Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIII.

Groens historische onderzoekingen te Cassel en te Besangon. Moeilijk werk. Andere uitgaven vanaf 1834.

Hebben wij in het voorafgaande gewezen op één der ervaringen, die Mr. Groen van Prinsterer bij zijn historische onderzoekingen te Parijs opdeed, tijdens zijn verblijf te Cassel in Duitsland deed hij nog heel andere ervaringen op.

Hij had eerst met bepaalde personen uit deze plaats gecorrespondeerd, om te weten te komen of er daar voor hem iets van zijn gading ZXDU zijn. De berichten, welke hij van die zijde ontving, waren echter allesbehalve moedgevend. Wanneer Groen dan ook alleen op die berichten ZOU afgegaan zijn, zou hij Cassel veel beter buiten zijn reisplan hebben kunnen laten. Groen kon zich echter bij die berichten niet neerleggen. Het kwam hem namelijk zeer onbegrijpelijk voor, dat de nauwe betrekking van genoemde plaats op het Huis van Oranje zó weinig sporen achtergelaten had.

Daarom ging hij toch naar Cassel toe om zich daar ter plaatse nader op de_ hoogte te stellen. Uiterst welwillend werd Groen door de leiding van 't Casselse archief ontvangen, en niet slechts met raad, doch ook met de daad terzijde gestaan. Zo Vv'erd hem bij het zoeken een geleider toegewezen, die hem in alles behulpzaam moest zijn. Daarbij viel Groen een zeer aangename verrassing ten deel, en dat slechts kort nadat hij aan het werk getogen was. Al sprekend toch met zijn geleider, schoot het deze eensklaps in de gedachten, dat er in het archief nog stukken aanwezig waren, waaraan niemand tot nu toe aandacht geschonken had, daai steeds was aangenomen, dat zij slechts over algemeen bekende 'krijgsgebeurtenissen handelden. Zodra Groen dit vepn^n, wdcten deze stukken in sterke mate zijn nieuwsgierigheid op, daar het toch niet voor de eerste maal zou zijn, dat stukken, die lange tijd voor waardeloos gehouden waren, dit bij nader onderzoek toch allerminst bleken te zijn. Spontaan verzocht hij dan ook zijn geleider of deze hem bij de bevroste stukken wilde brengen, waaraan onmiddellijk voldaan werd. Zij bevonden zich in een kist, die bijna geheel gevuld was met bestofte portefeuilles, onder het opschrift: Niederlandische Kriegs-und Religionssachen (Nederlandse krijgs-en godsdienstzaken).

Bij het doorsnuffelen dezer portefeuilles deed Groen zeer belangrijke vondsten. Hij vond er namelijk talloze brieven in die door de landgraven zelf of door andere vorsten, die God in de laatste helft der 16e eeuw als werktuigen ter uitbreiding van het Evangelie heeft gebruikt, geschreven waren, en waarki veel over Nederlandse zaken gehandeld werd. Zo kreeg Groen te ervaren, dat het niet voldoende is om zich schriftelijk om inlichtingen tot de geëigende instanties te wenden, maar dat men persoonlijk op onderzoek moet uitgaan, en dat men bij het vinden van de één of andere verzameling zelf aan het werk moet gaan om uit een dergelijke verzameling de merkwaardige stukken op te diepen, en dan lüt deze stukken dan weer te halen waar het eigenlijk op aankomt.

Het is niet genoeg, zo schreef Groen zelf hieromtrent, de goudmijn gevonden te hebben; de grote en tevens de meest bezwaarlijke taak is het goud uit te graven. En niet het zoeken en lezen en schiften alleen, maar ook "het overschrijven werd door Groen als een zware last aangevoeld, zó zelfs, dat hij gewag maakt van een somtijds bijna ondragelijke last. Vanzelfsprekend had Groen hiervoor ook schrijvers kunnen aanstellen, die voor hem de stukken, waar het hem om tedoen was, overschreven. Dit is echter gemakkelijker gezegd dan uitgevoerd, om reden er in die tijd — het was omstreeks 1835 — niet zo gemakkelijk personen te vinden waren, die voor het overschrijven van dergelijk soort oude stukken berekend waren.

Daarom schreef Groen tijdens zijn ver'blijf te Cassel bijna alles zelf over, evenals te Besangon. In laatstgenoemde plaats waren hem wel tot zijn aanvankelijk grote blijdschap twee personen ter beschikking gesteld, maar al heel spoedig veranderde Groens blijdschap in het tegendeel. Die personen toch, hoe ijverig zij overigens ook waren, bleken twee onmisbare factoren te missen: Zij konden niet lezen en schrijven! Onder dat „niet kimnen lezen" moet dan verstaan worden, dat zij niet de minste kennis hadden van de handschriften der 16e eeuw, en onder dat „niet kunnen schrijven", dat hun eigen handschrift moeilijker t© ontcijferen was dan het onduidelijkste manuscript. Het vei^beteren en leesbaar maken der letters dezer afschriften heeft Groen dan ook menig uur gekost.

Zes maanderi was Groen ten behoeve van zijn historische onderzoekingen in het buitenland geweest. Na zijn terugkeer verscheen in 1835 het eerste deel van zijn „Archives de la Maison d'Orange", dat weldra — zoals wij de vorige maal reeds mededeelden — door andere delen gevolgd werd. In 1847 verscheen het achtste deel van de eerste serie.

Intussen werkte Groen ook nog aan andere boekwerken. Zo verscheen in 1841 de eerste aflevering van het Handboek der Vaderlandse Geschiedenis, een boek, dat nog immer de bestudering overwaard is. In 1846 was het voltooid. In 1847 deed hij voorts zijn „Ongeloof en Revolutie" het licht zien, bestaande uit een aantal voorlezingen, door Groen voor een kring van vrienden en bekenden gehouden. Ook minder omvangrijke geschriften waren door hem in deze periode reeds uitgegeven, zoals in 1834 zijn , , Proeve over de middelen, waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd", ia 1837 zijn pleidooi ten gunste van de vervolgde afgescheidenen, in een brochure, getiteld: „De maatregelen tegen de afge^ scheidenen aan het staatsrecht getoetst", een uitgave, waartoe, gezien Groens functie, grote moed nodig was; en dan nog in 1840 zijn „Bijdrage tot herziening der grondwet in Nederlandse zin", alsmede in 1840 zijn „Adviezen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal in dubbelen getale".

Op de hier vermelde geschriften is het ons voornemen in het vervolg nader terug te komen, zodat wij thans slechts met de blote vermelding der titels volstaan. Wij keren dan nu terug tot de „Archives de la Maison d'Orange Nassau", waarvan het eerste deel aanvangt met de bewerking van de stukken, die op 1552 beh-ekking höbben, terwijl het achtste deel (1847) met 1584, het jaar, waarin de Prins van Oranje vermoord werd, besluit. Tien jaar later, namelijk in 1857, verscheen het eerste deel van de tweede serie, terwijl het vijfde deel hiervan in 1861 uitkwam. Deze tweede serie handelt over de periode van 1584 tot 1688. Deze tweede serie was tevens de laatste, want na 1861 heeft Groen geen vervolg meer van zijn „Archives" uitgegeven.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1955

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 april 1955

De Banier | 8 Pagina's