Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het eigen land

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het eigen land

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ir. Vos, hoofdbestuurslid van de Partij van de Arbeid, legde dezer dagen in een redevoering te Barneveld een merkwaardige verklaring af. Hij verklaarde namelijk, dat het niet onmogelijk is, dat er in dit jaar nog verkiezingen voor de Tweede Kamer zullen gehouden worden. Zekerheid bestond er volgens hem te dezer zake niet, maar hij achtte het toch volstrekt niet onmogelijk, dat de kiezers in ons land nog dit jaar ter stembus opgeroepen zouden worden voor de verkiezing van leden voor de samenstelling van een nieuwe Tweede Kamer.

Deze verklaring wijst er wel op, dat er — wat trouwens wel bekend is — een spanning tussen de verschillende partijen bestaat, niet het minst tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. Het mandement van de bisschoppen heeft het zijne daartoe bijgedragen. En dit niet alleen. Er zijn nog heel wat meer punten, waarover men het in die partijen niet eens is.

De K.V.P. heeft het maar kwalijk kunnen verdragen, dat zij bij de Tweede Kamerverkiezing in 1952 niet als de sterkste partij uit de bus is gekomen. Zij heeft zich er danig voor ingespannen om het verloren terrein te herwinnen. Het mandement van de bisschoppen heeft haar daarbij danig geholpen. En ook overigens heeft men van de zijde van de K.V.P. niet stil gezeten. Dit heeft tengevolge gehad, dat volgens berichten in de dagbladen het ledenaantal der K.V.P. sedert 1952 verdubbeld is. En ook, dat de wnrijving, welke er tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. bestaat, instede van af te nemen toegenomen is.

De wrijving en spanning, welke er bestaan, gaan niet maar buiten het kabinet om. Ook tussen het ministerie en de Tweede Kamer zijn zij aan de dag getreden.

Het is bekefid, dat de wetsvoorstellen, welke de regering bij de Tweede Kamer indiende, door alle partijen in de Tweede Kamer, al is het om uiteenlopende, gans verschillende redenen, eenstemmig zijn afgekeurd.

Uit oorzaak van die wrijvingen en spanningen, welke mede veroorzaakt en toegenomen zijn door de indiening van de wetsvoorstellen inzake de huurverhoging en de belastingverlaging door het ministerie, heeft er op 29 April een mondeling overleg plaats gevonden tussen de minister-president Dr. W. Drees, minister J. V. d. Kieft en de staatssecretaris Dr. W. H. V. d. Berge en de commissie van voorbereiding voor de belastingontwerpen uit de Tweede Kamer.

In dat overleg is er van de sajde der regering verklaard, dat het ministerie zijn voorstel tot een verhoging van de huur met 10 procent handhaaft, omdat een verder gaande huurverhoging naar zijn oordeel een nieuwe loonronde noodzakelijk zou maken, met alle gevolgen, die zulk een maatregel pleegt mede te bren­ gen, zoals onder meer verhogingen van sociale uitkeringen en pensioenen.

Uit deze regeringsverklaring blijkt, dat de regering de Tweede Kamer in geen enkel opzicht tegemoet komt ten aanzien van haar bezwaren tegen de door het kabinet voorgestelde huurverhoging van O, 5 en 10 procent.

Hierbij is in het onderhoud met de commissie van voorbereiding voor de belastingontwerpen van regeringswege tevens verklaard, dat de regering met haar afwijzende houding inzake de huurverhoging geenszins bedoelt, dat de Tweede Kamer het complex van belastingmaatregelen tezamen met de huurvoorstellen slechts heeft te aanvaarden zoals zij door de regering zijn ingediend en dat ieder ingediend amendement derhalve zonder meer voor haar onaanvaardbaar zou zijn, doch dat zij in elk voorkomend geval de politieke gevolgen van een eventueel amendement onder de ogen zal zien.

Bij de ingediende amendementen zal de regering, voor zo ver een amendement betrekking heeft op een onderdeel der belastingvoorstellen, dat zakelijk verband houdt met de huurverhoging, het één niet los van het ander kunnen en willen beschouwen.

Ten aanzien van het gevoerde onderhoud is het merkwaardig, dat van regeringszijde geweigerd werd een antwoord te geven op de vraag, uit die commissie tot de regeringspersonen gesteld, wat zij onder onverbrekelijke samenhang tussen de voorgenomen belaistingverlaging van 550 millioen en de voorgestelde verhoging van de huren met 5 tot 10 procent, welke 40 millioen zal kosten, verstaat.

Het is wel te verwachten, dat er bij de behandeling van de voorstellen van wet betreffende de belastingverlaging en de huurverhoging, welke op Dinsdag 10 Mei in de Tweede Kamer zal aanvangen, een zekere spanning tussen de regering en de Kamer zal aan de dag treden.

Er zijn toch onderscheidene leden dier Kamer, die stellig een verder gaande verlaging bij de regering zullen bepleiten, terwijl heel de Kamer blijkens het Voorlopig Verslag zich niet heeft kunnan verenigen met het wetsvoorstel aangaande de huurverhoging.

Verder bestaan er tussen de regering en verschillende leden van de Kamer nogal diepgaande verschillen-ten opzichte van de Vennootschapsbelasting, en ook al ten aanzien van de omzetbelasting, onder meer ten aanzien van die op textiel, en de compensatie van extra lasten, voortvloeiende uit een eventuele uniforme verhoging der huren tot 10 procent; en voorts nog op tal van andere punten, onder meer betreffende de middengroepen. De regeringspersonen hebben in het onderhoud afgewezen een geringere progressie in het tarief van de middengroepen, omdat het ministerie wil vasthouden aan een gelijkmatige belastingverlaging voor de lagere en midden-inkomens, verhoudingsgewijs groter dan voor de hogere inkomens.

Vervolgens bestaan er ook verschillende opvattingen bij de regering en verschillende Kamerleden aangaande de regeling ten opzichte van de bejaarden en de ongehuAvden.

Vooral de laatsten blijken zeer teleurgesteld te zijn over de belastingvoorstellen der regering.

In het onderhoud met de commissie heeft de regering afgewezen om tot een extraverlaging van de belasting voor de ongehuwden over te gaan. Dit nu heeft de Nederlandse bond van vrijgezellen zeer ontstemd. Deze bond heeft een vergadering belegd op 18 Mei in de rotonde van Houtrust in Den Haag. In die vergadering zal het lid der Tweede Kamer mej-Mr. Tendeloo, lid van de Partij van de Arbeid, het woord voeren over het vraagstuk van de inkomsten-en loonbelasting en dat van de pensioenpremie der ongehuwden.

Aangenomen mag worden, dat zij deze kwestie bij de behandeling van de wetsvoorstellen van de huurverhoging en belastingverlaging in de Tweede Kamer ook ter sprake zal brengen en op een verder gaande verlaging van de belasting voor ongehuwden zal aandringen. Of zij daarmede, gezien de beslist afwijzende houding van de regering, enig resultaat zal bereiken, dient echter ernstig betwijfeld te worden.

Etoch hoe het ook in het debat aangaande dit pleidooi en andere pleidooien zal verlopen, gunstig of ongunstig voor het ministerie, algemeen wordt wel verwacht, dat de regering voor hete vuren bij de behandeling van de wetsvoorstellen zal komen te staan. Of het vuur echter zó zal gaan branden, dat het het kabinet tot aftreden zal nopen, valt niet uit te maken. Dit zal voor een zeer groot deel er van afhangen of de twee partijen, waarop het kabinet steunt, de P.v.d.A. en de K.V.P., het tenslotte eens zijn geworden. Zeker is het wel, dat, indien de K.V.P. de samenwerking met de P.v.d.A., of de P..v.d.A. die met - de K.V.P. wil verbreken, hun daarvoor bij de behandeling van de onderhavige wetsvoorstellen een schone gelegenheid wordt geboden. Ook is het zeer wel mogelijk, dat het bij deze behandeling niet dan een storm in een glas water zal blijken geweest te zijn, zoals dat ook het geval geweest is bij het grote rumoer, dat deze partijen omtrent het mandement der bisschoppen verwekt hebben. Toen is er met de mond wederzijds zó gesproken, dat de spaanders er af vlogen en dat velen dachten, dat het met de samenwerking tussen de K.V.P. en de P.v.d.A. voorgoed afgelopen zou zijn.... maar met de daad is daarin niets veranderd, in zoverre, dat deze partijen, na elkander eens goed afgeborsteld te hebben, weder gezamenlijk zijn opgetiokken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1955

De Banier | 8 Pagina's

Uit het eigen land

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1955

De Banier | 8 Pagina's