Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het ontstaan van de Ministeriële  crisis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontstaan van de Ministeriële crisis

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Tweede Kamer bood op Dinsdag 17 Mei in haar middagvergadering een ongewone aanblik.

De publieke tribunes waren tot de laatste plaats bezet. Ook de perstribunes waren overvol; men kon daar zelfs nog journalisten zien staan. Zelfs de loges, bestemd als verblijfplaatsen voor regeringsambtenaren, diplomaten, oud-Kamerleden en Eerste Kamerleden, deelden in buitengewoon groot bezoek. Alle bezoekers waren met belangstelling vervuld aangaande het verdere verloop van de behandeling van de wetsvoorstellen der regering inzake de huurverhoging en de belastingverlaging. Ook onder hen bestond er een zekere spanning, daar het nog geenszins vast stond, of de door de Kamer te nemen beslissing al of niet tot het aftreden van het ministerie zou leiden.

Niet minder was onder de Kamerleden zelf een grote spanning waar te nemen. Ook zij wisten niet of het ministerie door het te nemen besluit van de Kamer zou heengaan. Wel stond bij hen de overtuiging vast, dat, hoe de stemming ook mocht uitvallen, deze niet met een grote meerderheid van stemmen voor of tegen de regering zou plaats vinden. Deze overtuiging had te meer zekerheid van bestaan, omdat de Kamerleden in buitengewoon groten getale waren opgekomen. Er waren toch niet minder — iets wat hoogst zelden voorkomt — dan 98 Kamerleden ter vergadering aanwezig, zodat slechts twee leden afwezig waren. En wel het R.K. KamerHd Dr. Mol, die een medisch congres in Mexico bijwoonde, en het communistische Kamerlid de Groot, die gedurig afwezig is. Dit maakte het gemakkelijk om een enigszins preciese berekening te maken. Doch volkomen zekerheid bood deze berekening ook nog niet. Men wist in de aanvang van de vergadering toch nog niet hoe de An'ti-Revolutionnaire Kamerfractie zoo stemmen. De leider dier fractie, Dr. Schouten, had Vrijdag tevoren de Ka- »ier dienaangaande in het onzekere gelaten, toen hij verklaarde, dat, als hij op dat moment moest stemmen, hij tegen het wetsvoorstel betreffende de huurverhoging zou stemmen, omdat de argumenten, welke de regering ter verdediging van dit wetsvoorstel tot dusverre had aangevoerd, hem niet overtuigd hadden, weshalve hij een nadere verklaring van de regering afwachtte.

Nu, deze nadere verklaring van de regering is in de zitting van de Tweede Kamer op Dinsdag 17 Mei gekomen. Zij heeft niet veel tijd in beslag genomen. De ministers v. d. Kieft en Witte en de staatssecretaris Dr. v. d. Berge, en het laatst de minister-president Dr. Drees, hebben daarbij kortelings het woord gevoerd. Het bleek uit de korte redevoeringen der regering, dat zij stokstijf op haar standpunt was blijven • staan. Wel heeft de staatssecretaris Dr. v. d. Berge een fiscale maatregel in het vooruitzicht gesteld. Deze maatregel zou inhouden — de regering had zich met deze maatregel accoord verklaard — dat het afschrijvingspercentage tot 30 procent verhoogd zou worden voor niet tot bedrijfsvermogen behorende woonhuizen, waarvan de huur niet verhoogd zou worden. Dat zou dan een tegemoetkoming zijn voor de huiseigenaars, die niet van de huurverhoging zouden profiteren. Behalve dat in deze toezegging van de regering iets tweeslachtigs en onbillijks gelegen was, doordat het afschrijvingspercentage voor de ene categorie wel en voor de andere categorie niet verhoogd zou worden, bracht deze toezegging hoegenaamd geen wijziging van enige betekenis in het wetsvoorstel betreffende de huurverhoging en hief zij de bestaande bezwaren tegen dat wetsvoorstel in het minste niet op. Geen enkel Kamerlid heeft daarom dan ook zijn houding tegenover het wetsvoorstel gewijzigd.

Nadat de regeringspersonen hun redevoeringen hadden uitgesproken, werd de vergadering, opdat de onderscheidene fracties zich nader zouden kunnen beraden, voor omstreeks drie kwartier geschorst.

Na heropening der vergadering kwam de fractieleider van de P.v.d.A., de heer Burger, blijkbaar om uit de benarde positie, waarin zijn partij en de regering zich bevonden, te geraken, met een motie voor de dag. Deze hield in het overleg over de huurverhoging te schorsen. De regering zou dan in vertrouwend beraad met een commissie uit de Tweede Kamer moeten treden, van welk overleg de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk de uitslag zou moeten vernemen. Inmiddels zou echter de behandeling van het wetsvoorstel tot belastingverlaging op normale wijze moeten worden voortgezet.

Bij monde van de minister-president Dr. Drees verklaarde de regering, dat de inhoud dezer motie voor haar onaanvaardbaar was. Deze beoogde toch de wetsvoorstellen inzake de huurverhoging en de belastingverlaging van elkander los te maken en gescheiden en afzonderlijk te doen behandelen. Daarvan had de regering nimmer iets willen weten. Daarmede had zij de Kamer in een zekere dwangpositie gebracht. Alle Kamerleden, geen enkele uitgezonderd, hadden zich met alle beslistheid tegen het wetsontwerp van de huurverhoging verklaard, en de overgrote meerderheid van hen vóór het wetsontwerp van de belastingverlaging. Desniettegenstaande betoonde de regering zich onverzettelijk. Zij wees de motie van de heer Burger af en deze bleef niets anders over dan haar in te trekken, hetgeen hij ook deed.

Daarop kwam het amendement van de liberale afgevaardigde de heer van Leeuwen in behandeling. Dit beoogde, zonder dat enige compensatie werd toegekend, de huren over de gehele linie met tien procent te verhogen. Dit amendement was voor de S.G.P.-Kamerleden onaan­ vaardbaar, dewijl dan de zogenaamde vergeten groep, die het nu al zo buitengewoon zwaar te verantwoorden heeft, daardoor in nog benarder levensomstandigheden zou komen, te geraken. Kleine renteniers, laag gepensionneerden, weduwen en zo vele anderen, die in soortgelijke omstandigheden verkeren, zou het leven, indien hun geen enkele compensatie werd verleend, nog al zo veel moeilijker gemaakt worden, indien de huur van hun woningen werd verhoogd. Het amendement van Leeuwen werd dan ook verworpen.

Vrij spoedig daarop volgde de stemming over het wetsontwerp, rakende de huurverhoging. Onderscheidene leden legden vooraf een korte verklaring af. Ds. Zandt namens de S.G.P.-Kamerfractie het eerst. Hij verklaarde daarin, dat er voor zijn fractie onoverkomelijke bezwaren, welke door de regeringsverklaringen niet waren weggenomen, tegen het onderhavige wetsontwerp bestonden, weshalve zijn fractie er haar stem niet aan kon geven. Dit is zeer wel te verstaan en te billijken. Het is toch immoreel vóór een wetsvoorstel te stemmen, waartegen men niet anders dan grote bezwaren heeft, en waartegen men in zijn gemoed geheel gekant ligt, ja, welke men op tal van punten geheel onrechtvaardig en onbillijk en allerminst in het belang van ons volk acht. De S.G.P.-fractie heeft dan ook niet kunnen handelen en stemmen zoals de fracties van de C.H.U. en de A.R.P. gehandeld en gestemd hebben. De leiders dezer fracties, de heren Tilanus en Schouten, verklaarden in korte verklaringen nog eens nadrukkelijk, dat zij tegen het wetsvoorstel inzake de huurverhoging waren en hun bezwaren daartegen handhaafden, maar nochtans voor het wetsontwerp zouden stemmen. Zij deden dit om het zittende kabinet te redden. Wij laten zulk een houding ter beoordeling aan onze lezers over. Doch wat ons betreft, ligt er stellig iets immoreels in vóór een wet te stemmen, waar men in zijn hart vierkant tegen is, waarvan ook de woordvoerders van de C.HX"". en de A.R.P. in het Voorlopig Verslag en in hun redevoeringen in de Tweede Kamer blijk gegeven hebben, als zij het wetsontwerp betreffende de huurverhoging veroordeelden, en verklaarden, dat zij er beslist tegen waren en er nochtans tenslotte vóór stemden.

De redenen, waarom dan de Kamerfracties van de C.H.U. en de A.R.P. vóór een wetsvoorstel gestemd hebben, waar zij tegen waren — behalve dan in elke fractie één lid — zijn daarin gelegen, dat zij het leven van het ministerie vsólden redden.

Ter zake van het ministerie staan de Kamerfracties van de C.H.U. en de A.R.P. lijnrecht tegenover die van de S.G.P. Van de ure van het optreden van het ministerie af hebben zij een geheel verschülend standpunt ingenomen. De fracties van de C.H.U. en de A.R.P. hebben zijn optreden toegejuicht, die van de S.G.P. heeft het van meet af aan bestreden. Zij heeft haar scherpe afkeuring er over uitgesproken, dat de Christelijk-Historischen en de Anti-Revolutioimairen zich in een kabinet met rood en Rooms verzwagerd hadden, en niet nagelaten het openlijk uit te spreken, dat dit een teken van steeds groter wordend verval en een steeds verder gaand en dieper afglijden van eens beleden beginselen en eens uitgesproken verklaringen van hun voormalige leiders was. Zij heeft dit verval en afglijden ook bij verschillende gelegenheden met overduidelijke feiten aangetoond. Deze tekenen van verval komen ook aan de dag in de kwesties, waarover de laatste debatten in de Tweede Kamer gelopen hebben, namelijk in die van de belastingen. Heel de belastingpolitiek van de ministeries van de naoorlogse jaren draagt onmiskenbaar een socialistisch karakter. Waarlijk, de socialistische ministers hebben niet voor spek en bonen in die kabinetten gezeten. Naar sociaHstische trant en inzicht zijn de belastingen opgevoerd tot een schier ondragehjke hoogte. Zowel op het leven en bestaan van particuHeren als op dat van de bedrijven is daardoor een loodzware druk gezet. Alles en allen gaan daar onder gebukt. En dit al ettelijke jaren lang. Doch daarover wensen wij thans, waar wij over het ontstaan van de ministeriële crisis schrijven, niet nader uit te weiden, doch in een ander artikel in dit nummer van „De Banier" daarop nader terugkomen; alleen willen wij vaststellen, dat de verhouding van de S.G.P.-Kamerfractie tegenover het ministerie-Drees een gans andere was dan die van de A.R.P. en de C.H.U. Voor de S.G.P.-Kamerfractie bestond er niet de minste reden om op te komen voor het behoud van genoemd ministerie, dat steeds verder dreef in de richting van een ongebreideld staatsabsolutisme en staatsdwang, getuige onder meer zijn maatregelen inzake het vee en zijn infame gedragswijze tegenover gewetensbezwaarde boeren en veehouders.

En wanneer men des ondanks nochtans allerlei bittere verwijten of scanduleuze verdachtmakingen tegen de S.G.P.-Kamerleden, zoals onder meer geschreven is, dat de S.G.P.-Kamerleden met de communisten meegestemd hebben, inbrengt, laat men van de zijde van de A.R.P. en de C.H.U. zich dan maar eerst met vervWjten en verdachtmakingen richten tot de leden der eigen fracties, tot de heren professor Gerbrandy en Mr. Schmal, want dezen hebben zich ook door de regering het mes niet op de keel laten zetten en zijn ook niet onder het dwangjuk van de regering doorgegaan. Zij hebben eveneens onder meer met de communisten tegen het wetsvoorstel van de huurverhoging gestemd. Hadden deze twee heren in de Kamer vóór gestemd, dan was het kabinet Dr. Drees niet gevallen; hetgeen ook gezegd kan worden van de twee leden van de K.N.P. (de partij van Welter), en eveneens van die van de S.G.P., ja, hadden zeHs maar de laatste twee Kamerleden, die van de S.G.P., vóór gestemd, dan hadden ook deze stemmen het voortbestaan van het kabinet Drees gered.

Voor de zoveelste maal is hier dan ook weer eens door de feiten gelogenstraft die lasterpraat en geheel onware voorstelling, ook al van de zijde van de C.H.U. en de A.R.P. zo vaak rondgestrooid, dat die kleine partij van de S.G.P. in de Kamer toch niets uit kan richten en doen. Hier dan is het bewijs geleverd, dat die kleine partij in de Kamer in staat geweest is niets meer of minder te doen dan een kabinet te laten vallen of te laten voortbestaan. En dit is toch voorwaar geen geringe zaak. En toch is het zo en niet anders, gelijk de feiten dit wel heel duidelijk uitgewezen hebben. Het kwam toch bij de stemming over het voortbestaan van het kabinet Drees op twee stemmen aan, het stemmenaantal, waarover de S.G.P. in de Kamer beschikt. En zo is het niet alleen in dit geval geweest, maar ook al in andere gevallen. Daarom bestaat er ook alle reden voor de kiezers om zich in de toekomst niet van de wijs te laten brengen en hun stem op de candidaten der S.G.P. uit te brengen, want het lasterpraatje: „Die kleine partij van de S.G.P. kan in de Kamer niets uitrichten en doen", wordt door de feiten keer op keer gelogenstraft. En voorwaar, de S.G.P. kan in deze kwestie, waarbij het kabinet gevallen is, niet alleen aansprakelijk gesteld worden, waarvoor in de eerste plaats de socialistische Kamerleden aansprakelijk gesteld moeten worden, waar zij met hun stemmen een kabinet ten val brachten, waarin vijf ministers en nog een aantal staatssecretarissen van hun partij zitting hadden, en voorts ook de heren professor Gerbrandy en Mr. Schmal, die in. strijd met de verklaringen van him fractieleiders stemden. De S.G.P. stemde tegen het wetsvoorstel betreffende de huurverhoging, omdat zij dit vol van onrechtvaardigheden en onbillijkheden vond.

Nadat nog onderscheidene Kamerleden, onder wie de heren Gerbrandy en Schmal, korte verklaringen hadden afgelegd, werd er te omstreeks half zes uur in de Tweede Kamer tot stemming overgegaan. De uitslag van die stemming was, dat 48 stemmen vóór en 50 tegen waren, uitgebracht, zodat het wetsvoorstel niet aangenomen was.

Direct daarna vroeg minister-president Dr. Drees het woord, waarbij hij aan de voorzitter verzocht de beraadslagingen te schorsen. De voorzitter voldeed aan dat verzoek, verklarende, dat de zittingen der Kamer voor onbepaalde tijd uitgesteld werden.

Dezelfde avond nog hebben de ministers Drees en Beel, president en vice-ministerpresident van het kabinet, zich naar het KoninkHjk paleis te Soestdijk begeven, om aan Hare Majesteit de Koningin het ontslag van het ministerie aan te bieden. Zo is dan de ministeriële crisis ontstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1955

De Banier | 8 Pagina's

Het ontstaan van de Ministeriële  crisis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 mei 1955

De Banier | 8 Pagina's