Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Die kleine partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Die kleine partij

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met bovenstaande woorden wordt dan de S.G.P. bedoeld. En daaraan wordt dan nog gedurig toegevoegd, dat zij in de Tweede Kamer toch niets kan uitrichten.

Dat is dan een dooddoener, waarmede nog heel wat mensen zich van haar af maken.

Er zijn — zoals mij van verschillende zijden verzekerd is en nog wordt — nog een betrekkehjk groot aantal personen, die zeggen, dat zij het met de beginselen der S.G.P. geheel eens zijn, maar die nochtans hun stem niet op haar candidaten uitbrengen. Als motief voor haar gedragswijze voeren zij dan gemeenlijk aan, dat de S.G.P. in het parlement toch niets kan uitrichten.

De geschiedenis heeft het onware van zulk een bewering reeds op heel overtuigende wijze aangetoond. Het was toch in het jaar 1925, toen de S.G.P. ook maar door twee leden in de Kamer vertegenwoordigd was, dat zij zeer veel heeft uitgerich, t. Door een door déze twee Kamerleden ingediend amendement, dat door de Kamer met meerderheid van stemmen werd aangenomen, sprong de rechtse coalitie. Voorwaar, geen geringe, hoogst onbeduidende zaak. Neen, het was zo iets groots, dat daardoor een hele omwenteling in het politieke leven van ons volk plaats vond. De gevolgen er van zijn niet in enkele jaren waarneembaar geweest, maar doen zich nog tot op de dag van heden gevoelen, want sinds 1925 is de rechtse coalitie nimmer meer in een hecht verband als tevoren opgetreden. De breuk, welke er toen gesla. gen is, is in de loop van zo vele jaren nimmer geheeld kunnen worden.

Hoe kan men nu, waar de S.G.P. in de Tweede Kamer onder Gods bestuur zulk een geweldige omkeer in het staatkundig leven van ons volk heeft uitgericht, met dit feit voor ogen staande houden, dat de S.G.P. in de Tweede Kamer toch niets kan uitrichten.

Nu wordt er wel verschillend geoordeeld over hetgeen de S.G.P. in de Tweede Kamer in 1925 heeft uitgericht — de één keurt het af, de ander keurt het goed — doch daar loopt het in dit geding niet over. Het gaat in dit geding over de uitdnikking: „De S.G.P. kan in de Tweede Kamer toch niets uitrichten", een dooddoener, v^'aarmede men zich dan van de S.G.P. afmaakt. Deze bewering wordt door hetgeen er in 1925 vanwege de S.G.P. geschied is, toch wel ontegenzeggelijk gelogenstraft; het is een feit, dat zelfs een kwaad sprekende tong niet ontkennen kan. >

En vi'aarom, als dit feit nu onwedersprekelijk vast staat, kan de Heere, als Hem dat behaagt, door de S.G.P. geen grote dingen doen? Hij is toch de Almachtige, Die door kleine middelen grote dingen tot stand kan brengen en ook gemeenlijk tot stand brengt.

Hierbij is het wel zeer opmerkelijk, dat de woordvoerders van de A.R.P. en de C.H.U. vooral in de dagen voor de Kamerverkiezingen — blijkbaar met het doel om de kiezers er van af te houden om hun stem op de candidaten der S.G.P. uit te brengen — wel over de S.G.P. als die kleine partij, maar nooit over hun eigen partijen als die kleine partijen spreken.

En toch, als men als een levolutionnair geheel bij de tel leeft, dan ook zijn de A.R.P. en de C.H.U., lettend op het getal van honderd leden, waaruit de Kamer bestaat, maar kleine partijen en kan ook met recht over hen gesproken worden als die kleine partijen. Wat hebben 9 of 13 leden die deze partijen tellen, op zichzelf staande tegen de zo vele andere Kamerleden in de melk te brokkelen? Wat kunnen dezen, als men hen even materialistisch revolutionnair beschouwt als men dat de S.G.P. maar al te vaak doet, alleen optredende, toch in de Tweede Kamer uitrichten? Al evenmin iets als de S.G.P. Doch daarop slaat men gewoonlijk geen acht. Terwijl het toch een onloochenbaar feit is, dat negen of dertien, zelfs tien of veertien Kamerleden maar een kleine minderheid in vergelijking met de andere Kamerleden vormen, en als men alles naar het getal honderd geschat en berekend wil hebben, ook maar kleine partijen zijn. Dit mogen degenen wel eens terdege bedenken, die zeggen, dat zij het met de beginselen der S.G.P. eens zijn, maar die, lettend op het kleine getal der S.G.P.-Kamerleden, hun stem op haar candidaten niet uitbrengen. Hierbij komt nog, dat men bewust of onbewust al totaal in materialistische levensbeschouwing opgaat als men zich zo geheel naar het getal richt.

Mr. Groen van Prinsterer verklaarde destijds, dat hij op staatkundig terrein geen staatsman, maar een Evangeliedienaar wenste te zijn. En dat is zeker een belangrijke zaak, ja wel de allerbelangrijkste, ook in het parlement, als men daarin opkomt voor Gods Woord en wet. Ds. van Lodensteijn beklaagde zich er over, dat de stem der waarheid ook al in zijn dagen maar al te weinig in de openbare vergaderingen van staat, provincie en gemeente gehoord werd, en achtte het van het grootste belang, dat zij daarin wel gehoord werd. En dit zeer terecht. Nu, het zij zonder enige zelfverheffing gezegd, maar het kan toch niet ontkend worden, dat de S.G.P.-afgevaardigden er toe verwaardigd zijn geworden in het parlement deze stem te laten horen. Zelfs hun tegenstanders hebben dit meermalen erkend, als zij hun stem die van de Dordtse Synode noemden. In het verleden en ook in het heden hebben de S.G.P.-Kamerleden deze stem in de Tweede Kamer laten horen. Dit is toch geen luttele zaak. Men deed wel als men daarop eens wat meer ging letten en zich niet van de wijs liet brengen door het geroep over de S.G.P. als die kleine partij, welke toch in het parlement niets uit kan richten.

Mr. Groen van Prinsterer heeft zo zeer naar waarheid gezegd, dat het ook vooral in dagen van verval er op aan komt om de beginselen zuiver te bewaren. En het grote verval onder ons volk kan toch niet ontkend worden. Dit heeft zelfs schrikbarende, hoogst verontrustende vormen aangenomen. En dit op allerlei gebied; zowel op dat van de religie als op dat van de zeden. Met het volste recht kan er dan ook over ons land als het arme Nederland gesproken worden. Het keert toch hoe langer hoe driester de God zijner vaderen de rug toe. Het spreekt het openlijk met Farao uit: Wie is de Heere, dat wi] Hem zouden vrezen? Er wordt nog wel veel eigenwühge godsdienst in on.' land gevonden. Doch deze is een godsdienst zonder God en een Christendom zonder Christus. Zo keert ons volk in groten getale tot het heidendom terug. De tekenen daarvan vertonen zich allerwege al zeer duidelijk. Het komt zelfs heel zichtbaar aan de dag, dat de grote massa van onze landgenoten geheel opgaat in stofvergoding. Haar verlangens richten zich op het stof en de stoffelijke genoegens. Als weleer de heidenen dit deden, zo vraagt een zeer groot deel van ons volk enkel naar brood en spelen. En deze zo verderfelijke zucht wordt nog niet weinig gesterkt en mede gekweekt door de maatregelen en wetgeving van regering en volksvertegenwoordiging. Men denke maar aan de rijke subsidies voor sport en spel, voor toneel en opera, voor het dansen en de danskunst. Men lette er op hoe de huidige Zondagswet de sport en de sportwedstrijden op des Heeren dag beschermt, hoe het bij de nieuwe Zondagswet wettelijk gesanctionneerd is, dat deze op die dag bedreven en gehouden worden, zó beschermd en gesanetioimeerd, dat geen enkele gemeenteraad in heel ons koninkrijk ze in zijn gemeente verbieden kan. En om van het vele, dat hier nog aan toegevoegd zou kunnen worden, nog maar één ding te noemen, wijzen wij op de onlangs door de Tweede Kamer aangenomen wet, rakende de lijkverbranding. De in grond en wezen zo heidense praktijk der lijkverbranding is daarin wettelijk gesanctionneerd. En dit is geschied, zoals dat in andere principiële zaken, welke Gods wet betreffen, zo vaak het geval is, terwijl het alleen de S.G.P. geweest is, welke zich daar tegen verklaard heeft. Heeft dit niets te betekenen? Is het getuigen en opkomen voor de waarheid in de Tweede Kamer van geen belang? Als men daartoe verwaardigd wordt, is het alleen reeds daarom van het hoogste belang, omdat dan voldaan wordt aan Gods eis, welke inhoudt, dat men allerwege van Zijn waarheid getuigen zal. Indien dit dan van het allerhoogste belang is — en dit is het gewis — waarom steunt men dan ook met zijn stem in de dagen der verkiezingen de S.G.P. niet? Men late het oor toch niet lenen aan het geroep: Die kleine partij van de S.G.P. kan toch niets uitrichten in de Tweede Kamer; vooral niet als men zegt het met haar beginselen geheel eens te zijn.

Voorwaar, van een samengaan, noch met Rome, noch met de Partij van de Arbeid, is het heil voor ons volk niet te verwachten. Men kan toch met eigen ogen zien, hoe bij dat samengaan er een wetgeving .tot stand komt en maatregelen genomen worden, welke ons volk hoe langer hoe verder op het pad van het heidendom voeren. Wie kan het nu voor God verantwoorden, daaraan met zijn stem mede te werken en dit zo te steunen? Gewis, het is niet anders dan verloren praat, dan een vals getuigenis, als men zegt: Die kleine partij van de S.G.P. kan in de Tweede Kamer niets uitrichten. Dit is kort geleden in de Tweede Kamer nog wel heel anders gebleken, toen het er met twee stemmen op aan kwam of het kabinet-Drees zou blijven of heengaan. En dit is waarlijk niet de enige keer.

dat de beslissing, of een wet aangenomen of verworpen zou worden, van twee stemmen afhing. Twee stemmen vóór of tegen kuimen meermalen de evenaar doen omslaan. Dit hetben wij voor enige tijd terug nog eens kunnen waarnemen, toen het kabinet-Drees met een meerderheid van slechts twee luttele stemmen viel. Men zal er goed aan doen dit onwedersprekelijk feit eens terdege in zijn geheugen te prenten, en een ieder, die de leuter-en lasterpraat verkoopt, dat die kleine partij van de S.G.P. in de Tweede Kamer toch niets kan uitrichten, daar eens aan te herinneren. Want het is in der waarheid niet dan leuter-en lasterpraat, uitgestrooid om de kiezers er van te weerhouden om toch vooral niet op de candidatenlijsten van de S.G.P. te stemmen. De feiten wijzen toch keer op keer uit, dat de S.G.P. in de Tweede Kamer wel wat, zelfs veel gedaan heeft en ook heden nog doet. Of is dit niet iets groots, indien twee Kamerleden verwaardigd worden om geheel alleen tegen de algemene stroom in — wat waarhjk geen kleinigheid is, want daartoe is moed en kracht van node — voor de waarheid op te komen en daai-van te getuigen?

Een ieder, die de Geest der gebeden en der genade ontvangen heeft, moge hun daartoe in zijn gebeden aan de troon der genade gedenken. Hij vrage de Heere, dat de Kamerleden der S.G.P. in ootmoed en nederigheid, in getrouwheid en onafhankelijkheid - al komt er nog zo veel tegen op, en daar komt zeer veel tegen op - getuigen voor Gods onfeilbare waarheid mogen zijn; iets, wat een verdwaasd volk wel onnodig, zelfs van nul en generlei waarde moge schatten, nochtans is het groot en een bijzondere weldaad van de genade des Heeren als het mag geschieden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 augustus 1955

De Banier | 8 Pagina's

Die kleine partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 augustus 1955

De Banier | 8 Pagina's