Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

HAAR PROGRAM (No. 122)

Artikel 10

Vrijheid is de godin Diana van onze tijd. Welk een vaak bittere tegenstand ontmoet men indien men ook maar de geringste bedenking tegen haar durft in te brengen! Velen lopsn dan te hoop om tegen degene, die zulks doet, een soort van oproer te verwekken, gelijk geschiedde toen Paulus zijn stem tegen Diana, de godin der Efeziërs, verhief.

En toch is er met gegronde reden veel tegen haar in te brengen. Hoe menigwerf toch is de zo hoog op het schild verheven vrijheid in wezen niets anders dan losbandigheid, een dekmantel, waarmede men allerlei goddeloze praktijken bedekt en ze een wettig burgerrecht toekent. Hoe gedurig wordt de vrijheid er al dienstig gemaakt, niet om zich tegen de zonde te keren, maar als een dekmantel om de zonde er mede te bedekken. en als een middel om de zonde er mede te rechtvaardigen en ze oogluikend, zonder berisping of bestraffing, goed te praten!

Dit is ook al het geval met ds zogenaamde Christelijke vrijheid. Vele belijders zijn daar zó verzot op, dat zij u al met een boos oog aanzien als gij ook nog maar een waarschuwend woord spreekt om daar geen zondig misbruik van te maken. En dit wordt toch menigwerf maar al te zeer gedaan. Heel wat belijders zien wij onder de dekmantel van de Christelijke vrijheid zó zeer met de wereld en allerlei zondige wereldse praktijken heulen, dat daarbij helder aan de dag treedt, dat een nauwgezet godzalig leven hun een last, en het dienen van twee heren. God en de wereld, hun eigenlijke lust is, ja, dat zij er naar staan om met zo veel mogelijk van de wereld en zo min mogelijk van God toch nog zalig te worden.

Indien zulks voor God kon beslaan, dan zou de apostel Johannes niet geschreven hebben: Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in deze wereld is; en de apostel Paulus niet: Onthoudt u van alle schijn des kwaads; en de apostel Judas niet: En haat ook de lok, die van het vlees bevlekt is.

Het theologisch stelsel, dat de even te voren genoemde belijders er op na houden, heeft ten gevolge, dat onder het voorwendsel van de Christelijke vrijheid het grofste kwaad kan worden bedreven. Gewis, de woorden „vrijheid" en „Christelijke vrijheid" zijn al wat misbruikt! Zij hebben al vaak gediend als verf, om wat slecht was goed te kleuren, en wat hatelijk en voor God verfoeilijk was een - schoon en Gode welgevallig aanzien te geven; gelijk allerlei slechte waar een bekoorlijk aanzien kan worden gegeven, en, door het fraaie aanzien verlokt, als goede waar door de verkopers aangeprezen, menige koper een slechte koop heeft gedaan.

En de door ons aangevoerde bezwaren tegen het begrip van „vrijheid" en tegen het dwepen met de vrijheid, zoals dit thans aan de orde van de dag is, zijn niet de enige bezwaren, welke wij daar tegen hebben.

Wat kan men toch heden ten dage zien? Dit, dat degenen, die de loftrompet zo luid over het hoge en heerlijke goed van de vrijheid steken, daarmede niet anders beogen dan een door henzelf begeerde vrijheid. Strookt de één of andere zaak echter niet met hun zienswijze en begeerten, dan hebben zij maling aan de vrijheid en kunt gij hen zien optreden als geweldenaren, die anderen van hun vrijheid beroven en met allerlei dwangmaatregelen onderdrukken.

Zo is het ten aanzien van de dwangverzekeringswetgeving; zo ook ten opzichte van de regeringsmaatregelen, welke thans betreffende het vee worden genomen, waarbij zelfs de vrijheid der oonsciëntie niet eens meer wordt ontzien, maar met een soort van ijzeren staatsdwang gewetensbezwaarde veehouders en boeren het mes op de keel wordt gezet. Hierbij zien wij dan de vrijheid, met instemming en goedkeuring van alle politieke partijen behalve met die van de S.G.P., op het schavot gebracht en onthalsd.

Dit leert ons, dat men wel met grote ophef van woorden voor de vrijheid kan opkomen, maar dat dit niet dan bedriegelijke schijn is, daar men slechts die vrijheid voorstaat, welke men voor zichzelf verkiest, en de vrijheid van anderen met voeten treedt, alsook dat men met de Christelijke vrijheid in de mond zich als een dienstknecht der zonde kan gedragen.

Met welk een ophef wordt het huidige Dnderwijs-systeem als dat der vrijheid verheerlijkt, ja menigwerf ons volk als een hoog ideaal aangeprezen. Men acht het een uitnemend, grotelijks te waarderen voorrecht, dat de ouders er vrijelijk over kunnen beschikken om hun kinderen naar die school te zenden, welke eij voor hen verkiezen.

In „Ons Program" lezen wij dienaangaande op bladzijde 480:

„Ligt het nu in de aard der zaak en is het een uitvloeisel van het natuurrecht, dat dit (onderwijs en opvoeding) bij elk kind, behoudens godsvrucht en goede zeden, in de geest van zijn vader geschiede, dan volgt ook hieruit, dat de vader de enige wettige en van nature geroepene en vooral ten deze bekwame persoon is, om over de keuze van een school voor zijn kind te beslissen.

Hieraan moet dan ook vastgehouden. Dat is bij heel de schoolkwestie het primum verum. Indien er op het schoolterrein één axioma geldt, dan is het dit".

Al klinkt dit Anti-Revolutionnaire getuigenis velen, wonderschoon in de oren en wordt het door duizenden gedeeld, toch kmmen wij daar niet mede instemmen. Niet omdat wij het ouderlijk gezag willen ondermijnen of zo maar aan anderen (vreemden) wensen overgedragen te zien, doch omdat niet het natuurrecht, maar het recht Gods in deze het albeshssende gezag toekomt. Het recht Gods mag in deze volstrekt niet over het hoofd gezien worden. Dit eist, dat elk mens, elk ouderpaar en ook elk kind, oud en jong, hoog en laag geplaatsten, overheid en onderdaan, zich naar Zijn Woord en wet met een volkomen hart zullen richten. De Heere kan dit toch eisen, waar Hij de mens goed en naar Zijn beeld geschapen heeft, en bovendien aller Schepper, Wetgever en Weldoener is. Daarenboven is Hij het zo waard, dewijl Hij de Bron is van al wat goed en heüig is, dat Hij gediend, gevreesd en geëerd wordt.

Het loopt dan ook lijnrecht in tegen Gods recht op een iegelijk mens en kind, wanneer men ouders of een vader de vrijheid als een eerste vereiste op het schoolterrein wil toegekend zien, om over de keuze van een school voor hun kind te beslissen.

Gelijk het ook al evenzeer vierkant tegen Gods geopenbaard Woord indruist, dat telkens de ouders gebiedt om hun kinderen naar Zijn wet en Woord op te voeden, te onderwijzen en te laten onderwijzen, als men de ouders de vrijheid wil toekennen om zulks naar eigen keuze en believen al dan niet te doen.

Men kan hierbij ook wel weer een beroep op de Christelijke vrijheid willen doen om daarmede de door ons veroordeelde vrijheid goed te praten en te rechtvaardigen, maar wat zou men er wel van zeggen, als wij met een beroep daarop het goed, althans geoorloofd wilden heten, dat tal van Israëlieten krachtens het natuurrecht hun kinderen aan de Moloch opofferden? Men zou zoiets terecht als een stuk van infame godloosheid veroordelen.

Nu mag men wel te berde willen brei^igen, dat er toch wel onderscheid bestarf-• tussen een vader, die zijn kind aan de Moloch opoffert, en die het van alle onderwijs in Gods Woord en wet onthoudt, maar in die diepste zin, in geestelijke strekking, komt het toch op hetzelfde neer. In des Heeren Woord wordt de vraag gesteld: „Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden? " En het antwoord luidt: „Als hij het houdt naar Uw Woord". En op een andere plaats staat daarin geschreven: „De wet des Heeren is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des Heeren is gewis, de slechten wijsheid gevende; de bevelen des Heeren zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des Heeren is zuiver, verlichtende de ogen". Terwijl de Heere Jezus gebood: „Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen". En de Heilige Geest getuigt bij monde van de apostel Petrus: „En wij hebben het profetisch woord, dat zeer vast is; en gij doet wel, dat gij daarop acht hebt, als op een licht, schijnende in een duistere plaats, totdat de dag aanlichte, en de morgenster opga in uw harten".

De vrijheid der ouders inzake de opvoeding en het onderwijs valt niet te verdedigen met een beroep op het natuurrecht of op de Christelijke vrijheid. Gods Woord kent toch op dit stuk geen enkele ouder enige vrijheid toe. Het beveelt en verplicht hem zijn kinderen op te voeden en te laten onderwijzen in en naar het geopenbaarde Woord des Heeren, zoals uit de aangehaalde teksten, welke met vele te vermeerderen zouden zijn, duidelijk blijkt. En gehoorzaamt een vader niet aan dat gebod, laat hij zijn kind in onkunde en onwetendheid met Gods Woord opgroeien, wat doet hij dan metterdaad anders dan voor zijn kind de duisternis verkiezen boven het licht, de dood bo­ ven het leven? Hoe geeft hij het alsdan gewühg aan de machten van dood en duivel over, hoe offert hij zijn kind dan in de geesteHjke zin des woords aan de Moloch op, wat God de Heere hem ten scherpste verbiedt.

Wij gevoelen ons daarom ten duurste verphcht om een scherp protest aan te tekenen tegen het neo-gereformeerde gevoelen, als zou een ieder de vrijheid hebben om zijn kind naar eigen keuze en inzicht op te voeden en te laten onderwijzen. Dit gevoelen is in flagrante strijd met Gods Woord, en ook al met het gevoelen en de praktijk van onze gereformeerde voorouders op het terrein van het onderwijs. Hun onderwijssysteem was daarop geheel ingericht, dat, voor zo ver het in het menselijk vermogen ligt, de jeugd opgevoed zou worden in de vreze des Heeren; een systeem, dat naar de eis van Gods Woord is; wat het huidige, thans geldende systeem, dat het revolutionnaire beginsel van „elck wat wils" huldigt, allerminst is.

Dit systeem staat bovendien nog op een uiterst wankele voet. Komt Rome in ons land aan de macht, dan is daarin stellig , een aanmerkelijke wijziging te wachten; komen de communisten aan het bewind, dan geschiedt zulks eveneens. In Rusland toch wordt het niet eens geduld, dat de Russische kerk de jeugd in haar leer onderwijst, terwijl betrouwbare berichten er melding van maken, dat ouders, die hun kind lieten dopen, deswege op allerlei wijze bemoeilijkt en kwalijk bejegend zijn geworden.

Doch dit verder buiten beschouwing latende, stellen wij thans met nadruk vast, dat elke vader en alle ouders naar de eis van Gods Woord niet de vrijheid hebben om hun kinderen naar eigen welgevallen te laten opgroeien en te laten onderwijzen, doch dat op hen van Godswege de dure verplichting rust dit naar Gods gebod te doen, om het even of zij zich daartoe vrijwillig door de doopbelofte verbonden hebben, wat hen nog meer verplicht zulks te doen, of dat zij zulks niet gedaan hebben.

Op deze dure verplichting der ouders wensen wij nog nader terug te komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1955

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1955

De Banier | 8 Pagina's