Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Behandeling van de Parijse accoorden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Behandeling van de Parijse accoorden

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds Zandt

In de vergaderingen van 29 en 30 Maart jongstleden zijn in de Tweede Kamer de Parijse accoorden in behandeling genomen. Het was op zichzelf een teken van wijs beleid, dat deze behandeling pas laat heeft plaats gevonden. Daarbij is niet de fout begaan als bij de behandeling van het Europese defensieverdrag. Daarbij was ons parlement het eerste van alle parlementen, waarin dit verdrag in bespreking kwam. Het werd toen aangenomen met o.a. de stemmen van de S.G.P.-Kamerleden tegen. Achteraf is door verwerping van het verdrag door het Franse parlement gebleken, dat aUe moeite en tijd, welke er in ons parlement aan besteed waren, tevergeefs zijn geweest.

Dit is nu niet het geval met de Parijse accoorden. In andere landen, welke daar ook bij betrokken waren, hebben de parlementen deze aanvaard, zodat de tot­ standkoming daarvan thans vrijwel een voldongen feit is, want ook de Tweede Kamer heeft deze, met alleen de stemmen van de communistische afgevaardigden tegen, aangenomen. De stemverhouding was:71 stemmen, waaronder die van de beide afgevaardigden der S.G.P., vóór, en 6 stemmen tegen.

Uit deze stemverhouding bhjkt wel, dat er te dezer zake een grote eenstemmigheid onder de leden der Kamer heeft geheerst — wat ook wel in de Eerste Kamer het geval zal zijn, waar de Parijse accoorden ook steUig aangenomen zuUen worden.

Namens alle fracties is daarbij door één of meer barer leden het woord gevoerd. Ds. Zandt deed dit namens de S.G.P.fractie. Dev(djl deze rede geen nadere toeHchting vereist, laten vnj haar hier in haar geheel volgen.

Ds. Zandt sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

Tot degenen, die het betreuren, dat het Franse parlement het Europees verdedigingsverdrag niet in behandeling heeft genomen en daarmede verworpen heeft, behoren wij niet. Integendeel. Dit heeft ons verheugd, en wel om verschillende redenen. Eén hiervan is, dat bij de totstandkoming van dat verdrag ons volk een groot stuk van zijn zelfstandig bestaan zou hebben ingeboet. Dit is voor ons van grote betekenis. Het is ons

als een geschenk van God

ten deel gevallen; het is verkregen door onze voorouders in een harde strijd van tachtig jaren met grote opofferingen aan goed en bloed. Dit is een reden, waarom het door elke Nederlander op hoge prijs diende te worden gesteld.

De ervaring heeft ons bovendien geleerd, hoe duur het ons volk kwam te staan, als het door buitenlands wapengeweld zijn

eigen zelfstandig bestaan

ten onder zag gaan. Met enthousiasme - men heeft daarbij om de vrijheidsboom gedanst - zijn de Fransen als een verlossende macht door een groot deel van ons volk ten onzent verwelkomd. Zij hebben de redding en de vrijheid echter niet gebracht, maar onderdrukking en slavernij. En wat de laatste bezetting betreft, hebben wij ten aanzien van het verlies van ons eigen volksbestaan ook al bittere ervaring opgedaan. Wij willen alleraiinst ontkennen, dat er aan het streven van degenen, die onze souvereiniteit aan de éénwording van Europa ten offer willen brengen, geen naar de mens gesproken nobele beweegredenen ten grondslag kunnen liggen. Onder hen zijn er stellig wel zulke personen. Deze gaan

naar hun humanistisch inzicht

overeenkomstig de leer der Franse revolutie er van uit, dat ieder mens vrij geboren, goed, ja, edel is.

Zelfs de Duitse wijsgeer Kant

weersprak dit gevoelen. Hij schreef, dat de schrikkelijke feiten, die de geschiedenis ons doet kennen, genoegzaam uitwijzen, dat dit niet zo is. Hij erkende zelfs dat, wat de apostel Paulus leerde, n.l. er is niemand, die verstandig is; er is niemand, die God zoekt; er is niemand, die goed doet; er is er ook niet tot één toe, de waarheid was. Wie nu

Paulus' inzicht en levensovertuiging,

welke de juiste is, dewijl zij hem door Gods Geest gegeven en geworden is, mag delen, die kan in het humanistische revolutionnaire streven naar de verwezenlijking van de eenheid van Europa geen vertrouwen stellen, die wil daaraan allerminst de souvereiniteit van zijn eigen land opgeofferd zien. Hij kan heel dat streven onmogelijk anders beschouwen dan

als een bouwen van luchtkastelen,

het bouwen van een tweede toren van Babel, zoals er in de laatste tijd — men denke onder meer maar aan de Volkenbond — vele zijn gebouwd, maar ook in puin ter neer gestort zijn. Zo ook is de stichting van de Europese eenheid — dit moge een bittere teleurstelling zijn voor degenen, die daarvoor uit ideële overwegingen hun krachten ingespannen hebben — op een mislukking uitgelopen. Dit was van te voren te voorzien. Het stond toch wel vast, dat

noch Groot-Brittannië, noch Frankrijk hun souvereiniteit aan deze eenheid ten offer wilden brengen. Ook de Amerikaanse regering, welke zozeer geijverd heeft voor de totstandkoming van deze eenheid, zou daartoe stellig niet bereid geweest zijn. Daar lag dan ook iets onbillijks in deze Amerikaanse ijver om van anderen te vorderen, wat men zelf niet had willen doen. Bovendien, was onder pressie deze eenheid tot stand gekomen, dan zou zij weinig anders geweest zijn dan een eenheid op papier. Er zijn toch nog te vele en te diep gaande verschillen tussen de Europese volken en partijen dan dat er van een wezenlijke eenheid sprake kan zijn. Ware zij tot stand gekomen, het zou weinig anders zijn geweest

dan een schijnvertoning,

welke met de werkelijke toestand van de zaak allerminst in overeenstemming zou zijn geweest. Hele groepen der bevolking waren er in onderscheidene West-Europese landen besüst tegen; niet alleen de communisten, die in Italië en Frankrijk nog altijd een grote partij vormen, maar met hen

nog vele anderen,

zij het dan om gans andere redenen, waren er in West-Europa al even zeer tegen. Met dit feit hielden degenen, die zeiden, dat de tijd niet ver meer was, waarop men ook in ons land Europees zou denken en spreken, niet de minste reksning. Door hun humanistisch, revolutionnair sentiment gedreven, waren zij bereid voor hun idealen en illusies zelfs

een streep te zetten

onder onze zo roemruchte historie om ons land met opoffering van zijn souvereiniteit nog al onbeduidender te maken dan het in de loop der eeuwen al geworden is. Daarmee zou ons volksbestaan nog al meer, mogelijk wel totaal, afgetrokken zijn

van het vaste en hechte fundament,

waarop het in de bloeitijd van de Reformatie gegrondvest was. Het verheugt ons, dat dit althans door de totstandkoming van de Europese eenheid door middel van het Europese Defensieverdrag niet geschied is. Nu moge men ons deswege voor ouderwets, of met nog al meer van soortgelijke bijvoegelijke naamwoorden, uitkrijten, dit mag ons echter niet verhinderen om openlijk en rond voor onze beginselen ook op dit stuk uit te komen.

Mijnheer de Voorzitter! Daar is nog een andere reden, welke ons bij de thans ontstane toestand verheugt. En wel deze, dat

de Engelse regering,

wat zij tot dusverre hardnekkig geweigerd had, verklaard heeft, dat zij gedurende een tijdperk van niet minder dan vijftig jaar Britse strijdkrachten ter sterkte van vier divisies en de Tweede Tactische Luchtmacht of andere strijdkrachten van gelijke gevechtswaarde in West-Duitsland zal doen verblijven. Dat is wel een hele stap vooniit ten aanzien van de verdediging van West-Europa. Dit heeft er zeer toe bijgedragen, dat

Frankrijk

van houding veranderd is en zich niet star en stijf tegen de herbewapening van Duitsland is bhjven verzetten. Dat heeft men waarlijk niet gering te achten. Het laat zich toch zeer wel verstaan, dat heel het Franse volk beducht was voor de herbewapening van West-Duitsland. Bümen een betrekkelijk kort tijdsbestek zijn de Duitse legers driemaal Frankrijk binnengetrokken, hebben Duitse kanon­ nen er gebulderd en is daardoor ©MI rechtmatige schrik en vrees voor een Duits leger bij heel het Franse volk verwekt. En het stond dan ook wel zo, dat het Franse Parlement, gehjk ook geschied is,

nimmer zijn goedkeuring

er aan verleend zou hebben, dat Duitsland herbewapend zou worden, indien Engeland — en daarin zou het steUig volhard hebben als het wat van zijn souvereiniteit had moeten afstaan — in zijn vroegere houding was bhjven volharden. En daarom zou het ook onverantwoordelijk zijn — het verheugt ons, dat onze Regering dit gevoelen ook deelt — indien er gepoogd werd,

het element van het supra* nationale gezag

in de. Unie van West Europa in te voeren, een poging, waarvan sommige voorstanders nog maar moeilijk te weerhouden zijn. Hetgeen thans na zovele jaren en na zo grote bemoeienis en krachtsinspanning tot stand gekomen is, zou gevaar lopen weer geheel ten gronde te gaan. Men moge nu wel als een bezwaar tegen de Parijse accoorden inbrengen, dat

de herleving van het Duitse militairisme

daarin minder gewaarborgd is dan in het Europese Defensie Verdrag, doch dit is meer schijn dan wezen. De beste waarborg, dat dit imlitairisme niet weder de kop opsteekt, is niet gelegen in een accoord op het papier maar in het Duitse volk zelf. Papier is altijd maar papier. Het kan o zo gemakkelijk door staal — men heeft er vaak niet eens staal voor nodig — worden verscheurd. Wat ons betreft, wij vinden

een vrij sterke waarborg

voor de naleving van die accoorden gelegen in het feit, dat de West-Duitse Regering en het Parlement de verzekering hebben gegeven, dat West-Duitsland zich zal onthouden van elk optreden, dat onverenigbaar is met het zuiver defensieve karakter van het Noord-Atlantische Verdrag en het Verdrag van Brussel en dat zij zich in het bijzonder verbonden hebben nimmer zijn toevlucht te nemen tot geweld, teneinde de hereniging van Duitsland of de wijziging van de huidige grenzen van de Bondsrepubliek van West-Duitsland te bewerkstelligen en voorts om met vreedzame middelen een oplossing te zullen zoeken voor gescMllen, welke eventueel tussen de Bondsrepubliek Duitsland en andere landen zouden kunnen ontstaan. Voorts biedt

ook een verdere waarborg,

dat de Regering van West-Duitsland en het Parlement betreffende het toezicht op de bewapening zich vrijwillig verbonden hebben, geen atoom-, biologische-en chemische wapens te zullen vervaardigen op het grondgebied van de Bondsrepubliek van West-Duitsland, alsook evenmin een aantal andere belangrijke strijdmiddelen.

Een andere waarborg

voor de naleving, ook door West-Duitsland, van de verplichtingen, opgenomen in het verdrag van de Parijse overeenkomsten betreffende de West-Eiu-opese Unie, is daarin gelegen dat de West-Duitse Regering en Parlement ook de getalssterkte van de West-Duitse strijdkrachten, zoals die in de bepalingen van de Unie is vastgelegd, vrijwillig aanvaard hebben. Dit is een waarborg, welke van te meer betekenis is, dewijl er van de zijde van het Noord-Atlantische verdrag een jaarhjkse controle zal worden uitgeoefend, zodat dit getal en d« samenstelling van de West-Duitse strijdkrachten in de loop van elk jaar aaa periodieke inspecties onderworpen zullen zijn.

Sommige ledeo

hebben in het Voorlopig Verslag opgemerkt, dat zij in deze waarborgen een zekere discriminatie van West-Duitsland, een zekere achteruitstelling ziea tegenover andere West-Europese landen. Men kan dit moeilijk ontkeimen. Men kan dit echter ook anders bezien. Uit het feit, dat de West-Duitse Regering en het Parlement dit vrijwillig aanvaard hebben, blijkt, dat bij hen

het besef leeft,

dat door het optreden van Hitler's krijgsmacht een gerechtvaardigd wantrouwen tegen de Duitse herbewapening bestaat, alsook, dat er van Duitse kant bepaaldelijk tegenover de landen, waarin de krijgsmacht van Hitler haar verschrikkelijke tirannie heeft uitgeoefend, nog heel wat goed valt te maken. Inderdaad, al wordt dit bij lange niet door alle Duitsers zo ingezien, er valt door Duitsland ten aanzien van die andere landen nog heel wat goed te maken.

Voor zover het te beoordelen valt, spreekt toch uit de discriminatie, die de West-Duitse Regering en het Parlement — al zal men goed doen, daar niet al te hoog van te denken — vrijwillig aanvaard hebben, wel het besef, dat er een gegronde reden voor bestaat, dat velen in andere landen, gelet op Hitler's optreden, een gerechtvaardigd wantrouwen tegen de Duitse herbewapening hebben en dat er tegenover menig land door de Duitsers op het ogenblik zelfs nog heel wat valt goed te maken.

Als waarborg voor de naleving

door West-Duitsland van de Parijse accoorden valt bovendien nog aan te voeren, dat in dezen ook van de grootste betekenis is, dat verreweg de meeste West-Duitsers een besliste afkeer hebben van het communisme en van de Russische methoden. Dit komt keer op keer weder helder aan de dag, gelijk het ook wel overtuigend blijkt, dat het overgrote deel van de West-Duitseis niets meer moet hebben van het nationaal-socialisme, waarmede het zulke bittere ervaringen heeft opgedaan. Dat wij ondanks dit alles toch

niet bepaald enthousiast

tegenover de aanvaarding van de Parijse accoorden staan, heeft verschillende redenen. In de Duitse herbewapening blijft toch nog altijd

een groot gevaar

bestaan. Het Duitse volk is militair opgevoed. Jarenlang is zowel door Bismarck als door Marx op de eenheid van Duitsland aangedrongen en er is ook op de Duitse scholen sterk gewerkt om de nationale trots bij het Duitse volk te wekken. Het is de voormalige Duitse hofpredikant Krummacher, die zijn stem daartegen zeer sterk heeft verheven en die, vijzende op het schadelijke van het verwekken van die nationale trots, zeide — en daarin heeft hij gelijk gekregen — dat

die nationale trots

eenmaal de oorzaak zou worden van de ondergang van Duitsland. Vooropgesteld zij, dat wij de bezwaren, welke van communistische zijde tegen de Duitse herbewapening worden aangevoerd, niet kunnen accepteren, indien wij er op letten, dat

de communisten er geen bezwaar tegen inbrengen, dat Oost-Duitsland bewapend wordt en dat er daar reeds een sterk, met moderne wapens bewapend politieleger is, hetwelk met medewerking en deels onder leiding van vroegere nazi-generaals op de been is gebracht. Als Oost-Duitsland wel bewapend mag worden, waarom dan West-Duitsland niet? Dat de bewapening van West-Duitsland

de Russische autoriteiten

zwaar op de maag ligt, blijkt wel uit alles. Hoevele pogingen hebben zij al niet aangewend om deze te verhinderen! En juist waar Oost-Duitsland wel bewapend wordt, daar is het tegenover het dreigend oorlogsgevaar uit het Oosten wel een geboden zaak, dat West-Duitsland ook bewapend wordt. Evenals het voor de veiligheid van West-Europa, bepaaldelijk ook die van ons eigen land, een vereiste is, dat West-Duitsland bewapend wordt. In dezen heeft het al heel weinig te zeggen, dat

de Russische Regering

bereid is haar troepen uit Oost-Duitsland terug te trekken en daarbij voorstelt, dat de andere bezettende mogendheden zullcs ook zullen doen. Werd toch dit Russische voorstel aanvaard, dan zou de Sovjet-Unie vrij spel gegeven worden om militair handelend in West-Europa op te treden. Voordat toch vooral de Amerikanen en ook de Engelsen daartegen hun tegenmaatregelen hadden kunnen nemen, konden de Russen reeds, naar de mens gesproken, geheel West-Eiuopa allang onder de voet gelopen hebben, indien de bezettingstroepen der geallieerden uit West-Duitsland waren teruggetrokken. En met een mogelijke aanval van Rusland, al speelt de Sovjet-Unirf daarbij, gelijk eertijds Hitler ook deed, de rol van

vredes-apostel,

dient toch altijd rekening gehouden te worden. En dit te meer, waar, al wisselen de regeringspersonen en wordt er van tactiek in Rusland veranderd, het doel om

een wereldrevolutie

tot stand te brengen nog altijd bij de Russische autoriteiten voorzit. Het is dan ook, Mijnheer de Voorzitter, uit de overweging van een dreigend oorlogsgevaar uit het oosten, dat wij onze stem aan het wetsvoorstel, dat de aanvaarding van de Parijse accoorden inhoudt, al is het dan niet, zoals reeds gezegd, met enthousiasme, zullen geven.

De harde noodzaak

dwingt daartoe. Het zou ons veel aangenamer zijn, als wij in de positie van Zwitserland, dat zijn neutialiteit heeft kunnen bewaren, verkeerden, doch zo is de zaak helaas ten onzent niet gelegen. Wij kunnen onze stem aan het wetsvoorstel geven, hetgeen wij destijds om principiële redenen bij de Europese Defensiegemeenschap niet konden doen. De redenen, welke wij daarvoor hadden, hebben wij reeds in het begin van onze rede uiteengezet, zodat wij thans daaraan geen woord meer behoeven te verspuien.

Al is het wel eens anders weergegeven, nimmer hebben wij ten aanzien van onze bewapening of onze veiligheid een negatief standpunt ingenomen. Altijd zijn wij van oordeel geweest, en wij zijn dat nog op grond van Gods Woord en de daaruit afgeleide conclusies van Gereformeerde theologen, dat

de Overheid

tot plicht heeft de middelen, mede bestaande in het hebben en onderhouden van een leger, aan te wenden om haar onderdanen tegen aanvallen van een buitenlandse indringer te beschermen, hetgeen Calvijn op een uitnemende vvajze in zijn Institutie heeft uiteengezet. En dat de Overheid zulks doet

in overleg en in samenwerking met bondgenoten,

daarover staat in de Heilige Schrift geen afkeurend woord te lezen, al dient er nadrukkehjk aan toegevoegd te worden, dat men zijn vertrouwen daarop niet behoort te stellen.

Mijnheer de Voorzitter! Zo ook laat het zich verklaren, dat wij onze stem aan de Parijse accoorden kunnen en zullen geven, dewijl daarin van de instelling van een supra-nationaal gezag geen sprake is, maar deze accoorden geheel op een hondgenootschappehjke samenwerking berusten.

Doch dat ook daarvoor afgezien van de Duitse herbewapening nog

allerlei gevaren voor een klein land

bestaan, leert de historie. Dit heeft de laatste wereldoorlog ons nog op geheel overtuigende wijze doen zien. Hoe is Nederland door Amerikanen en Engelsen zelfs niet bewonderd en bewierookt, toen het Japan de oorlog had verklaard, doch hoe berooid en bekaaid is het er niet na het sluiten van de vrede afgekomen. Hoe is het door zijn bondgenoten in de Indische kwestie in de Vei­ ligheidsraad niet alleen in de steek gelaten, maar hoe hebben zij zelfs er hard aan medegewerkt, dat Indië voor ons verloren ging, en welk een onrecht heeft men daarbij aan een volk als Ambonezen aangedaan. Ook de onlangs door Amerika gepubliceerde

documenten betreffende de Jalta-conferentie

doen ons zien, dat bij het sluiten van de vrede de grote mogendheden zich niet alleen bitter weinig bekommeren om de belangen van de kleine mogendheden, maar dat zij zelfs haar wettige rechten niet eens respecteren. Hoe vaak is het bovendien in de historie al niet voorgekomen, dat, wanneer

een bondgenoot

op een voor hem voordelige wijze vrede kon sluiten, hij zich van het lot van zijn mede-bondgenoten niets aantrok!

Ook ten aanzien van de Parijse accoorden is het te duchten, dat

de kleine mogendheden

er goed genoeg voor geacht zullen worden om him troepen mede te laten vechten, dat deze hun lijf en leven in de waagschaal stellen en dat zij bij het sluiten van de vrede er al heel slecht voor beloond worden, ja, met de kous op het hoofd naar huis gestuurd worden. Bovendien,

welke waarborgen

andere leden hebben dit in het Voorlopig Verslag ook gevraagd en wij vragen het met hen — heeft de Regering, •dat alle landen, die de Parijse accoorden hebben geratificeerd, de bepalingen er van ook zullen naleven? Ten aanzien van het Noord-Atlantisch Pact hebben wij toch kunnen waarnemen, dat reeds kort nadat sommige mogendheden vrijwillig verpHchtiQgen op zich genomen hadden, zij deze niet zijn nagekomen. De vrees is waarlijk niet denkbeeldig te noemen, dat de mogendheden, en

niet het minst de grote mogendheden,

ook in de West-Europese Unie hun eigen belang zullen proberen te dienen. Velen zijn van oordeel, dat

Frankrijk

dit reeds gedaan heeft met zijn voorstellen inzake de wapenpool, voorstellen, welke maar al te zeer de indruk wekken, dat bij Frankrijk ia. sterke mate de bedoeling voorzit om de Franse industrie aanmerkelijk te bevoordelen. Al zijn wij er volstrekt geen tegenstanders van, dat de bewapening zo deugdelijk mogelijk zal geschieden, alsook dat de productie der wapens zo goedkoop mogelijk zal plaats hebben, toch zal er voor gewaakt dienen te worden, dat niet een of meer landen met de instelling van een wapenpool bevoorrecht worden. Met instemming hebben wij uit de Memorie van Antwoord vernomen, dat de Regering ook dit standpunt deelt en dat zij er voor waken wü, dat onze industrie bij de vervaardiging van wapens niet bij die van andere landen ten achter zal worden gesteld.

Mijnheer de Voorzitter! Wij zijn er ten zeerste van overtuigd, dat naar de mens gesproken West-Europa zeer moeilijk, mogelijk zelfs wel in het geheel niet, militair verdedigd kan worden, indien West-Duitsland aan de verdediging daarvan niet deelneemt.

De Kussen

staan toch, waar zij aan de rivieren de Neisse en de Oder hun troepen gelegerd hebben, niet alleen diep in Duitsland, maar zelfs daarmede in West Europa. Binnen betrekkelijk zeer korte tijd zullen zij, indien West-Duitsland ontwapend blijft, ons land kunnen binnenvallen. Dit is een factor, waarmede ook betreffende de verdediging en de veiligheid van ons eigen land wel terdege rekening behoort te worden gehouden. Ook in deze zijn wij

aan de middelen

gebonden en hebben wij deze waar te nemen. Waar

ons land

zich zulke geweldige financiële offers getroost, onze jongens zo lang in militaire dienst moeten vertoeven, zelfs als zij node in hun gezinnen gemist kunnen worden en menigmaal in hun studie en beroep door de lange diensttijd zo gedupeerd zijn, daar zou het niet te verantwoorden zijn, indien wij de Duitse hulp, welke ons land zeer te stade zou komen, afwezen. Dit neemt echter niet weg, dat wrij over de Parijse accoorden en de aanvaarding daarvan, gelijk wij reeds tevoren hebben opgemerkt, allerminst enthousiast gestemd zijn. En dit niet alleen om de bezwaren, welke vsdj reeds opgesomd hebben, maar ook om andere. Wij missen

in de legers

maar al te zeer de stemming van eerbied en ontzag voor God, welke de legers van Gustaaf Adolf en Cromwell zozeer getypeerd hebben. Wat ons eigen leger betreft, daarin wordt nog veelvuldig geklaagd

over het schrikkelijke vloeken,

dat er nog steeds maar plaats vindt. En welke verwachting kan men nu hebben van een leger, dat vloekt en Gods heilige Naam misbruikt. Bovendien,

wat Gods dag

betreft, deze wordt zelfs bij de internationale legeroefeningen der Westehjke geallieerden niet eens geëerbiedigd maar schrikkeUjk ontheiligd. En wat het lot van Europa en dat van andere volken betreft, dit zien wij beslist donker in, als vidj letten op de vrij algemene Godsmiskenning en - verlating. Het zal toch altijd — al moge men er misschien om lachen — bewaarheid worden, dat wie van de hoge God, Zijn Woord, Zijn Wet en Zijn inzettingen afvalt, zeker moet vallen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1955

De Banier | 8 Pagina's

Behandeling van de Parijse accoorden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1955

De Banier | 8 Pagina's