

In het voorafgaande hebben wij er melding van gemaakt, dat mr. Groen van Prinsterer op jeugdige leeftijd onderscheidene functies bekleed heeft, die hem voortdurend met de koning in aanraking brachten. Zo werd hij bij Koninklijk Besluit van 30 September 1827, dus op 26-jarige leeftijd, met ingang van 1 November daaraanvolgend benoemd tot Referendaris bij 's Konings Kabinet. In deze functie bestond zijn taak voornamelijk in het voorbereiden der stukken ter inzage van de koning. Daartoe moest hij uittreksels maken, welke Zijne Majesteit in staat stelden in een oogopslag de voorname inhoud, de hoofdgedachten, de strekking en slotsom van de meningmaal uitvoerige rapporten der ministriële departementen te overzien. Ook leerde de koning daardoor veel omtrent zaken en personen kennen dat voor het algemeen verborgen bleef.

Het is te begrijpen, dat Groen door dit werk zeer bezet was. Toch liet hij niet na ons er tussen door de werken van de Zwitserse geleerde Von Haller en van de Engelse schrijvers Pitt en Burke te bestuderen, hetgeen hem de ogen opende voor het revolutionnaire karakter van het door hem tot dan toe voorgestane liberalisme. Ook bracht zijn functie mede, dat hij geregeld talrijke dagbladen, zowel Nederlandse als Franse, Duitse en Engelse moest lezen, waarbij het tot zijn taak behoorde die artikelen en berichten aan te strepen, die voor de koning van belang konden zijn. Hierdoor kreeg Groen een goed inzicht in de verschillende politieke stromingen en inzichten in binnen-en buitenland, hetgeen voor wat Nederland betreft, versterkt werd doordat hem ook opgedragen was de beraadslagingen in de Twee-de Kamer geregeld bij te wonen, zodat hij ook de heftige debatten van de zijde der Belgische oppositie van nabij heeft meegemaakt. Na de vergadering moest hij dan de koning over het verloop en de afloop der discussies mededeling doen.

In April 1929 maakte Groen promotie, want toen werd hij secretaris van het Kabinet des konings, wat hem in nog nauwer contact met de koning bracht. Telkens bracht hij de gereed gemaakte stukken en menigmaal gebeurde het, dat de koning tijdens en na het tekenen, aanmerkingen maakte over de binnenen buitenlandse gebeurtenissen. Bij de gesprekken schroomde Groen niet zijn standpunt kenbaar te maken. Hij wees de koning op de revolutionnaire strekking van de beginselen der oppositie en op de noodzakelijkheid om ze te bestrijden. De boodschap des konings van 11 December 1829, vertoonde dan ook duidelijk de invloed, die Groen op de koning had uitgeoefend. Wij behoeven hierop niet verder in te gaan, daar wij in het voorafgaande bij deze boodschap reeds hebben stilgestaan, evenals wij er al op gewezen hebben, dat in die tijd Groen zijn Nederlandse gedachten begon uit te geven, een werk, dat hij slechts enkele jaren heeft voortgezet, want 16 Mei 1832 verscheen het laatste nummer.

Behalve over de Belgische kwestie, heeft Groen in genoemd werk over tal van andere onderwerpen geschreven. Onder meer ook over het grote onderscheid tussen de Reformatie en rome, alsmede over de grote tegenstelling tussen de Reformatie en het revolutionnair ongeloof.

Wat 't eerste aangaat is er over Groen's verhouding tot rome heel wat te zeggen. Het is dan ook ons voornemen daarop te gelegener tijd bij leven en welzijn dieper in te gaan. 'Thans wensen wij ons slechts te bepalen bij hetgeen Groen in 1831, toen hij dus nog pas 30 jaar oud en eerst sedert kort met de diepe betekenis der Reformatie bekend geworden was, daarover schreef. Over een stoelen op dezelfde wortel des geloofs met rome vindt men bij hem niets noch in de „Nederlandse Gedachten" van 1831 noch in Groen's latere geschriften. Evenmin vindt men bij hem iets van het beginsel, dat de overheid aan Gods Woord gebonden is slechts in zover zij dit belijdt in de conscientie. Neen, onvoorwaardelijke onderwerping aan Gods Woord, gehjk het in de Heilige Schriften is vervat en aan dat Woord alleen, dat was het beginsel, dat Groen in 1831 en nadien tot aan zijn dood heeft voorgestaan. Het eerste namelijk onvooi-waardelijke onderwerping aan Gods Woord, zo schreef Groen in de „Nederlandse Gedachten" van 26 Aprü 1831, scheidt ons van de onchristenen, het laatste van de rooms-katholieken af. Groen wilde daarmede dus zeggen, dat rome naast de Heilige Schrift zich ook nog aan iets anders onderwerpt dan alleen aan de Heilige Schrift namelijk aan de overlevering. Wij zouden ons ten deze scherper willen uitdrukken. Van rome toch — hoewel zij de Heilige Schrift niet verwerpt — kan toch allerminst gezegd worden dat zij zich er onvoorwaardelijk aan onderwerpt. Groen heeft dan ook klaarbhjkelijk meer het oog gehad op bepaalde punten, die rome nog van het ongeloof scheiden zoals het geloof in het bestaan Gods, de Drieëenheid Gods, de Godheid van Christus en enkele andere geloofsstukken, die door het ongeloof verworpen en bestreden worden. Dit deed Groen in het bedoelde artikel schrijven: „Wij volgen met vele katholieken dezelfde banier, zodra het Christendom aangetast wordt". Overigens echter erkende Groen tenvoUe de diepe kloof tussen de Reformatie en rome. Om Groen op dit punt voor de lezer te doen spreken, laten wij hier woordelijk volgen, wat Groen over de scheiding tussen de Reformatie en rome in zijn Nederlandse Gedachten opmerkte. Hij schreef hierover als volgt: „Overigens kan tussen het kotholicisme en de leer wier belijders wij zijn, geen toenadering, veel min vereniging zijn. Het verschil geldt niet misbruiken, die men afschaffen, stellingen van ondergeschikt belang, die men naar de achtergrond overbrengen kan. Dat de mens geheel bedorven is en onbekwaam tot enig goed; dat hij alleen door vrije genade in Christus werdergeboren wordt; dat goede werken geen voorwaarde en koopprijs van eeuwig geluk, maar gevolg en vrucht van geloof en dankbaarheid zijn; dat geen menselijk gezag boven of nevens Gods Woord mag worden gesteld: zijn waarheden door de loomskatholieke kerk ontkend en van welke de Hervormde geen haarbreed afwijken mag. Gelooft men, dat dit te veel gezegd is, dan besohuldige men onze vaderen van overdrijving en dweperij, omdat zij voor de vrije belijdenis daarvan geen ramp of dood hebben ontzien". "Tot zover Groen's standpimt ten aan­

zien van rome waaruit wel duidelijk blijkt, dat Groen zelf toch ook van oordeel was, dat rome zich niet onvoorwaardelijk aan Gods Woord onderwerpt, waar hij rome o.m. verwijt dat zij menselijk gezag boven of naast Gods Woord stelt.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1955

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jang

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 maart 1955

De Banier | 8 Pagina's