Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad j

HAAR PROGRAM (No. 126)

Artikel 10

Men kan personen aantreffen, die gedurig belijden, dat zij maar domme mensen zijn. Zij zeggen dit meestal niet omdat zij van Gods wege met hun onverstand en dwaasheid bekend zijn gemaakt en met de apostel Paulus al roemende onwijs zijn geworden, maar als een soort van verontschuldiging voor hun onbekendheid met God en Goddelijke zaken. Hoe beseffen deze mensen in het m.inst niet, dat alle onkunde zonde is. God de Heere toch heeft de mens in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid geschapen. En het is der mensen schuld, dat zij zo in onkunde aangaande, hun Schepper, Weldoener en Wetgever verzonken zijn. Daarenboven is het de satan zeer welgevallig, dat een mens in onkunde met God, Zijn Woord en wet, eisen en beloften, daarhenen leeft. Zo kan hij de mens als zijn prooi gemakkelijk onder zijn heerschappij houden. Een zodanig mens ligt gerust in satans binnenste kerker, waarin niets dan duisternis heerst en zelfs geen enkele straal van licht binnendringt. Hij ligt daarin in een dodelijke slaap ter neder. Onwetendheid doet hem daarin o zo gerust verkeren, ook al ligt hij daarin onder de vloek van Gods wet en als een zondaar en schuldenaar onder Gods toom, dit verontrust hem niet; ook al kan hij deswege elk ogenbKk in de eeuwige rampzaligheid neerstorten.

Beproef een dier eens in een put te werpen, het zal tegenstribbelen; breng het naar het slachthuis, dringt de reuk daarvan in zijn neusgaten door, het zal terugdeinzen; maar een onwetend mens is nog gerust, ook al staat hij op de drempel van zijn eeuwige ondergang.

Als de gewichten worden weggenomen, kan de klok niet gaan, en indien het gewicht van de zonde, tegen een heilig, rechtvaardig, goed en goeddoend God bedreven, niet gekend of gevoeld wordt, hoe zal een mens dan heilbegerig uitzien naar de verlossing, welke in Christus Jezus, de Heere, is? Hem doen noch de beloften, noch de bedreigingen Gods enig nut; deze begeert hij niet en gene vreest hij niet, want hij kent geen van beide.

Nu wordt de weg ten eeuwigen leven nimmer zonder kennis en licht begaan. Treedt en gaat een mens daarop, het zal zijn dewijl de Heere hem uit de duisternis geroepen en tot het Koninkrijk van Zijn wonderbaar licht gebracht heeft, hem er kennis en Ucht van gegeven heeft, dat hij zich onder de heerschappij van de zonde in de kerker van de satan bevindt, en hem deed weten wie en wat hij is en hem de weg leert om uit deze gevangenis te geraken.

Velen hebben er zich te allen tijde wel op beroemd, dat zij vrij waren, nooit iemand gediend hadden en niet in de gevangenis van de satan als gebondsnen waren gezeten, doch diegenen, die zulks beweerden, ontbrak het aan kennis en licht; gelijk ook de Farizeeërs, schriftgeleerden en Joden, die zich hoogst geërgerd betoonden, toen Christus hun aanzeide, dat zij niet vrij, maar blind er voor waren; dat zij niet vrij, maar gebondenen waren. Deze uitspraak beschouwden zij, die zichzelf voor kinderen Abrahams hielden, als een grievende belediging; doch te hunner onderrichting en waarschuwing sprak Christus tot hen: „Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu gij zegt: Wij zien; zo blijft dan uw zonde".

En ook bij een andere gelegenheid deed Christus Israels wetgeleerden weten, dat het hen aan de rechte kennis ontbrak, toen Hij sprak: „Wee u, gij wetgeleerden! want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; gij zelf zijt niet ingegaan, en die ingingen, hebt gij verhinderd".

En ach, ware dit geslacht van Farizeeërs, schriftgeleerden en Joden nu maar uitgestorven! Doch zo is het helaas niet! Hoe velen zijn er ook in onze donkere dagen, die met de Laodicenzen zeggen: „Ik ben rijk en verrijkt geworden, en heb geens dings gebrek"; en zij weten niet, dat zij ellendig en jammerlijk, arm, blind en naakt zijn.

Voorzeker, elk mens bewandelt een pad, dat hem recht toeschijnt, waarvan het einde het verderf is. Het is hierbij dusdanig gesteld, dat velen menen in te gaan in het Koninkrijk der hemelen, doch die eenmaal in de oordeelsdag niet zullen kunnen ingaan. Zij hebben zich gevoed met as en het bedrogen hart heeft hen terzijde geleid.

En wat doet een mens anders dan zich voeden met as, indien hij de kennis van God verwerpt. Die hem in Zijn geopenbaarde Woord leert, dat hij zonder wedergeboorte het Koninkrijk Gods niet zal zien; en ook al waant dat hij wel ten hemel kan gaan zonder met het kleed van Christus' gerechtigheid bekleed te zijn, en dat hij tot zijn eeuwig behoud niet van node heeft, dat de Heilige Geest hem leert en leidt.

Vanwaar komt het, dat zo velen zich met as voeden en het bedrogen hart hen terzijde leidt?

De Heilige Schrift laat ons hierover niet in het onzekere. Zij geeft hierover een duidelijk en klaar antwoord. En dat op onderscheidene plaatsen. Bij de profeet Hosca lezen wij dienaangaande: „Hoort des Heeren Woord, gij kinderen Israels! want de Heere heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geen trouw en geen weldadigheid, geen kennis van God in het land is"; en: „Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u verworpen".

Bij de profeet Jesaja staat ons daaromtrent beschreven: „Een os kent zijn bezitter, en een ezel de kribbe zijns heren, maar Israël heeft geen kennis, het verstaat niet. Wee het zondige volk, het volk van zware ongerechtigheid, het zaad der boosdoeners, de verdorven kinderen! Zij hebben de Heere verlaten, zij hebben de Heilige Israels gelasterd; zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts".

De Heere Jezus, als Hij nabij Jeruzalem kwam en de stad zag, weende over haar, zeggende: „Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient"; terwijl Hij in het hogepriesterlijke gebed sprak; „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige en waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt".

Terwijl de apostel Petrus door de kennis, welke hem geworden was, toen de scharen Jezus verlieten, op Diens vraag: „Wilt gijheden ook niet weggaan? " antwoordde: „Heere, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods".

Ook wordt ons in de brief aan die te Rome voorgehouden, dat door de wet de kennis der zonde is.

Hoe onverantwoordelijk, ja bepaald misdadig handelen dan de ouders, zo wij de tevoren aangehaalde uitspraken uit Gods Woord in acht nemen, indien zij hun kinderen in blinde onwetendheid met Gods Woord laten opgroeien en er niet naar staan om ze op te voeden in de lering en vermaning des Heeren.

De kmderen maken er stellig van Gods wege aanspraak op — het is zelfs Gods eis _ dat de ouders bij opvoeding en onderwijs zorg dragen voor hun tijdelijk, maar bovenal voor hun eeuwig welzijn, temeer ook nog voor het eeuwig welzijn, dewijl de eeuwigheid van zo veel te groter gewicht is dan de tijd.

Wij erkennen hierbij nadrukkelijk, dat de opvoeding en het onderwijs, zelfs de beste en godzahgste, niet toereikend zijn om de vreze des Heeren in enig hart, ook niet in dat van een kind, te plaatsen. Ook is ons wel bekend, dat Gods Woord ons leert, dat er kennis is, die opgeblazen maakt. Zo staat het ook al met brood en water; beide zijn onontbeerlijk voor het leven en bestaan van een mens. Ook deze kunnen met vergif vermengd worden, dat het gebruik er van de dood tengevolge heeft. Wil men het gebruik veroordelen, omdat daaraan het gevaar van misbruik verbonden is, wat kan er dan tenslotte nog gebruikt worden? Wat is er al niet, dat de mens misbruikt! Zelfs Gods Woord wordt door hem misbruikt, gelijk er ongetwijfeld zijn, die Gods Woord tot hun eigen verderf misbruiken. Nochtans beval Christus: „Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuAfige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen". Terwijl David de vraag: „Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden", beantwoordt met: „Als hij dat houdt naar Uw Woord".

Zo zijn dan alle ouders, naar Christus''bevel en naar dat van zo vele anderen uit Gods Woord, ten duurste verplicht hun kinderen in en naar Gods Woord op te voeden, te onderwijzen en te laten onderwijzen; ja dit geldt beslist voor alle ouders.

Het recht der natuur, waarbij de ouders het recht wordt toegekend om hun kinderen naar hun eigen inzicht en oordeel op te voeden, te ondei-wijzen en te laten onderwijzen, zoals dat in het Anti-Revolutionnaire program te dezer zake gesteld is, wordt in Gods Woord nergens erkend. Bladzijde bij bladzijde wordt het daarin ten scherpste veroordeeld, als daarin de ouders — zij het dan in enigszins andere l> ewoording — verboden wordt hun kinderen aan de Moloch op te offeren.

En aan de Moloch opofferen, dat doen toch de ouders, indien zij kinderen in onkunde en onwetendheid met Gods Woord opvoeden, onderwijzen en laten onderwijzen.

Elk, die geboren wordt, komt toch als een kind der duisternis, als een kind des tooms ter wereld. Hij is van zichzelf een slaaf' der zonde en een dienstknecht des satans. Zijn verstand is verduisterd, zijn hart verhard en zijn wil verkeerd. Het goede moet hem voorgehouden, bijgebracht en geleerd worden; het kwade doet hij vanzelf wel. Op de akker zijns harten is en groeit allerlei onkruid, de zaden van alle zonden bevinden zich daarin. De ouders bezondigen zich op een vreselijke wijze, indien zij hun kinderen daarmede niet bekend maken.

De onwetende mens is immers een gewillige en getrouwe slaaf des satans. Een zodanige voert de satan henen werwaarts hij wil. Hij dient de vorst der duisternis in zijn onwetendheid toch met lust en liefde, ja offert volvaardig ziel en Hchaam aan hem op. Geblinddoekt met de blinddoek der onwetendheid, gaat hij hoogst gewillig ter slachting. Het is de duivel dan ook hoogst welgevallig, dat een mens in onwetendheid daarhenen leeft; blind is en bhnd blijft voor zijn staat als een gevangene des satans; blind is en bhnd blijft voor zijn eeuwige rampzaligheid, welke wis en zeker zijn deel zal zijn zonder wedergeboorte, zonder dat in hem het nieuwe schepsel, in Christus Jezus geschapen tot goede werken, door Gods Heilige Geest gewrocht wordt; zonder dat hij door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijn zalving deelachtig wordt, om in Hem weder met God verzoend, bevriend en bevredigd te worden, om alzo God tot zijn hemelse Vader te bekomen.

Hoe zeer zijn alle ouders van Gods wege verphcht hun kinderen ia de lering en vermaning des Heeren op te voeden, te onderwijzen en te laten onderwijzen! En dat zij bij de waarneming van deze verplichting zich moeten wenden tot de opperste Wijsheid. Deze roept overluid daar buiten; zij verheft haar stem op de straten, zeggende „Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtheid beminnen; en zullen de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? Keert u tot Mijn bestraffing; ziet. Ik zal Mijn Geest ulieden overvloedig uitstorten; Ik zal u Mijn woorden bekend maken".

Hoe vreselijk toch zal het een ieder, in het bijzonder ook de ouders tegenover hun kinderen, zijn, indien zij God niet kennen en het Evangelie van de Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn, dewijl de Heere Jezus van de hemel met de engelen Zijner kracht in de grote oordeelsdag met vlammend vuur wraak zal doen over degenen, die God niet kennen en het Evangehe van de Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1955

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1955

De Banier | 8 Pagina's